1999 - 2003

28 November 2002

Tussenkomst van Senator Ludwig Caluwé bij het debat omtrent de goedkeuring van het nieuwe dubbelbelastingverdrag tussen België en Nederland in de Senaat

Ik sta erop enkele opmerkingen te formuleren omdat we in het lijvige verslag niet alle elementen van de bespreking in de commissie terugvinden. De rapporteur kon, om technische redenen, het begin van de vergadering niet bijwonen. Ik vind het echter belangrijk dat ook die elementen op papier worden gezet.

De CD&V verheugt zich over dit verdrag tot het vermijden van dubbele belasting omdat het voor de meeste Belgische grensarbeiders in Nederland belangrijke verbeteringen inhoudt en het mogelijkheden biedt voor het rechtzetten van een reeds lang bestaande onrechtvaardigheid ten opzichte van de grensgemeenten.Het verdrag is zeker niet ideaal. Het is goed dat de sociale zekerheid en de fiscaliteit worden samengebracht, ook al kan er een theoretische discussie worden gevoerd over de vraag of men daarvoor niet beter de woonplaats had genomen in plaats van de werkplaats, maar daarmee zouden we afwijken van het modelverdrag van de OESO.

We wensen ook nog enkele vragen te stellen. Tijdens de commissievergadering werd het duidelijk waarom we dit verdrag zo laat en in een ijltempo moeten behandelen en goedkeuren. De twee betrokken regeringen hadden een overeenkomst bereikt op 5 juni 2001 in Luxemburg. We zijn nu eind november 2002 en het verdrag is pas onlangs door de Belgische regering bij het parlement ingediend. In Nederland daarentegen was het al veel langer bij het parlement aanhangig, niettegenstaande de parlementsverkiezingen die er hebben plaatsgehad.Het verdrag is pas op 18 september 2002 naar de Raad van State gestuurd terwijl men goed wist dat het vóór 15 december 2002 moest worden goedgekeurd om het op de vooropgestelde datum in werking te kunnen laten treden en dat er belangrijke sociale gevolgen uit voortvloeien voor het grootste deel van de grensarbeiders. Er wordt voor hen een oude onrechtvaardigheid weggewerkt ten bedrage van duizend tot tweeduizend euro per persoon per jaar. Indien de streefdatum niet wordt gehaald, wordt alles met één jaar uitgesteld. Daarom betreur ik het dat de regering zolang getreuzeld heeft. Haar vertegenwoordiger heeft in de commissie de concrete timing voor de behandeling van het verdrag medegedeeld, maar dat is niet opgenomen in het schriftelijk verslag. Daarom had ik van de minister graag vernomen in welke fase van de procedure er vertraging is opgetreden.

Het verheugt ons dat er eindelijk een einde komt aan de onrechtvaardigheid die erin bestaat dat sommige inwoners van grensgemeenten moeten bijdragen in de financiering van de dienstverlening van hun gemeente terwijl anderen dat niet moeten doen omdat ze onder de toepassing van een ander fiscaal stelsel vallen. Wij hebben vroeger reeds tal van initiatieven genomen om die onrechtvaardigheid weg te werken, maar onze wetsvoorstellen ter zake botsten op een negatief advies van de Raad van State.

Naar aanleiding van het tot stand komen van het verdrag heeft een Belgische commissie de gevolgen voor de grensarbeiders onderzocht. De regering heeft inmiddels gevolg gegeven aan sommige aanbevelingen van die commissie. Enkele vragen bleven tot nu toe evenwel onbeantwoord.

Komt er vooralsnog een compensatie voor de grensarbeiders die ingevolge de inwerkingtreding van het verdrag zullen worden benadeeld? Het gaat weliswaar over een kleine groep van grensarbeiders, namelijk de éénverdieners met een grote kinderlast. Hoewel de budgettaire gevolgen voor de regeling vrijwel te verwaarlozen zijn, zijn de gevolgen voor de betrokken groep aanzienlijk. Hoever staat het met de uitvoering van de aanbeveling van de commissie terzake?

Welk gevolg werd er inmiddels gegeven aan de aanbeveling van de commissie grensarbeiders om alle fiscale dossiers door een of twee kantoren te laten behandelen? De aanbeveling heeft tot doel de behandeling van de dossiers te vereenvoudigen. Het verdrag treedt op 1 januari 2003 in werking. De toepassing van de Nederlandse belastingwetgeving is op dit ogenblik onduidelijk. Moet de belastingplichtige vóór de aanvang van het belastingjaar melden welke woningen onder de specifieke Nederlandse hypothecaire regeling vallen? Als men zich voor dergelijke aangelegenheden tot een kantoor kon richten, zouden er heel wat minder problemen zijn.

Op mijn vraag in de commissie naar de budgettaire gevolgen van het verdrag antwoordde de vertegenwoordiger van de minister dat daaromtrent geen raming was gemaakt. Het Kamerverslag over het ontwerp tot regeling van de aanvullende personenbelasting voor de belastingplichtigen die onder de Nederlandse belastingwetgeving vallen, maakt evenwel gewag van een derving van 5 miljoen euro. Kan de minister hierover enige toelichting verstrekken?