1999 - 2003

Vragen voor Minister van Financiën, Didier Reynders

15 February 2001

Vraag om uitleg over het herziene dubbelbelastingverdrag België-Nederland en de gemeenten

Vraag

De heer Ludwig Caluwé (CVP). Zoals ik in het verleden geregeld deed met uw voorgangers, de ministers Maystadt en Viseur, heb ik U op 16 december 1999 ondervraagd over de herziening van het dubbelbelastingverdrag België-Nederland.

Ik heb U toen ook gewezen op de drastische gevolgen die de herziening van dit dubbelbelastingverdrag voor de grensgemeenten kan hebben. Vandaag reeds ondervinden een aantal grensgemeenten een belangrijk verlies aan fiscale capaciteit ten gevolge van de uitzondering in de regeling van de grensarbeiders in het huidige dubbelbelastingverdrag, waardoor Nederlanders die na 1970 naar België verhuisden, maar nog steeds in Nederland werken, in Nederland belast blijven. Volgens een studie van de administratie der directe belastingen betekende dit in 1992 voor de personenbelasting voor Baarle-Hertog een verlies van 17,18%, voor Hoogstraten 12,6%, voor Ravels 9,67%, voor Lanaken 8,19%, voor Essen 7,92%, voor Hamont-Achel 6,22% en voor Voeren 5,23%. In de voorbije negen jaar zijn deze percentages ongetwijfeld alleen maar toegenomen. Sinds de wijziging van de Nederlandse wetgeving met betrekking tot de hypothecaire aftrek merken we in de grensstreek opnieuw een aanzienlijke toename van Nederlanders die liever in België wonen. Er mag worden aangenomen dat die maatregel en het feit dat nu ook de Belgen die in Nederland werken op dezelfde wijze zullen worden belast, wat niet meer dan billijk is, de verliescijfers voor de gemeenten wel eens kunnen verdubbelen of nog erger.

Ik heb bij de vorige ministers dan ook steeds aangedrongen op een compensatie voor deze gemeenten. In december 1999 wees ik erop dat deze compensatie uit Nederland zou kunnen komen. Een deel van de belastingen die Nederlanders in Nederland betalen, na de herziening van het verdrag ook de Belgen die in België wonen maar in Nederland werken, wordt immers gestort in het Nederlandse Algemeen Rijksfonds dat over de gemeenten wordt verdeeld naar rato van het aantal inwoners. Een aantal belastingplichtigen betaalt dus belastingen aan Nederlandse gemeenten zonder dat ze in een van die gemeenten wonen.

Met vreugde vernam ik dat de minister deze vraag recentelijk in een interview met het NRC Handelsblad overnam. Toen ik in het antwoord van de Nederlandse staatssecretaris las dat een dergelijke compensatie reeds in het dubbelbelastingverdrag is ingeschreven, begreep ik niet meer waarom hij deze vraag heeft gesteld. Dit toont wel aan dat de onderhandelaars in de voorbije jaren hebben geluisterd naar de waarschuwingen die de grensgemeenten hen hieromtrent hebben gegeven. Ik vraag de minister met aandrang om eindelijk duidelijkheid te scheppen over wat er precies in het herziene dubbelbelastingverdrag is ingeschreven. De grensgemeenten maken momenteel hun meerjarenplannen op en een beetje meer financiële ruimte in 2003-2004 is zeker welkom. De beslissing van daarnet over de afschaffing van de 3% federale inhouding op de personenbelasting die voor de gemeenten bestemd is, betekent reeds een belangrijke meeropbrengst, hoewel ze relatief klein is vergeleken met wat de inwoners uit de grensgemeenten die in Nederland werken zouden kunnen bijdragen. Het al dan niet krijgen van een dergelijke compensatie, scheelt immers een aardige slok op de borrel.

Ik heb inmiddels al wel vernomen dat er voor de Belgische grensarbeiders een compensatie is. De vraag is wat houdt ze juist in? Wat kan worden verstaan onder "Belgische grensarbeiders"? Zijn dat alleen de arbeiders met een Belgische nationaliteit? In dat geval verandert er niets. Of, zijn dat de Belgische en Nederlandse grensarbeiders die in België wonen? Is er een onderscheid naar nationaliteit of niet? Gaat het over om het even wie die in België woont en in Nederland werkt?

Moet het begrip grensarbeider ruim of beperkt worden geïnterpreteerd? Moeten we ons beperken tot de klassieke definitie van de grensarbeider, namelijk degenen die werken beneden de Moerdijk, onder de rivieren, of kunnen we dit uitbreiden tot degenen die ten noorden van de rivieren werken? Dat is een belangrijk onderscheid, want in het huidige stelsels is het zo dat de personen, zelfs indien ze hoofdzakelijk ten zuiden van de rivieren werken, gemakkelijk ten noorden van de rivieren kunnen zijn ingeschreven. Dat is een gemakkelijke manier om de fiscale regels te omzeilen.

Gaat het om een precies bedrag, om een vast percentage of om een percentage dat door de gemeenten wordt bepaald?

Het verheugt mij dat de minister in een interview in het NRC Handelsblad heeft erkend dat het dubbelbelastingverdrag problemen zal opleveren voor de grensgemeenten. Hij dringt aan op een compensatie vanuit Nederland. Ik hoop dat de Nederlandse regering op zijn verzoek zal ingaan. Als dit niet het geval is, moet de Belgische federale overheid de grensgemeenten compenseren voor het verlies dat zij ten gevolge van het verdrag lijden. Ik ben er zeker van dat de minister dit niet meer dan billijk vindt.

Antwoord

De heer Didier Reynders, minister van Financiën. - De toestand ten opzichte van 1999 is ongewijzigd, ik kan in mijn antwoord dus geen meer precieze gegevens verstrekken.

Ik bevestig dat de Belgische regering geen federale compensaties voor de grensgemeenten overweegt. Ik hoop dat wij via onderhandelingen met onze Nederlandse collega's een akkoord over deze aangelegenheid zullen bereiken.

Zoals ik op 16 december 1999 heb verklaard, zijn de besprekingen bijna afgerond. België en Nederland hebben op 10 november 1999 een protocol geparafeerd. Na afloop van de besprekingen heb ik de voorzitters van Kamer en Senaat ter informatie een brief bezorgd waarin het toekomstig statuut van de grensarbeiders zoals bepaald in de nieuwe overeenkomst ter voorkoming van dubbele belasting, wordt toegelicht. Het nieuwe verdrag omvat, in tegenstelling tot het bestaande verdrag van 19 oktober 1970, geen specifieke grensarbeidersregeling meer volgens dewelke het recht van belastingheffing op het arbeidsinkomen van grensarbeiders in principe aan de woonplaatsstaat wordt toegewezen. In het nieuwe verdrag wordt het recht van belastingheffing van dat arbeidsinkomen, overeenkomstig de in het modelverdrag van de OESO opgenomen oplossing, principieel aan de werkstaat toegekend.

De informatiebrief vermeldt tevens dat er maatregelen worden genomen om het recht van heffing inzake opcentiemen in België ten laste van grensarbeiders te behouden. Ten einde de nadelige effecten van de vervanging van het woonplaatsstaatprincipe door het werkstaatprincipe voor de Belgische gemeenten te compenseren, hebben de belastingdelegaties van beide landen in het nieuwe verdrag een bepaling opgenomen die luidt dat het recht van heffing van aanvullende opcentiemen op de personenbelasting van het volgens de nieuwe overeenkomst in Nederland belastbaar arbeidsinkomen voor de betrokken gemeenten veilig wordt gesteld.

Dientengevolge zal er voor deze problematiek geen enkel inkomensverlies zijn voor de Belgische gemeenten. Tot nu toe gaat het echter enkel over een geparafeerd protocol. Er wordt nog over een aantal technische aanpassingen onderhandeld. Ik kan daarover nu geen nadere informatie verstrekken. Het is immers een internationaal gebruik dat de deelnemers aan de besprekingen de inhoud van een verdrag geheim houden tot bij de ondertekening ervan en in België tot de ondertekende tekst in het parlement is ingediend. Dit ontwerp van verdrag is nog niet ondertekend door de gevolmachtigden en moet nog het voorwerp uitmaken van enkele kleinere redactionele verbeteringen. Ik zal vanzelfsprekend meer details verstrekken eens de tekst is ondertekend en is ingediend in het parlement.

Ik hoop dat er geen verlies voor de gemeenten zal voortvloeien uit het nieuwe verdrag en ik hoop tevens dat we kunnen verdergaan inzake de fiscale harmonisatie en dit niet enkel in de Europese context. Ik krijg elke week vragen over deze evolutie in Kamer en Senaat. Er blijven echter problemen ingevolge de fiscale concurrentie. Zo bestaat er ook een fiscale concurrentie tussen België en Nederland. Misschien is het mogelijk om naar een meer correcte toestand te evolueren met een vermindering van de belasting in België, met name op die op arbeid. Zonder een fiscale harmonisatie op Europees vlak kunnen we niets anders doen dan een specifieke maatregel in België aangaande een belastingvermindering te nemen. Ik weet dat het verdrag een onderhandelingstijd van twee of drie jaar vergt. Wellicht duurt het wat te lang voor de betrokken gemeenten, maar we moeten de procedure afwachten.

Repliek

De heer Ludwig Caluwé (CVP). - Het antwoord stelt me enigszins gerust. Toch blijft mijn vraag waarom de minister het nodig vond dit aan te kaarten in het NRC. Er is volgens de tekst blijkbaar een compensatie voorzien. Ik heb ook begrepen dat het gaat over grensarbeiders, onafgezien van de nationaliteit die ze hebben. Of moet ik toch een beperkte interpretatie hanteren?

De heer Didier Reynders, minister van Financiën. - Ik kan geen verdere toelichting geven. Ik blijf bij het gezamenlijke commentaar van mezelf en mijn Nederlandse collega.

De heer Ludwig Caluwé (CVP). - In het verdrag staat het begrip grensarbeider als dusdanig niet meer, ten minste niet meer volgens onderscheid naar de plek waar men werkt. Mijn conclusie is dus dat, om het even waar men in Nederland werkt, het verdrag van toepassing is.

Misschien zou het nuttig zijn om mensen die beslagen zijn in gemeentelijke fiscaliteit te betrekken bij de uitwerking van de technische maatregelen. Opcentiemen heffen op belastingen die niet in België worden geheven, maar in Nederland, vraagt een technische aanpassing. Kan de minister daarvoor een initiatief nemen?

Als de compensatie onvoldoende oplevert voor de grensgemeenten, wil ik erop wijzen dat de Belgische overheid een aantal inkomsten uit dat dubbel belastingverdrag haalt, waarvan men zich kan afvragen of die daar wel recht op heeft. Op belastingen die worden betaald door mensen die in Nederland wonen maar in België werken, wordt een extra 6% aanvullende belastingen geheven als element van gemeentebelasting. Maar die mensen wonen in geen Belgische, maar in een Nederlandse gemeente. Het is niet rechtvaardig dat dat in de federale kas wordt gestort. Het is logisch dat, wanneer er geen compensatie komt, ten minste dit bedrag aan de grensgemeenten zou worden overgedragen.