1999 - 2003

Vragen voor Minister van Werkgelegenheid, Laurette Onkelinx

10 November 1999

Mondelinge Vraag over de besluitvorming rond het Rosetta-plan

Vraag

De heer Ludwig Caluwé (CVP). - Vorige maandag kon op het sociaal overleg over het voorstel van de vice-eerste minister om elk bedrijf, per schijf van 25 werknemers te verplichten een schoolverlater in dienst te nemen, op zijn zachtst gezegd, geen akkoord worden bereikt. Naar verluidt zou de Ministerraad vrijdag de knoop doorhakken.
Sinds de vice-eerste minister een aantal weken geleden dit plan lanceerde, heeft er een brede discussie plaatsgevonden. De principiële kritiek is dat de verplichting tot aanwerving eerder tewerkstellingsvernietigend werkt, dan tewerkstellingsbevorderend. Daarnaast rijst de vraag naar de praktische uitvoerbaarheid, in de eerste plaats in Vlaanderen.
De maatregel zou in Wallonië, waar meer dan 10% van de 15-25 jarigen werkloos zijn, mogelijk zijn. In Vlaanderen, met 3,2% werklozen in deze leeftijdscategorie, een Europees laagterecord trouwens, is hij echter totaal onwerkbaar Er zijn nu al onvoldoende kandidaten om aan de stageverplichting tegemoet te komen, laat staan dat dit aantal nog eens met meer dan 10.000 zou kunnen toenemen. Als er in Vlaanderen ergens nood aan is, is het niet aan een verplichting tot extra aanwervingen, maar wel aan een verbetering van de vorming van langdurig werklozen en aan bijstand aan bedrijven voor de permanente vorming van hun werknemers om ze voor te bereiden op de uitdagingen van de toekomst.
Een verschillend werkgelegenheidsbeleid in Vlaanderen en Wallonië dringt zich op. Ik heb dan ook de volgende vragen. Heeft de vice-eerste minister conclusies getrokken uit de discussie van de voorbije weken en uit het sociaal overleg dat vorige maandag plaatsvond? Trekt ze haar plan in, of zal ze toch nog een voorstel indienen op de Ministerraad van vrijdag?
Is de vice-eerste minister het met mij eens dat de toestand van de arbeidsmarkt in Vlaanderen en Wallonië dermate verschillend is dat een afzonderlijk werkgelegenheidsbeleid zich opdringt? Is ze van plan om in die zin initiatieven te nemen en eventueel voorstellen in dit verband te doen op de zogenaamde conferentie voor de staatshervorming?

Antwoord

Mme Laurette Onkelinx, vice-première ministre et ministre de l'Emploi. - Le gouvernement attache une grande importance au projet de loi offrant une convention de premier emploi aux jeunes. Cet ambitieux projet qui fait partie de l'accord de majorité entend proposer un emploi, une expérience ou une formation professionnelle adéquate à tout jeune de moins de 25 ans dans les six mois qui suivent la fin de son parcours scolaire. Dans cette perspective, j'ai remis au gouvernement une note d'orientation globale que j'ai utilisée dans le dialogue avec les partenaires sociaux et dont certains impératifs ont été pris en considération au terme de quatre réunions plénières. A l'issue de ces discussions, j'ai notamment voulu élargir rapidement le public cible. Le plan devrait désormais s'ouvrir en cascade, tout d'abord aux jeunes de moins de 25 ans quelle que soit leur situation par rapport à l'école et ensuite aux moins de 30 ans pour autant qu'ils soient demandeurs d'emploi et ce en vue de prévenir d'éventuelles pénuries sous-régionales. Nous avons encore voulu aller plus loin nonobstant le fait que les données chiffrées démontrent l'existence d'un stock considérable de jeunes chômeurs, toutes régions confondues. C'est pourquoi une quatrième catégorie est prévue dont le profil reste à déterminer par le gouvernement dans l'hypothèse de pénuries au sein des trois premières catégories. Nous avons donc tenu compte des spécificités régionales, voire sous-régionales.
Par ailleurs, je souhaite que les comités subrégionaux pour l'emploi puissent être institués maîtres d'_uvre en la matière de manière à introduire une certaine souplesse à l'intérieur du dispositif. Ce point a été abordé lors de la récente conférence interministérielle car il implique l'aval des Régions chargées de la tutelle.
Quoi qu'il en soit, le projet figure à l'ordre du jour du prochain conseil des ministres. Les aspects que je viens d'évoquer font l'objet d'un accord général. Pour le surplus, il est évidemment prématuré de vous livrer le contenu détaillé des propositions que j'avance: le gouvernement doit encore en délibérer. Je précise néanmoins que je présenterai un plan répondant à la fois aux préoccupations des partenaires sociaux et aux diverses sensibilités représentées au gouvernement. J'ai la conviction que le gouvernement pourra dévoiler officiellement son plan dès vendredi.

Repliek

De heer Ludwig Caluwé (CVP). - Ik neem aan dat de vice-eerste minister niet kan vooruitlopen op beslissingen die vrijdag zullen worden genomen Misschien kan ze een tip van de sluier oplichten en meedelen of ze bij haar mening blijft dat bedrijven per schijf van 25 werknemers een bijkomende werkkracht in dienst moeten nemen, het punt van het plan dat het meest voor kritiek vatbaar is.

Mevrouw Laurette Onkelinx, vice-eerste minister en minister van Werkgelegenheid. - Nog even geduld, mijnheer Caluwé.