1999 - 2003

Vragen voor Minister van Mobiliteit en Vervoer, Isabelle Durant

22 December 1999

Schriftelijke Vraag over de kostprijs van het grensoverschrijdend sporen

Vraag

Voor de gebruiker van grensoverschrijdende trajecten lijkt het enorme kostprijsverschil tussen nationale ritten op een korte afstand, bijvoorbeeld een rit Essen-Kalmthout (9 kilometer, 55 frank), en grensoverschrijdende ritten op een zelfde afstand, bijvoorbeeld Essen-Roosendaal (9 kilometer, 170 frank) onduidelijk.

Vandaar onze vragen aan de geachte minister:
1. Hoe zien de kostprijsbestanddelen van de vergoeding die gevraagd wordt voor de grensovergang eruit ?
2. Kan de kostprijs van de grensovergang door het invoeren van de euro niet dalen ?

Antwoord

In het binnenlandse treinverkeer wordt de prijs van een biljet bepaald door de som van een minimaal vast opstaprecht vermeerderd met een kilometerprijs. Indien van toepassing worden er kortingen toegepast op het variabele gedeelte (niet op het vast opstaprecht).

Voor het traditionele internationale vervoer, dat wil zeggen de klassieke internationale verbindingen, geldt een systeem waarbij de som gemaakt wordt van de diverse prijzen die door de spoorwegnetten aangerekend worden voor het gedeelte van het traject dat zij verzorgen.

Wat de NMBS betreft, wordt het Belgisch gedeelte van een internationaal traject getarifeerd volgens gelijkaardige principes als het binnenlands verkeer, namelijk een vast opstaprecht, vermeerderd met een kilometerprijs. Dit vast recht is wel verschillend van dat toegepast in het binnenlands verkeer, wat normaal geen wezenlijke invloed heeft op de prijsvorming, vermits internationale trajecten in principe langeafstandtrajecten zijn. Voor zeer kleine afstanden is deze logica echter nadelig.

In andere landen is het mogelijk dat er andere tariferingsprincipes gelden. De NMBS heeft hier geen invloed op. Niettemin is de tarifering in het buitenland ook veelal gebaseerd op een minimumprijs en een kilometervergoeding. De samengestelde prijs voor een internationaal traject omvat dus veelal meerdere vaste vergoedingen voor de diverse participerende spoorwegnetten. Dit maakt de prijs voor de vermelde zeer korte trajecten inderdaad relatief gezien veel duurder.

Afhankelijk van de commerciële akkoorden tussen de betrokken spoorwegnetten is het wel mogelijk specifieke kortingen toe te passen voor het grensoverschrijdend verkeer over korte afstand.

Met de Nederlandse Spoorwegen zijn reeds dergelijke speciale tarieven overeengekomen, onder meer voor de verbindingen tussen Roosendaal (Nederland) en de Belgische stations ten noorden van Antwerpen. Deze biljetten hebben wel specifieke voorwaarden die afwijken van de klassieke gebruiksmogelijkheden van een normaal internationaal biljet dat geldig is voor twee maanden.

De geldigheid van deze speciale biljetten voor korte afstand is beperkt tot één dag en geldt steeds voor een retourbiljet. Op 10 januari 2000 is de prijs van een dergelijk biljet Essen-Roosendaal in 2e klas heen-en terug 170 frank. Dit stemt ongeveer overeen met een korting van 50 % in vergelijking met het normale tarief in grensoverschrijdend verkeer.

De omzetting van Belgische frank naar euro gebeurt steeds volgens de opgelegde vaste wisselkoers van 40,3399 zodat de gekozen munt geen invloed heeft op de prijs van het traject.