1999 - 2003

22 February 2002

Tussenkomst van Senator Ludwig Caluwé tijdens de bespreking van het wetsontwerp ter invoering van een eenmalige bijdrage ten laste van de petroleumsector in de Senaat

Algemene bespreking

De voorzitter. - De heer Maertens, rapporteur, verwijst naar zijn schriftelijk verslag.

De heer Ludwig Caluwé (CD&V). - Ik zal niet alle argumenten tegen dit verschrikkelijk wetsontwerp herhalen. Het ontwerp legt een belasting van één miljard frank op aan de Belgische vestigingen van de petroleumsector, die, in tegenstelling tot de memorie van toelichting en de verantwoording van de minister, niet één frank extra aan de crisis hebben verdiend. De belasting bedraagt ongeveer 33% van de winst van één jaar. Dat is desastreus voor het investeringsklimaat in ons land. De multinationals wegen af waar ze investeringen doen. Een dochteronderneming is ook vaak een concurrent van andere dochterondernemingen in de buurlanden.
De petroleumprijzen stegen in 2000 overal. Hier en daar, ook in ons land, werden terecht maatregelen genomen, zodat de minstbedeelden geen slachtoffer van de prijsstijgingen werden. Dit ontwerp legt de lasten echter - onterecht - bij de petroleumsector, terwijl de Belgische regering zelf het meest heeft verdiend aan de stijging van de petroleumprijzen. Zo werd voor zes miljard aan BTW-inkomsten binnengehaald.
Ik heb al deze argumenten reeds ontwikkeld tijdens de eigenlijke algemene bespreking. Nu gaat het enkel over het "ultieme" amendement dat in openbare vergadering is goedgekeurd. We hadden het al in de commissie kunnen goedkeuren. De wetgevende diensten hadden immers reeds op deze problemen gewezen. Nu moet het ontwerp terug naar de Kamer, de echte politieke assemblee.

De minister zegde dat de belasting op de petroleumsector een politieke keuze is. De Kamer, die politieke bevoegdheid heeft, kan dan oordelen of het nog opportuun is deze maatregel in het gewijzigde sociaal-economisch klimaat alsnog door te voeren. Nu er niet langer een hoogconjunctuur heerst, nu alle bedrijven onder druk staan en de Belgische dochterondernemingen het moeilijk hebben om te concurreren met hun buitenlandse zusters om investeringen binnen te halen, moet de Belgische regering deze bijdrage niet opleggen aan de petroleumsector, maar zelf deze maatregel financieren.