2009 - 2014

29 September 2010

Tussenkomst tijdens de bespreking van de Septemberverklaring

Mijnheer de Voorzitter,

Leden van de Regering,

Waarde Collega’s,

In het debat een jaar geleden bij het begin van de legislatuur verklaarde ik dat het voor de regering geen gemakkelijke start zou zijn, maar dat het om een Tour ging waarbij al van de eerste rit de bergen zouden worden aangedaan. Ik vermoed dat we nu ergens tussen Alpen en Pyreneeën zitten en de regering heeft het er tot hiertoe wonderwel van afgebracht.<?xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />

Twee zware bergritten, de opmaak van de begroting 2011 en het Oosterweeldossier liggen achter ons, en er is niemand afgereden, iedereen zit nog goed in vorm.

Met de Oosterweelverbinding was dat nochtans niet evident. Het negatieve resultaat van het referendum had de opdracht nog verzwaard. Met wat voorligt, de A102 en de intunneling van de de R11 wordt het doorgaande Noord-Zuid-verkeer en het Oost-Zuid-verkeer gescheiden van het Oost-West-verkeer. Meteen zorgt dit ook voor de aanpak van het sluipverkeer in die Zuidoostrand. De noordelijke tangent bedoeld voor het Oost-West-verkeer zorgt meteen ook via het Oostweelknooppunt voor de mogelijkheid om de binnenstad autoluw te maken en voor een ontsluiting voor de nieuwe stad die door de aanleg via een tunnel op het Eilandje nu zonder gevreesde belemmering kan groeien. Samen met de afbraak van het viaduct van Merksem en een totaal nieuwe inrichting voor de omgeving van het Sportpaleis en het Lobroekdok vormt dit een belangrijke boost voor de woon- en leefkwaliteit in de stad. Dit zorgt echter voor een meerkost tegenover de oorspronkelijke plannen. Indien die op Vlaanderen werd afgewend, kwamen andere Vlaamse projecten mogelijkerwijs in het gedrang. Wat in strijd was met de motie die op 31 maart van dit jaar door dit parlement goedgekeurd werd. De voornaamste stadsbestuurders zagen echter duidelijk de voordelen van de nieuwe plannen in en hebben geoordeeld dat dit hun een prijs waard was want dat ze dit zowel in centen als in geluk voor hun inwoners zullen terugverdienen.

Uiteraard is het Oosterweeldossier niet het mooiste dossier van Vlaanderen. Ik blijf betreuren dat de problematiek van de leefbaarheid van Deurne en Merksem niet veel sneller en manifester in de talloze procedures die we in Vlaanderen kennen naar boven is gekomen. Dat protest kwam er wel op tijd vanuit Zwijndrecht en daardoor is toen het tracé verlegd. Mocht dit in dezelfde periode voor de omgeving van Merksem ook zo zijn gepresenteerd, waren de huidige oplossingen misschien toen al uitgewerkt. We moeten hier lessen uit trekken en dat hebben we al gedaan. De commissies Berx en Sauwens hebben tal van voorstellen geformuleerd. Ik kom daar straks op terug, maar nu eerst de begroting.

Dat is de tweede col van deze regering. Na de zware crisisjaren 2008 en 2009 kan de regering voor 2011 een begroting in evenwicht voorleggen. Dat is een Europese primeur. Nederland verwacht voor 2011 een tekort van 3,9 % van het BNP, Duitsland 3,5% en Frankrijk 6,5%. Nu de vergelijking met staten is wellicht wat scheefgetrokken, maar kijken we dan naar regio’s.

Wallonië voorziet een evenwicht in 2015, maar ik hoor al opmerkingen dat we ons niet altijd met Wallonië mogen vergelijken. Goed, Catalonië heeft op een begroting van 27 miljard een tekort van 6 miljard, ook voor de volgende drie jaar wordt een tekort verwacht. In Noordrijn-Westfalen, 18 miljoen inwoners, een land met een begroting die met 56 miljard iets meer dan het dubbele van de onze bedraagt. Daar heeft men vorige week de begrotingscontrole voor 2010 besproken en vastgesteld dat er een tekort is van 8,9 miljard. Volgens de nieuwe Minister-President Mevrouw Kraft is een evenwicht ten vroegste in 2020 mogelijk. Hessen, qua inwonersaantal vergelijkbaar met Vlaanderen. Daar is de begroting voor 2011 ingediend. Op 20,8 miljard wordt een deficit van 2,8 miljard voorzien. Rheinland-Palts, 13,6 miljard uitgaven voor 2011 met een tekort van 2 miljard. Nedersaksen, uitgaven voor 2011, 24,7 miljard, voorzien tekort: 1,95 miljard. Ik kan zo doorgaan. Er is maar één Duitse deelstaat waar men dezelfde ambitie heeft als Vlaanderen, met name, Beieren. Daar heeft de regering gisteren de principiële beslissing genomen om maatregelen te nemen opdat het tekort in 2011 opnieuw tot nul zou zijn teruggebracht. Het betekent wel dat men op 42 miljard 2,6 miljard aan maatregelen zal moeten goedkeuren.

Vlaanderen heeft met Vlaanderen in Aktie de ambitie om op een aantal terreinen in 2020 tot de top <?xml:namespace prefix = st1 ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:smarttags" />5 in Europa te behoren. Op een vlak is dat dus alvast gelukt, het begrotingsbeleid.

Uiteraard gaat dat niet vanzelf. De kaasschaaf mag dan geen diepsnijdend mes zijn. Het kan toch ook pijn doen. Er is al protest en ongetwijfeld zullen er nog protesten volgen. Maar het was een keuze ofwel de inspanning meer spreiden in de tijd ofwel snel de tering naar de nering zetten. De Regering heeft terecht voor het tweede gekozen. We leven nu eenmaal ook nog altijd in een Belgische context met een torenhoge staatsschuld. Bijkomende schulden maken is geen optie, maar tegelijk heeft men er terecht over gewaakt om niet hardvochtig te worden. Zoals afgesproken bij de opmaak van het regeerakkoord worden de zwakkeren in de samenleving ontzien. Er komt 45 miljoen bij voor personen met een handicap, 10 miljoen voor het nieuwe sociaal beleid en 9 miljoen in de sector wonen. De besparing op de subsidies heeft ook geen betrekking op de gehandicaptensector, de kinderopvang, jeugdwelzijn, thuiszorg, sociale werkplaatsen en huursubsidies.

Uiteraard volstaat het niet met de begroting op te maken. De rit is maar helemaal gereden als er effectief voor gezorgd wordt dat de uitgaven binnen de begrotingslijnen blijven. Dat zal het komende jaar ongetwijfeld nog veel bloed, zweet en tranen kosten.

Maar dat maakt ons meteen klaar voor mochten er in de loop van de komende maanden bijkomende bevoegdheden en verantwoordelijkheden aan Vlaanderen toegewezen worden. Er is sprake van 15 miljard dat zou worden doorgeschoven naar de deelstaten. Dat is uiteraard een uitermate goede zaak, maar de problemen die zich vandaag reeds stellen met de wijze waarop de financiering van de deelstaten geregeld is, zullen zich dan in nog veel grotere mate voordoen. Het is dan ook meer dan terecht dat de onderhandelingen zich daarop momenteel concentreren. We willen dat ons financieringssysteem democratischer is, meer responsabiliseert, solidariteit betoont en ook stabiliserend werkt.

We willen dat het democratischer wordt. We zijn vandaag hier als Vlaams Parlement verantwoordelijk voor de uitgaven van Vlaanderen, maar zelfs breed geïnterpreteerd maar voor een kwart van de inkomsten. Drie kwart krijgen we als resultaat van belastingen die beslist worden door het federale parlement. In het financieringssysteem zit wel meer responsabilisering. Voor een belangrijk stuk groeien de aan de deelstaten toebedeelde inkomsten met de economische groei en worden ze verdeeld volgens de geconstateerde inning, maar toch zitten er in het financieringssysteem nog een aantal enveloppes die niets met responsabilering te maken hebben. Voor ons mag het financieringssysteem ook nog elementen van solidariteit inhouden. Dit mag echter niet pervers zijn. Aberraties waarbij er compensaties tot meer dan 100% gebeuren of waarbij een deelstaat die door goed beleid economisch erop vooruitgaat finaal netto minder overhoudt, moeten weggewerkt worden. Tenslotte willen we ook dat het systeem een stabiel karakter vertoont. Vandaag worden de effecten van economische schokken en van de vergrijzing vooral opgevangen door de federale overheid. Als het zwaartepunt verschuift naar de deelstaten moet ook dit meer evenwichtig gespreid worden.

Ik wens collega Koen Van den Heuvel en de andere onderhandelaars veel succes om te komen tot een evenwichtig resultaat dat beantwoordt aan deze principes.

Mede in het kader van de verschuiving van 15 miljard naar de deelstaten samengaand met ruimere fiscale autonomie waardoor het zwaartepunt effectief naar de deelstaten verschuift, heeft de Minister-President ons uitgenodigd te werken aan een Handvest voor Vlaanderen. We nemen de uitnodiging van de Minister-President voor een gezamenlijk initiatief parlement-regering met beide handen aan.

De idee van een Vlaams Handvest/Vlaamse Grondwet gaat immers al zeer lang mee. Al in 1993 werden er door onze fractie initiatieven genomen. In 1996 stelden een aantal, toen nog jonge juristen een proeve van Grondwet op. Er is het verzoekschrift geweest vanuit de Vlaamse Beweging. Als gevolg daarvan heeft het Bureau van dit Parlement aan de Vlaamse Academie een opdracht gegeven en dit heeft geleid tot een tekst van Prof. Rimanque. Er was de persoonlijke denkoefening van de Parlementsvoorzitter De Batselier. Als gevolg van de verklaring van de Vlaamse regering van 2005 is er in dit Parlement een Commissie opgericht die een voorstel moest uitwerken.

Verschillende fracties hebben daarop een tekstvoorstel uitgewerkt, maar een consensus bleek niet mogelijk.

Het moet mogelijk zijn om een consensus te bereiken over de aanpak van de Minister-President. Het is de juiste aanpak om te vertrekken van het Europees kader wat de bescherming van de grondrechten betreft. Vooreerst omdat het Europees Handvest door het Verdrag van Lissabon rechtskracht gekregen heeft. Bovendien heeft Vlaanderen altijd een belangrijke rol gespeeld in Europa. Zo heeft Vlaanderen een leidende rol gespeeld bij de emancipatie van de zgn. “constitutionele regio’s” binnen de Europa, door ze eerst de facto, later ook de jure, te introduceren op het niveau van de Europese besluitvorming.

Vlaanderen is een actor in Europa. Onze rol in het Europees voorzitterschap onderstreept dat. Door de Europees grondrechten uitdrukkelijk in ons beleidskader op te nemen, geven we aan onze Europese ambitie nog een bijkomende dimensie.

Ons handvest of grondwet zal noodgedwongen in de vorm van een resolutie moeten gebeuren. Het belang mag daarvan niet worden onderschat. Het moet en kan de voorafbeelding zijn van een echte Vlaamse Grondwet. Ook dat is onze ambitie.

Dit handvest moet wat ons betreft ook uitdrukkelijk stellen dat Vlaanderen een onlosmakelijke band heeft met Brussel, dat het onze hoofdstad is, dat we er actief beleid willen blijven voeren. Het is goed dat de Minister-President in zijn verklaring stelde dat dit , ik citeer: “uiteraard, natuurlijk, evident en zeer vanzelfsprekend is.” De Vlaamse Gemeenschapscommissie doet prachtig werk. 22% van de leerlingen volgt Nederlandstalig onderwijs in Brussel, 8 % van de Vlaamse actieve bevolking werkt in Brussel. Daarmee is Brussel goed voor 10% van het Vlaams Bruto Nationaal Inkomen. Het belang van Brussel werd vorige week nog eens onderstreept door Luc De Bruyckere, voorzitter van Voka. Zo beklemtoonde hij dat Brussel direct en indirect 100.000 jobs haalt uit de aanwezigheid van Europa en de Navo. Als we het goed aanpakken, zegt hij, kan dit belang nog in ruime mate toenemen. Brussel kan zich positioneren als hotpot voor Europese hoofdkwartieren ook naar de te verwachten stroom van investeerders uit de Bric-landen. Dat is belangrijk, want op de plek waar beslissingscentra en bedrijven zich al gevestigd hebben en waar veel talent aanwezig is, daar willen ook andere bedrijven zijn. Dat fenomeen kennen we als “glokalisatie”, zo zegt De Bruyckere en zich baserend op de benchmarkstudie van een Zwitsers onderzoeksbureau zal die groei zich steeds meer in de rand van Brussel situeren, zich uitspreiden over de hele Vlaamse ruit, het verstedelijkte hart van Vlaanderen, waar Brussel een hoeksteen van vormt.

De stedelijke polen in de Vlaamse Ruit zijn sterk complementair: Antwerpen vormt met zijn haven een eersterangs industrieel centrum en een internationale poort. Gent kent een belangrijke haven en industrie en is tegelijk een hub voor kennis en innovaties in niches als biotechnologie. Leuven is bij uitstek een centrum van kennis. En Brussel is een zwaargewicht in diensten met vaak hoge toegevoegde waarde: zakelijke en financiële diensten, publieke diensten en alle daarmee gerelateerde activiteiten. De Vlaamse Ruit vormt een nieuw type van stedelijk complex, met verschillende, complementaire polen - een stedelijk complex dat internationaal een enorme toekomst kan hebben.

In dat licht is het uitermate belangrijk dat wij onze talenkennis op peil houden en opnieuw verstevigen. De voorbije dagen is daarover een discussie gestart. Uiteraard is de facto Engels in Vlaanderen, minstens bij de jongere generaties de eerste vreemde taal geworden. Maar het is niet omdat Engels die plaats in het dagelijks leven heeft, dat ze ook de eerste vreemde taal op school moet worden. Uiteraard moet Engels ook degelijk onderwezen worden en wellicht is op dat vlak versterking nodig. Het Engels of beter Amerikaans van de hitparade en de populaire tv- en internetseries, is nog wat anders dan het Engels dat nodig is in een zakelijke of wetenschappelijke context. Maar daarom moet op school het Engels het Frans nog niet gaan verdringen. Integendeel het feit dat Frans voor de jongste generaties veel meer dan vroeger een echt vreemde taal geworden is, maakt de nood aan degelijk onderricht in schoolverband des te groter. Het is een zeer na te streven doel dat alle Europeanen, ja alle wereldburgers Engels als lingua franca kunnen gebruiken. Maar wie, zoals wij, de ambitie heeft om een belangrijk stuk van ons inkomen als land te halen uit de functie van lokalisatieplaats voor hoofdkwartieren en beslissingscentra, moet meer doen. Het zal belangrijk blijven om mensen niet alleen in het Engels, maar ook in hun eigen taal te woord te staan. Daarom Frans, als tweede taal van dit land. Duits, de taal van onze belangrijkste handelspartner. Chinees, de taal van de snelst groeiende economie. Spaans, nog steeds de derde taal op wereldvlak. We moeten er blijvend voor zorgen dat heel wat landgenoten die talen spreken. Het is ook aardig meegenomen dat nogal wat landgenoten ook het Arabisch of het Turks machtig zijn.

Dit brengt mij meteen bij de gestarte discussie over het secundair onderwijs. Ook dit is een én én verhaal. Ja, we moeten de ongekwalificeerde uitstroom terugdringen, ja, de sociale ongelijkheid mag de studiekeuze niet bepalen, ja, we moeten ervoor zorgen dat elk talent op de juiste manier ontplooid wordt, want we zullen ook elk talent nodig hebben. Maar dit allemaal zeggen, geeft de indruk dat ons secundair onderwijs vandaag een grote puinhoop is en dat is absoluut niet het geval.

Internationale onderzoeken, zoals de Pisa-onderzoeken van de Oeso, wijzen erop dat onze 15-jarigen op het vlak van leesvaardigheid en wiskundige en wetenschappelijke geletterdheid tot de wereldtop behoren. De laatste resultaten dateren van 2006. Binnenkort verschijnen die van 2009. We moeten dus even voorzichtig blijven. Maar in 2006 doet in Europa enkel Finland beter en op wereldvlak worden we enkel geklopt door Taiwan, Hongkong en Korea.

Dat we het goed doen, mag echter geen reden zijn om de minpunten niet weg te werken. Stilstaan is achteruitgaan. Maar we moeten er daarbij wel over waken dat we onze sterktes niet verliezen.

Collega’s,

De Minister-President is in zijn verklaring de problemen waarmee Vlaanderen geconfronteerd wordt, niet uit de weg gegaan. Zo is er de regelneverij. Er zijn voorstellen om die terug te dringen. De commissie Berx heeft er 47 geformuleerd, de commissie Sauwens 76. Het komt er nu op aan om die uit te voeren. Tijdens de septemberverklaring werden reeds een aantal initiatieven aangekondigd. Voorzitter Sauwens zal binnenkort zijn commissie samenroepen om na te gaan wat al gerealiseerd is.

Een meer performante overheid komt er ook door een uitklaring van onze instellingen en onze beleidsniveaus. Dat brengt me bij de interne staatshervorming.

Het Groenboek dat thans ter discussie voorligt – en waarvoor de nodige tijd moet genomen worden om dit grondig te bespreken - bevat zeker elementen waarvoor de lokale besturen reeds lang vragende partij zijn; denken we maar aan de vermindering van de planlasten en het aanpakken van de vele vormen van specifiek toezicht.

Tegelijkertijd zijn er evenwel een paar elementen waarvoor verdere uitdieping aangewezen is. Zo moet er duidelijkheid zijn over de financiële gevolgen van de doorbraken die uiteindelijk gerealiseerd zullen worden. Maar ik denk daarbij aan de noodzakelijke decentralisatie van bevoegdheden vanuit Vlaanderen naar gemeenten en/of provincies. De interne staatshervorming mag geen eenrichtingsverkeer zijn. We horen vandaag vooral wat lokale besturen minder zouden gaan doen, niet wat Vlaanderen in zijn taken schrapt.

Vlamingen hebben niet de traditie om te houden van een omvangrijk centraal bestuur. Het is niet omdat mogelijks binnenkort het gros van de bevoegdheden niet meer bij België, maar bij Vlaanderen ligt, dat dit zal veranderen. Als de Vlaamse overheid, de overheid wil zijn waar de Vlamingen naar verlangd hebben, dan moet het een overheid zijn die zich ten dienste stelt, een overheid die zich bescheiden opstelt en die vertrouwen geeft en goed samenwerkt met sterke lokale besturen en met al wie initiatief neemt zowel in de profit als in de non-profit-sector.

Mijnheer de Minister-President,

Ik ben begonnen met te stellen dat de Regering nog altijd aan de bergritten bezig is. U gebruikt ook graag beeldspraak met bergen maar dan met een andere sport, niet met fietsen, maar met klimmen. Op het einde van het jaar gaat u trouwens zelf met een aantal astma-patiënten de Aconcagua beklimmen. Als klimmers een moeilijk stuk aandoen haken ze zich aan elkaar vast met stevige touwen. Ik heb daar geen verstand van. Ik ga dat ook zo houden, maar ik heb geleerd dat men dat en cordée noemt. Zo zorgt men ervoor dat wie onderweg uitglijdt, door de rest van de groep overeind gehouden wordt. Hou verder uw Regering samen op de klim die nog voor u ligt, stuur verder de Vlaamse samenleving omhoog zonder daarbij iemand achter te laten, dan blijft u onze volle steun hebben.