toespraken

15 December 2021

Dankwoord bij het afscheid als gedeputeerde in de Provincieraad

Voorzitter, Ondervoorzitter, Griffier, Collega’s,

Heel veel dank voor die veel te lovende woorden. Ze doen me hier met wat schroom staan.

Ik had negen jaar geleden wel wat redenen om ja te zeggen op de vraag om een mandaat op te nemen bij de provincie.

Het gaf me de gelegenheid om, na jaren in het parlement vooral te beoordelen wat anderen uitvoerend deden, nu zelf concrete verantwoordelijkheden op te nemen. Die mogelijkheid had ik nog niet eerder gehad, ook niet lokaal, gemeentelijk.

En het grondgebied van de provincie is wel wat mijn persoonlijke leefwereld. Ik ben opgegroeid in Edegem, in de Zuidrand. Mijn ouders kwamen uit Klein-Brabant. Ik verbleef er veel als kind. Ik beschouw het een beetje als mijn roots. Universiteit liep ik in de stad. Door te huwen kwam ik in de Noorderkempen terecht. Ik woon nu al meer dan 32 jaar pal aan de grens. Mijn echtgenote liep school in Turnhout en is er nu al meer dan twintig jaar rechter. Wij zijn een provincie met streken en ik heb dus affiniteit met heel wat van die streken.

Ik geloof ook in de nood aan een intermediair niveau tussen Vlaanderen en de gemeenten. Eigenlijk zou het moeten versterkt worden. Bijna nergens in Europa is er zo weinig gedecentraliseerd naar lokale besturen, gemeenten en provincies. Alleen Griekenland scoort lager. Verschillende Vlaamse administraties en agentschappen werken verkokerd naast elkaar. Op gebiedsniveau moeten die soms tegenstrijdige invalshoeken samengebracht worden tot één geharmoniseerde visie. Dat vereist een beleidsorgaan dat dicht bij het gebied staat en dat ook democratisch gelegitimeerd is want er moeten daarbij keuzes gemaakt worden. Als deputatie proberen wij dat te doen, maar ik heb vastgesteld dat het moeilijker wordt, nu we maar met vier in plaats van zes zijn en we niet meer verantwoordelijk zijn voor sommige bevoegdheden, zoals cultuur, sport en welzijn.

Maar een belangrijke reden waarom ik graag naar de provincie kwam was ook wat ik er inhoudelijk kon gaan doen. Ik was wat men vandaag aan de universiteit een pioniersstudent noemt, de eerste uit zijn familie die mocht verder studeren. Op je vijftigste overkijk je even je leven en toen vond ik dat het toch wel tijd werd dat ik iets ging terugdoen voor de beroepscategorie van de mensen die mij hadden laten opgroeien en kansen hadden gegeven. Mijn ouders hadden een slagerij, mijn grootouders waren boeren. Ik koos dus doelbewust voor de bevoegdheden, landbouw en economie.

En ook daarom heb ik in de bevoegdheid economie sterk de nadruk gelegd op de uitbouw van een detailhandelsbeleid. Ik ben blij dat de gedachte van kernversterking die niet alleen zorgt voor een aangenamer, meer verbonden samenleving op dorps- en buurtniveau, maar ook meer kansen biedt voor zelfstandige detailhandelaars, nu meer gedragen wordt en dat de ruime meerderheid van de gemeenten uit onze provincie, 49 op 69, nu beroep doet op onze detailhandelscoaches.

In landbouw merkte ik uiteraard dat het landbouwbedrijf van vandaag grondig verschilt van de boerderijen van mijn grootouders. Men staat versteld van de innovaties die onze landbouwbedrijven hebben doorgevoerd en blijven doorvoeren. Maar is ook veel hetzelfde gebleven. Boerentrots, verbonden met een plek, met de grond, vaak al vele generaties, fier dat men kan zorgen voor gezond en betaalbaar voedsel voor de samenleving. Landbouw staat vandaag onder druk, onderging al vele transities en heeft nog vele uitdagingen voor zich. En dan moet mij van het hart. Als we het hebben over duurzaamheid, spreken we vaak over People, Planet, Profit. Mijn aanvoelen is dat wil het duurzaamheidsbeleid slagen er ook nood is aan wat we misschien met een vierde P, Pitying zouden kunnen noemen, compassion, empathie. Men moet kijken naar de concrete mensen op wie het beleid betrekking heeft, aanvoelen hoe zij denken, voelen, zijn. Respect betonen. Geen beleid voeren tegen hen, maar met hen. Voor landbouwersgezinnen is boeren meer dan een job of een inkomen, het is deel van hun identiteit. Niet meer mogen boeren is zoals je moedertaal niet meer mogen spreken.

Tot slot wil ik enkele woorden van dank uitspreken. Dank aan de collega’s uit de deputatie, zowel deze van deze, als van de vorige legislatuur, Inga. Het was een fijne, loyale samenwerking. Ik keek wekelijks uit naar onze donderdagen. Tijdens de deputatiezittingen waren er al wel eens tegengestelde opvattingen en moesten standpunten worden uitgediscussieerd, maar ’s middags werd dit tijdens de lunch snel bijgelegd en kon er op een aangename manier vriendschappelijk bijgepraat worden.

Ook veel succes voor mijn opvolgster, Mireille. Het is een boeiende, mooie taak die je toevertrouwd krijgt.

Tenslotte maar met heel veel nadruk, ook veel dank aan de provinciale medewerkers. Toen ik hier negen jaar geleden toekwam stond ik snel versteld van hun competentie, hun grote bekwaamheid. Ook viel mij hun grote toewijding op. Ze gaan voor de opdrachten die ze toevertrouwd krijgen. Ze hebben er meestal ook een uitgesproken mening over, ze weten waar ze mee bezig zijn. Dat kan zorgen voor challenging bij het uittekenen van het beleid, wat maar goed ook is. En eens beleidslijnen zijn vastgelegd, worden deze steeds heel loyaal uitgevoerd.

Heel veel dank, het was een fijne tijd.