2003 - 2004

23 October 2003

Wetsvoorstel tot wijziging van het Wetboek van de Belgische nationaliteit

Algemeen

Dit wetsvoorstel neemt de tekst over van wetsvoorstel DOC 50 1762/001, dat tijdens de vorige zittingsperiode in de Kamer van volksvertegenwoordigers werd ingediend.

Juridisch is de nationaliteit de rechtsband die een persoon verbindt met een bepaalde Staat, zodat hij tot een eigen rechtsonderhorige wordt, en eigen rechten en verplichtingen heeft tegenover die Staat en in de rechtsorde van die Staat, dit in tegenstelling tot de vreemdelingen.

De nationaliteit is vooral van belang voor de deelname aan het publiekrechtelijke en politieke leven : zij bepaalt het genot van de politieke rechten en de toegang tot de openbare ambten. Daarenboven geeft de nationaliteit ook zekerheid omtrent het verblijf in België. De nationaliteit biedt de garantie van niet-verwijderbaarheid, en dus van een « thuishaven ». De nationaliteit beschermt immers tegen de uitwijzing uit het land waarvan men de nationaliteit heeft. Wie verkeert in de bevoorrechte positie van houder van de nationaliteit van een welvarende democratische rechtsstaat kan misschien gemakkelijk poneren dat « de nationaliteit » een overbodig wordende notie is in een globaliserende wereld.

Voor velen blijft de nationaliteit van een dergelijk land echter nastrevenswaardig en belangrijk. Het belang en de betekenis van (de bescherming die kan worden geboden door) de nationaliteit mogen evenwel niet worden verward met de overtuiging die terecht vrij algemeen ingang vindt, dat discriminaties op grond van de nationaliteit alsmaar moeilijker te rechtvaardigen zijn.

Wij zijn ervan overtuigd dat, niettegenstaande de internationalisering en globalisering, het zeer belangrijk is dat de overheid een integratiebeleid voert. Daarin is de nationaliteitswetgeving een belangrijk element. Deze wetgeving kan een hefboom en uitnodiging zijn tot integratie. Daarom zijn we van oordeel dat wie hier langdurig verblijft en bereid is tot integratie onder bepaalde voorwaarden ook een recht moet hebben op het verkrijgen van de Belgische nationaliteit. Wie de Belgische nationaliteit verwerft, kan tevens volwaardig politiek participeren aan onze samenleving.

De Belgische nationaliteitswetgeving is terug te vinden in het Wetboek van de Belgische nationaliteit (WBN) dat door de wet van 28 juni 1984 werd ingevoerd. Het verving de vroegere nationaliteitswetgeving van 1932.

Dit Wetboek is de jongste jaren herhaaldelijk gewijzigd. De opeenvolgende wijzigingen zijn illustratief voor de veranderende opvattingen over nationaliteit.

De recentste wijziging van het WBN betreft de wet van 1 maart 2000 tot wijziging van een aantal bepalingen betreffende de Belgische nationaliteit, die beter bekend is als de zogenaamde « snel-Belg-wet » (1). Deze wet hield een drastische versoepeling in van de voorwaarden voor twee belangrijke procedures : de nationaliteitsverklaring en de naturalisatie.

Volgens de « snel-Belg-wet » geldt de procedure betreffende de nationaliteitsverklaring (artikel 12bis) voor de vreemdeling die de volle leeftijd van achttien jaar heeft bereikt en die :

­ hetzij in België is geboren en er sedert zijn geboorte zijn hoofdverblijfplaats heeft gevestigd;

­ hetzij in het buitenland is geboren uit een ouder die op het tijdstip van de verklaring de Belgische nationaliteit bezit;

­ hetzij sedert ten minste zeven jaar zijn hoofdverblijfplaats in België heeft gevestigd, indien hij op het tijdstip van de verklaring gemachtigd is of toegelaten werd tot een verblijf van onbeperkte duur in het Rijk of gemachtigd werd om er zich te vestigen.

De verblijfsduur om in aanmerking te komen voor naturalisatie werd door de « snel-Belg-wet » herleid tot 3 jaar. Hiermee heeft België de kortste verblijfsduur voor naturalisatie in de Europese Unie. Alle andere landen voorzien in een verblijfsduur van ten minste 5 jaar.

Andere wijzigingen hadden betrekking op de inkorting tot één maand van de termijnen waarbinnen een aantal instanties (parket, Veiligheid van de Staat, dienst Vreemdelingenzaken) advies dienen te verlenen.

Tevens werd in de procedures van nationaliteitskeuze en naturalisatie bepaald dat de integratiebereidheid niet meer dient aangetoond te worden.

Uitgangspunt

Bij herhaling is gebleken dat de « snel-Belg-wet » verschillende anomalieën bevat en ernstige veiligheidsrisico's inhoudt. Om dit te verhelpen hebben collega's Vandeurzen en Van Peel tijdens de vorige zittingsperiode een wetsvoorstel ingediend (2).

Het is volgens ons evenwel noodzakelijk om tot een fundamentele wijziging van onze nationaliteitswetgeving over te gaan.

Hierbij gelden de volgende uitgangspunten :

­ Integratiebereidheid is de basis voor de nationaliteitsverwerving.

Onze filosofie is : het is belangrijk dat mensen die duurzaam in een land verblijven zich (kunnen) integreren. Wie zich wil integreren, krijgt toegang tot de Belgische nationaliteit. Vreemdelingen die in ons land duurzaam verblijven, dienen uitgenodigd te worden om zich in onze maatschappij te integreren en dienen aangemoedigd te worden daarvoor een inspanning te doen. Van haar kant heeft de overheid de verplichting om een voldoende ondersteund aanbod voor integratie te creëren.

­ De nationaliteitsverkrijging moet in principe migratieneutraal zijn. Dit wil zeggen dat de verkrijging van de nationaliteit (door het vervullen van formaliteiten door de aanvrager) in principe alleen mogelijk is als de aanvrager beschikt over een verblijfsvergunning van onbepaalde duur en voor het overige moet passen in een globaal integratiebeleid.

­ De procedures van nationaliteitsverkrijging moeten blijk geven van een behoorlijk bestuur. De veiligheid van de samenleving wordt op een preventieve manier het meest gediend met een behoorlijk bestuur. Dit wil zeggen een kwaliteitsvolle maar ook efficiënte en degelijke advisering van de dossiers door de diensten Veiligheid van de Staat, het openbaar ministerie en de dienst Vreemdelingenzaken en het bewaken van de correctheid en de juistheid van de bijgebrachte bewijsstukken en akten.

Wij moeten bij de advisering dus zeker niet terugkeren naar de situatie van voor de « snel-Belg-wet » toen de enquêtering, vooral in verband met de integratiebereidheid, zeer chaotisch en soms erg arbitrair gebeurde (het artikel 23bis dat in de vorige legislatuur hieraan moest verhelpen, werd nooit behoorlijk in toepassing gesteld).

Bovendien moeten alle aanvragen op één plaats en op uniforme wijze behandeld worden.

­ De nationaliteitsverkrijging moet kaderen in een coherent beleid. Het integratiebeleid is een beleid dat zowel door de gemeenschappen als door de federale Staat moet gedragen worden. Er is wel degelijk een verband tussen integratie en nationaliteitsverwerving. De federale Staat en de deelstaten hebben de plicht vanuit een federale loyauteit ook met betrekking tot verdraagzaamheid, harmonieus samenleven en integratie van vreemdelingen een coherent beleid te voeren en samen te werken. In de taakverdeling moet de federale overheid instaan voor de procedure van de nationaliteitsverwerving, de controle op het verlenen van de juiste adviezen en het bewaken van de rechtszekerheid van de belanghebbende en de veiligheid van de Staat. De gemeenschappen moeten het nodige aanbod creëren opdat diegene die zich wil integreren daarin ondersteund wordt en kansen krijgt.

­ De nationaliteitsverwerving dient gedepolitiseerd te worden. Dit wil zeggen : de nationaliteitsverwerving moet op een objectieve manier georganiseerd worden, weg van de politisering, zoals in de gunstprocedure van de naturalisaties. Het accent moet liggen op de verwerving van de nationaliteit als een recht in plaats van een gunst. De naturalisatie, een grondwettelijke bevoegdheid van de Kamer van volksvertegenwoordigers, moet een residuair stelstel worden.

Op basis van deze uitgangspunten willen wij met dit voorstel de procedures van nationaliteitsverkrijging (de artikelen 12bis tot en met 15 en de artikelen 18 tot en met 21 van het WBN) grondig hervormen, meer bepaald de nationaliteitsverklaring, -keuze en de naturalisatie. Beklemtoond moet dus worden dat de procedures van toekenning van de nationaliteit (bijvoorbeeld voor tweede en derde generatie migranten) en dergelijke ongewijzigd blijven.

Deze wijzigingen worden hierna opgesomd.

­ De integratiebereidheid is een voorwaarde voor het verwerven van de Belgische nationaliteit.

De integratiebereidheid kan vermoed worden op basis van een feitelijke toestand (een voldoende lang verblijf in ons land) en hoeft in dit geval niet aangetoond worden. Ze kan op alle manieren gedemonstreerd worden, onder meer door de voorlegging van een bevestiging van integratiebereidheid. Het afleveren van deze bevestiging is een bevoegdheid van de gemeenschappen en meer bepaald van de door de gemeenschappen erkende diensten. De Koning bepaalt de erkenningsvoorwaarden voor deze diensten en de elementen die wijzen op integratiebevestiging (één van de landstalen machtig zijn of inspanningen leveren om deze te leren). De gemeenschappen staan in voor de organisatie van het aanbod aan integratiebevorderende initiatieven. De erkende diensten leveren een verklaring af waarin de integratiebereidheid wordt bevestigd.

In tegenstelling tot de situatie van vóór de « snel-Belg-wet » zijn het niet de politiediensten die met het onderzoek van de integratiebereidheid zijn belast.

­ Volgens dit voorstel wordt de nationaliteitsverklaring de procedure waarbij uit het feit alleen dat de aanvrager aan de gestelde voorwaarden voldoet, het vermoeden van integratiebereidheid voortvloeit. De belanghebbende dient zijn integratiebereidheid dus niet extra te bewijzen.

De aanvrager moet meerderjarig zijn, in België geboren zijn en sedert zijn geboorte onafgebroken in ons land zijn feitelijke hoofdverblijfplaats hebben. Dit verblijf moet steeds wettelijk zijn. Een onwettig verblijf kan niet in aanmerking worden genomen.

Verzet tegen de nationaliteitsverwerving kan alleen op grond van gewichtige feiten, eigen aan de persoon (zie verder). Hiervoor leveren het openbaar ministerie, de dienst Veiligheid van de Staat en de dienst Vreemdelingenzaken een advies.

­ De nationaliteitskeuze staat volgens dit voorstel als een recht open voor elke meerderjarige vreemdeling die aantoont dat hij op het ogenblik van de aanvraag gedurende vijf jaar zijn hoofdverblijf in ons land heeft, dit verblijf steeds wettelijk is, over een verblijfsvergunning van onbepaalde duur beschikt en het bewijs bijbrengt van zijn/haar bereidheid om zich te integreren. Dit kan onder meer door een bevestiging van zijn integratiebereidheid voor te leggen die wordt afgeleverd door een dienst erkend door de gemeenschappen en die betrekking heeft op de kennis van de landstalen of de inspanning die geleverd is om ze te leren. Het recht wordt toegekend voor zover het openbaar ministerie en de dienst Veiligheid van de Staat er zich niet tegen verzetten op basis van gewichtige feiten eigen aan de persoon. Verblijf in het buitenland kan onder strikte voorwaarden gelijkgesteld worden met een verblijf in België (zoals thans het geval is). De interpretatie hiervan moet evenwel uniform toegepast worden in heel het land.

De indieners willen benadrukken dat naast taalkennis ook andere bewijzen kunnen worden bijgebracht die de integratiebereidheid kunnen aantonen. Dit kan bijvoorbeeld door migranten die een zekere leeftijd hebben bereikt en die nog moeilijk een nieuwe taal kunnen leren.

­ Onder « gewichtige feiten eigen aan de persoon » verstaan we dat het gedrag van de vreemdeling die de Belgische nationaliteit wenst te verkrijgen niet van die aard mag zijn om nadelige of gevaarlijke gevolgen voor de samenleving mee te brengen en evenmin mag ingaan tegen de openbare orde (onder meer strafrechtelijk beteugelde gedragingen, schijnhuwelijken, ...). Ter zake volgen we de door de commissie Naturalisatie van de Kamer van volksvertegenwoordigers unaniem aanvaarde rechtspraak, dat naast ernstige strafrechtelijke feiten, een aangetoonde fundamentalistische en integristische levensbeschouwing die integratie en de Westerse maatschappij vijandig gezind is, als « gewichtige feiten eigen aan de persoon » wordt beschouwd. Om deze interpretatie duidelijk te maken wordt in het voorstel gesteld dat de vreemdeling ingeval van de nationaliteitsverklaring, -keuze en naturalisatie geen bedreiging mag vormen voor de veiligheid van de samenleving en geen blijk mag geven van vijandigheid tegenover de samenleving.

­ De nationaliteit (nationaliteitsverklaring en -keuze) wordt verkregen door een beslissing van een op te richten Nationale Commissie voor de nationaliteitsverkrijging. Deze commissie beoordeelt de aanvraag en de uitgebrachte adviezen en beslist over de verkrijging van de nationaliteit. Het debat is tegensprekelijk. De vereiste adviezen worden door de Nationale Commissie opgevraagd bij de desbetreffende instanties. De commissie kan steeds bijkomende inlichtingen opvragen. De adviestermijn is twee maanden. Een adviserende dienst kan het verstrijken van de termijn stuiten als deze van oordeel is binnen deze termijn geen behoorlijk advies te kunnen uitbrengen. De commissie aanvaardt alleen vervangende documenten als het ministerie van Buitenlandse Zaken hun geloofwaardigheid attesteert. In geval de commissie een negatieve beslissing neemt kan de belanghebbende de commissie verzoeken binnen 30 dagen zijn dossier over te zenden naar de rechtbank van eerste aanleg die uitspraak doet over de gegrondheid van de beslissing van de commissie.

­ De naturalisatie is grondwettelijk geen recht, maar een gunst van het Parlement (de Kamer van volksvertegenwoordigers). Om deze reden opteren we ervoor om in dit voorstel de naturalisatie tot een uitzonderlijke procedure om te vormen. De voorwaarden om in aanmerking te komen voor de naturalisatie zijn dezelfde als die voor de nationaliteitskeuze (zie hoger) met uitzondering dat de aanvrager niet over een verblijfsvergunning van onbepaalde duur dient te beschikken. Hij moet dan echter uitzonderlijke omstandigheden kunnen inroepen die wijzen op de duurzame gehechtheid van de aanvrager aan de Belgische samenleving of de grote betekenis van de aanvrager voor de Belgische samenleving. De Kamer kan de inhoud van deze begrippen verduidelijken.

De Nationale Commissie voor de nationaliteitsverkrijging onderzoekt het verzoek tot naturalisatie (grondvoorwaarden en aanwezigheid van uitzonderlijke omstandigheden) op tegensprekelijke wijze, kijkt ambtshalve na of de aanvrager geen recht kan laten gelden op de nationaliteit en zendt vervolgens het verzoek, voorzien van een advies, over aan de Kamer van volksvertegenwoordigers.

Wanneer de vreemdeling een verklaring van nationaliteitskeuze aflegt, maar niet voldoet aan de voorwaarden, kan hij de Nationale Commissie voor de nationaliteitsverkrijging verzoeken deze verklaring over te zenden aan de Kamer van volksvertegenwoordigers. De overzending aan de Kamer van volksvertegenwoordigers geldt als een verzoek tot naturalisatie. De Nationale Commissie adviseert de Kamer over dit verzoek.

De Kamer beslist over de naturalisatieverzoeken. Op voordracht van de ministers die de Justitie en de Binnenlandse Zaken onder hun bevoegdheid hebben wordt de akte van naturalisatie bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad.

­ De procedure tot vervallenverklaring van de nationaliteit ingeval van verkrijging op grond van valse informatie of moedwillig verzwegen informatie (fraude) wordt in dit voorstel beter en uitdrukkelijk geregeld.

Samenwerking

Wij benadrukken dat het aangewezen is om de nationaliteitswetgeving te onderbouwen met een vrijwillig samenwerkingsakkoord tussen de federale Staat en de gemeenschappen. In een dergelijk samenwerkingsakkoord dienen ons inziens de volgende aspecten te worden geregeld :

­ de wederzijdse verbintenissen van de gemeenschappen en de federale Staat met betrekking tot de organisatie van het onthaal- en integratiebeleid. In dit beleid dient bijzondere aandacht te gaan naar een aangepast taalonderricht voor vreemdelingen;

­ de wijze waarop en de voorwaarden waaronder de diensten erkend door de gemeenschappen een bevestiging van integratiebereidheid voor de belanghebbende kunnen afleveren en de inhoudelijke elementen waarover de verklaring handelt.

­ en de erkenningsvoorwaarden voor deze diensten die namens de gemeenschappen deze verklaringen afleveren.

Deze voorwaarden dienen in de wet te worden bepaald.

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING
Artikel 2

Op grond van dit artikel wordt de controle verbeterd van de documenten die de diplomatieke of consulaire overheden van het land van herkomst afgeven door de minister van Buitenlandse Zaken te belasten met de erkenning van die documenten. Deze versterking van de controle is nodig omdat in een aantal landen dergelijke documenten op frauduleuze wijze kunnen bekomen worden. Buitenlandse Zaken is hierover het best geïnformeerd. Tevens wordt in het artikel bepaald dat de Koning de nadere regels met betrekking tot het vaststellen van de onmogelijkheid of zware moeilijkheden om zich een akte van geboorte te verschaffen, vastlegt.

Artikel 3

Dit artikel wijzigt afdeling 1 en 2 van hoofdstuk III van het Wetboek van de Belgische nationaliteit.

Het strekt ertoe de procedures van verkrijging van de Belgische nationaliteit door nationaliteitsverklaring en door nationaliteitskeuze grondig te hervormen.

De eerste paragraaf bepaalt dat de procedure tot verkrijging van de Belgische nationaliteit door nationaliteitsverklaring voortaan openstaat voor iedere vreemdeling die op het tijdstip van de verklaring de volle leeftijd van achttien jaar heeft bereikt, in ons land geboren is en er sedert zijn geboorte zijn hoofdverblijf heeft, steeds wettelijk in ons land verbleven heeft en verblijft, gemachtigd of toegelaten werd tot een verblijf van onbepaalde duur in het Rijk, of gemachtigd werd om er zich te vestigen, en geen bedreiging vormt voor de veiligheid van de samenleving en evenmin blijk geeft van vijandigheid tegenover de samenleving.

De tweede paragraaf bepaalt dat de procedure tot verkrijging van de Belgische nationaliteit door nationaliteitskeuze voortaan openstaat voor iedere vreemdeling die op het tijdstip van de verklaring de volle leeftijd van achttien heeft bereikt, sedert vijf jaar zijn hoofdverblijf in ons land heeft, steeds wettelijk in ons land verbleven heeft en verblijft, gemachtigd of toegelaten werd tot een verblijf van onbepaalde duur in het Rijk of gemachtigd werd om er zich te vestigen, geen bedreiging vormt voor de veiligheid van de samenleving en evenmin blijk geeft van vijandigheid tegenover de samenleving en bereid is zich te integreren in onze samenleving. Die bereidheid kan blijken uit een voldoende kennis van één van de landstalen of uit de inspanningen om deze te leren.

De nationaliteitsverklaring en verklaring van nationaliteitskeuze worden afgelegd voor de ambtenaar van de burgerlijke stand van de plaats waar de belanghebbende zijn hoofdverblijfplaats heeft of voor de op te richten Nationale Commissie voor de nationaliteitsverkrijging.

De verklaring wordt door de aanvrager ondertekend en de handtekening dient voorafgegaan te worden door de volgende, door de aanvrager met de hand geschreven vermelding :

« Ik verklaar Belgisch staatsburger te willen worden en de Grondwet, de wetten van het Belgische volk en het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden te zullen naleven. »

De Koning, op voordracht van de ministers die de Justitie en de Binnenlandse Zaken onder hun bevoegdheid hebben, bepaalt de akten en stavingsstukken die bij de nationaliteitsverklaring of -keuze moeten worden voorgelegd om te bewijzen dat voldaan is aan de voorwaarden inzake leeftijd en verblijf.

Verblijf in het buitenland kan gelijkgesteld worden met een verblijf in België, wanneer de belanghebbende bewijst een werkelijke band met België te hebben bewaard. De Koning kan, op voordracht van de ministers die de Justitie en de Binnenlandse Zaken onder hun bevoegdheid hebben, de aard van deze band met België nader bepalen, zodat een uniforme toepassing hiervan mogelijk wordt gemaakt. Tevens kan de Koning op voordracht van de ministers die de Justitie en de Binnenlandse Zaken onder hun bevoegdheid hebben, de voorwaarden bepalen waaronder een verblijf in het buitenland wordt gelijkgesteld met een wettelijk verblijf in België.

Vervolgens kan de Koning ook verduidelijken welke verblijfstitels beschouwd moeten worden als zijnde « van onbepaalde duur ». De indieners van dit voorstel kunnen zich immers voorstellen dat een bepaalde verblijfstitel weliswaar van bepaalde duur is doch in de praktijk steeds hernieuwd wordt of kan worden. In een dergelijke situatie moet een gelijkstelling met een titel van onbepaalde duur mogelijk zijn.

De vierde paragraaf van het nieuwe artikel 12bis bepaalt dat het openbaar ministerie en de dienst Veiligheid van de Staat op verzoek van de op te richten Nationale Commissie voor de nationaliteitsverkrijging (zie artikelen 21bis en volgende) onderzoeken of de aanvrager al dan niet een bedreiging vormt voor de samenleving of blijk geeft van vijandigheid tegenover de samenleving. De dienst Vreemdelingenzaken onderzoekt of de belanghebbende voldoet aan de voorwaarden inzake verblijf.

De vijfde paragraaf bepaalt dat de aanvrager zijn integratiebereidheid kan bewijzen door een bevestiging voor te leggen van een door de gemeenschappen erkende dienst waaruit blijkt dat de aanvrager een voldoende kennis bezit van één van de landstalen of voldoende inspanningen doet om deze te leren.

De Koning bepaalt, op voordracht van de ministers die de Justitie en de Binnenlandse Zaken onder hun bevoegdheid hebben, waaraan een dienst moet voldoen om door de gemeenschappen erkend te worden en te blijven voor het afleveren van de bovenvermelde bevestiging en bepaalt de gegevens waarover in het desbetreffende document moet worden geattesteerd.

Diegene die namens een dienst een bevestiging ondertekent is persoonlijk aansprakelijk voor de juistheid van de inhoud van het attest. De persoon die een valse verklaring aflevert, wordt gestraft overeenkomstig artikel 195 van het Strafwetboek dat de straffen bepaalt voor ambtenaren die bij het opmaken van akten, het wezen of de omstandigheden ervan vervalsen.

De Kamer van volksvertegenwoordigers kan aangeven op welke andere wijze een integratiebereidheid wordt aangetoond.

Artikelen 4 en 5

Krachtens het nieuwe artikel 19 komt voor de naturalisatieprocedure in aanmerking de vreemdeling die voldoet aan de voorwaarden inzake de nationaliteitskeuze maar niet beschikt over een verblijfsvergunning van onbepaalde duur en die uitzonderlijke omstandigheden kan inroepen die wijzen op de duurzame gehechtheid van de verzoeker aan de Belgische samenleving, of ingeval verzoeker een bijzondere betekenis heeft voor de Belgische samenleving. In het eerste lid van het nieuwe artikel 19 worden deze voorwaarden bepaald. In het tweede lid wordt bepaald dat verblijf in het buitenland met verblijf in België kan worden gelijkgesteld wanneer de belanghebbende bewijst een werkelijke band met België te hebben bewaard. De Koning kan deze band nader bepalen.

In de tweede paragraaf wordt bepaald dat het verzoek tot naturalisatie op drie manieren kan gedaan worden : het kan gericht worden aan de ambtenaar van de burgerlijke stand of aan de Nationale Commissie voor de nationaliteitsverkrijging of het kan worden overhandigd aan het hoofd van de diplomatieke zending of consulaire post van zijn verblijfplaats.

Het naturalisatieverzoek moet door de aanvrager worden ondertekend en de handtekening dient voorafgegaan te worden door de volgende, door de aanvrager met de hand geschreven vermelding :

« Ik verklaar Belgisch staatsburger te willen worden en de Grondwet, de wetten van het Belgische volk en het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden te zullen naleven.»

De Koning bepaalt op voordracht van de ministers die de Justitie en de Binnenlandse Zaken onder hun bevoegdheid hebben welke akten en stavingstukken bij het verzoek tot naturalisatie moeten worden gevoegd om te bewijzen dat voldaan is aan de voorwaarden in § 1. De belanghebbende kan alle documenten, die hij nuttig acht ter staving ervan, bij zijn verklaring voegen.

De integratiebereidheid heeft zoals bij de nationaliteitskeuze betrekking op een voldoende kennis van één van de landstalen of voldoende inspanningen doen om deze te leren. Onverminderd alle andere middelen kan de belanghebbende zijn integratiebereidheid bewijzen onder de voorwaarden en op de wijze zoals bepaald in de procedure van nationaliteitskeuze.

In de derde paragraaf wordt aan de Kamer van volksvertegenwoordigers de mogelijkheid geboden om de uitzonderlijke omstandigheden waarvan sprake in de eerste paragraaf te verduidelijken in algemene richtlijnen, die in het Belgisch Staatsblad worden gepubliceerd. Hierbij wordt rekening gehouden met de bijzondere situatie waarin de belanghebbende zich bevindt en met het belang dat België kan hebben bij een eventuele verlening van de nationaliteit. Omdat het verlenen van de nationaliteit aan iemand die niet over een verblijfsvergunning van onbepaalde duur beschikt mogelijkerwijze het migratiebeleid kan beïnvloeden, wordt voorgesteld dat onder andere de minister die voor dit beleid bevoegd is, de Kamer hieromtrent adviseert.

Zoals bepaald in de vierde paragraaf is het de Kamer van volksvertegenwoordigers die beslist over het verlenen van de nationaliteit en in haar reglement bepaalt op welke wijze ze dit doet. Nadat de akte van naturalisatie door de Kamer is aangenomen wordt ze bekrachtigd door de Koning en op voordracht van de minister van Justitie in het Belgisch Staatsblad gepubliceerd.

Artikel 6

Krachtens dit artikel wordt in hoofdstuk III van het WBN een afdeling VI ingevoegd die de bevoegdheid, de samenstelling, de opdracht, en de werkwijze van de op te richten Nationale Commissie voor de nationaliteitsverkrijging omschrijft.

Deze commissie is te kwalificeren als een bestuursorgaan dat bevoegd is voor het nemen van eenzijdig bindende beslissingen en is als dusdanig gebonden door alle beginselen van behoorlijk bestuur.

Overeenkomstig de eerste paragraaf van het nieuwe artikel 21bis is deze commissie een bestuursorgaan met een beslissingsbevoegdheid in het geval van de nationaliteitsverklaring en -keuze, en een adviserende bevoegdheid ten opzichte van de Kamer van volksvertegenwoordigers in het geval van een verzoek om naturalisatie.

De tweede paragraaf en de derde paragraaf van het nieuwe artikel 21bis handelen over de samenstelling van de Nationale Commissie. Deze bestaat uit ten hoogste zeven kamers, waaronder minstens twee Nederlandstalige, twee Franstalige en twee tweetalige kamers en wordt bijgestaan door een secretariaat. Elke kamer is samengesteld uit vijf leden :

­ twee leden aangewezen onder de gewezen leden, rechters, raadsleden, staatsraden of auditeurs van de rechterlijke macht of van de administratieve rechtsmacht;

­ twee leden aangewezen onder de advocaten die meer dan tien jaar ingeschreven staan op het tableau van de Orde van advocaten of de personen die belast zijn of geweest zijn het recht te onderwijzen aan een Belgische universiteit of een universiteit gelegen in de Europese Unie;

­ één afgevaardigde van een erkende gouvernementele organisatie actief in het domein van de samenlevingsopbouw of de lokale integratie.

De vierde paragraaf van het nieuwe artikel 21bis stipuleert dat de wijze van aanstelling van de leden van de Nationale Commissie voor de nationaliteitsverkrijging wordt bepaald bij een koninklijk besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad. Tevens worden in een koninklijk besluit de procedure- en werkingsregels, evenals de onderzoeksmiddelen waarover de commissie beschikt, vastgesteld.

Conform de vijfde paragraaf van het nieuwe artikel 21bis worden de algemene voorzitter, de ondervoorzitter, de kamervoorzitters en de andere leden van de Nationale Commissie voor de nationaliteitsverkrijging op voordracht van ministers die de Justitie en de Binnenlandse Zaken onder hun bevoegdheid hebben benoemd bij een koninklijk besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad. Hun mandaat duurt vier jaar en is eenmaal vernieuwbaar.

In het nieuwe artikel 21ter wordt de procedure beschreven volgens dewelke de Nationale Commissie voor de nationaliteitsverkrijging de nationaliteitsverklaring, de verklaring van nationaliteitskeuze en het verzoek tot naturalisatie behandelt en hierover een beslissing neemt, en volgens dewelke de commissie een advies verleent aan de Kamer van volksvertegenwoordigers in geval van een verzoek tot naturalisatie.

In de eerste paragraaf van het nieuwe artikel 21ter wordt bepaald dat de nationaliteitsverklaring, de verklaring van nationaliteitskeuze, en het verzoek tot naturalisatie door de bevoegde ambtenaar van de burgerlijke stand onverwijld wordt doorgestuurd naar de Nationale Commissie voor de nationaliteitsverkrijging.

De tweede paragraaf bepaalt in zijn eerste lid dat de Nationale Commissie voor de nationaliteitsverkrijging de nationaliteitsverklaring, de verklaring van nationaliteitskeuze en het verzoek tot naturalisatie voor een omstandig advies overzendt naar het parket van de rechtbank van eerste aanleg van het rechtsgebied waarin de aanvrager zijn hoofdverblijfplaats heeft, de dienst Vreemdelingenzaken en de dienst Veiligheid van de Staat. De Nationale Commissie kan wanneer ze dit nodig acht bijkomende inlichtingen opvragen bij de procureur des Konings of bij eender welke andere overheid.

Het tweede lid van deze paragraaf bepaalt dat het openbaar ministerie en de dienst Veiligheid van de Staat en alle andere overheden vanaf de kennisname van het verzoek tot advies/inlichting over twee maanden beschikken om hun advies uit te brengen of de informatie te verschaffen. Bij gebreke van een reactie binnen deze termijn, wordt het advies geacht gunstig te zijn. Indien de adviserende instanties niet in staat zijn om een behoorlijk advies uit te brengen of de inlichting te verschaffen binnen twee maanden, kunnen zij dit schriftelijk melden aan de Nationale Commissie. Deze melding schorst de termijn voor maximum twee maanden. De termijn kan slechts tweemaal geschorst worden.

De derde paragraaf van het nieuwe artikel 21ter bepaalt dat de Nationale Commissie voor de nationaliteitsverkrijging de belanghebbende hoort en de vermelde adviezen en inlichtingen onderzoekt waarna ze beslist over de verkrijging van de nationaliteit.

Deze beslissing wordt door middel van een ter post aangetekende brief aan de belanghebbende ter kennis gebracht. Indien de nationaliteit wordt toegekend, wordt deze beslissing door de Nationale Commissie voor de nationaliteitsverklaring bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad. Deze beslissing heeft uitwerking te rekenen van de dag van die bekendmaking.

De adviezen van het openbaar ministerie, de dienst Veiligheid van de Staat en de dienst Vreemdelingenzaken, alsook alle andere inlichtingen, kunnen door de belanghebbende ingekeken worden, behoudens wanneer de Nationale Commissie voor de nationaliteitsverkrijging van oordeel is dat het verlenen van inzage een gevaar betekent voor de veiligheid van de samenleving of voor bepaalde personen of een opsporings- of gerechtelijk onderzoek kan beïnvloeden.

Wanneer de belanghebbende niet voldoet aan de voorwaarden voor de verklaring van nationaliteitskeuze voor wat de duur van de verblijfstitel betreft, verzendt de Nationale Commissie voor de nationaliteitsverkrijging op zijn verzoek de verklaring van nationaliteitskeuze met haar advies naar de Kamer van volksvertegenwoordigers. De overzending aan de Kamer van volksvertegenwoordigers geldt als een verzoek tot naturalisatie.

Op grond van de vierde paragraaf wordt door de Nationale Commissie voor de nationaliteitsverkrijging het verzoek tot naturalisatie behandeld als een nationaliteitsverklaring of verklaring van nationaliteitskeuze wanneer de betrokkene voldoet aan de grondvoorwaarden voor deze procedures.

De overige naturalisatieverzoeken worden binnen een termijn van ten hoogste 3 maanden door de Nationale Commissie voor de nationaliteitsverkrijging met een omstandig gemotiveerd advies overgezonden aan de Kamer van volksvertegenwoordigers die hierover beslist op de wijze bepaald in haar Reglement.

In paragraaf 5 van het nieuwe artikel 21ter wordt bepaald dat binnen 30 dagen na de ontvangst van de negatieve beslissing van de Nationale Commissie voor de verkrijging van de nationaliteit in het geval van een nationaliteitsverklaring of een verklaring van nationaliteitskeuze, de belanghebbende bij een ter post aangetekende brief de Nationale Commissie kan verzoeken zijn dossier over te zenden aan de rechtbank van eerste aanleg te Brussel. Het voorstel opteert er inderdaad voor om geschillen over de nationaliteitsverkrijging voor te behouden aan de rechterlijke macht en de geschillen te centraliseren bij de rechtbank van eerste aanleg te Brussel. Deze rechtbank doet dus uitspraak over de gegrondheid van de beslissing van de Nationale Commissie.

Artikel 7

Dit artikel introduceert nieuwe bepalingen voor het vervallen verklaren van de Belgische nationaliteit. Thans blijkt het bijzonder moeilijk, zoniet onmogelijk te zijn om op basis van artikel 23 van het Wetboek van de Belgische nationaliteit Belgen van hun nationaliteit vervallen te verklaren indien zij de nationaliteit op frauduleuze wijze (valse documenten, ...) of op basis van onjuiste verklaringen hebben verkregen. Het voorgestelde artikel houdt geen schending in van het gelijkheidsbeginsel aangezien de vreemdelingen de Belgische nationaliteit hebben verkregen door nationaliteitskeuze, nationaliteitsverklaring of door naturalisatie en daarbij een handeling hebben gesteld waarbij hun wil tot integratie wordt verondersteld aanwezig te zijn. Aan dit artikel worden ook een aantal wijzigingen in de gerechtelijke procedure bij een vervallenverklaring gekoppeld. De vordering tot vervallenverklaring wordt volgens dit artikel ingesteld voor de rechtbank van eerste aanleg.

Artikel 8

Dit artikel past de verwijzing in de artikelen 16, 17 en 24 naar de verklaring van nationaliteitskeuze aan aan de nieuwe plaats van deze verklaring in het Wetboek van de Belgische nationaliteit.

Artikel 9

Op grond van dit artikel wordt de persoon die een bevestiging van integratiebereidheid aflevert overeenkomstig artikel 12bis, § 5, en die zich hierbij schuldig maakt aan een valse verklaring gestraft met de straffen bepaald in artikel 195 van het Strafwetboek.

Erika THIJS.
Sabine de BETHUNE.
Hugo VANDENBERGHE.
Stefaan DE CLERCK.
Etienne SCHOUPPE.
Mia DE SCHAMPHELAERE.
Marc VAN PEEL.
Luc VAN den BRANDE.
Ludwig CALUWÉ.

**********************
WETSVOORSTEL Artikel 1

Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.

Artikel 2

Artikel 5, § 1, van het Wetboek van de Belgische nationaliteit, ingevoegd bij de wet van 1 maart 2000, wordt vervangen als volgt :

« § 1. Personen die in de onmogelijkheid verkeren zich een akte van geboorte te verschaffen in het kader van de procedures tot verwerving van de Belgische nationaliteit, kunnen een gelijkwaardig document van hun land van geboorte voorleggen dat de minister van Buitenlandse Zaken of een door hem aangewezen ambtenaar erkent.

Ingeval van onmogelijkheid of zware moeilijkheden om voornoemd document te verkrijgen, kunnen deze personen een akte van bekendheid voorleggen afgegeven door de vrederechter van hun hoofdverblijfplaats.

De Koning bepaalt de nadere regels met betrekking tot het vaststellen van de onmogelijkheid of zware moeilijkheden om zich een akte van geboorte te verschaffen. »

Artikel 3

In hoofdstuk III van hetzelfde Wetboek worden de afdelingen I en II, ingevoegd bij de wet van 13 juni 1991, vervangen als volgt :

« Afdeling I. Verkrijging van Belgische nationaliteit door nationaliteitsverklaring en nationaliteitskeuze

Art. 12bis. ­ § 1. De vreemdeling verwerft de Belgische nationaliteit op de wijze bepaald bij artikel 21ter door het afleggen van een nationaliteitsverklaring. Hij die de verklaring aflegt, moet op het tijdstip van de verklaring :

1º de leeftijd van achttien jaar hebben bereikt;

2º in België geboren zijn;

3º sedert zijn geboorte onafgebroken in het Rijk zijn hoofdverblijf hebben op basis van een regelmatige verblijfstitel;

4º gemachtigd zijn of toegelaten zijn tot een verblijf van onbeperkte duur in het Rijk of toegelaten zijn om er zich te vestigen;

5º geen bedreiging vormen voor de veiligheid van de samenleving en geen blijk geven van vijandigheid tegenover de samenleving.

§ 2. De vreemdeling verwerft de Belgische nationaliteit door nationaliteitskeuze op de wijze bepaald bij artikel 21ter. Hij die een verklaring van nationaliteitskeuze aflegt, moet op het tijdstip van de verklaring :

1º de leeftijd van achttien jaar hebben bereikt;

2º gedurende de vijf voorafgaande jaren in het Rijk zijn hoofdverblijf hebben op basis van een regelmatige verblijfstitel;

3º gemachtigd of toegelaten zijn tot een verblijf van onbeperkte duur in het Rijk of toegelaten zijn om er zich te vestigen;

4º geen bedreiging vormen voor de samenleving en geen blijk geven van vijandigheid tegenover de samenleving;

5º zijn integratiebereidheid kunnen bevestigen.

§ 3. De nationaliteitsverklaring en verklaring van nationaliteitskeuze worden afgelegd voor de ambtenaar van de burgerlijke stand waar de belanghebbende zijn hoofdverblijfplaats heeft of voor de Nationale Commissie voor de nationaliteitsverkrijging.

De ambtenaar van de burgerlijke stand zendt de verklaring en alle aan hem overhandigde stukken onverwijld naar de Nationale Commissie voor de nationaliteitsverkrijging.

De verklaring wordt door de aanvrager ondertekend. De handtekening wordt voorafgegaan door de volgende, door de aanvrager met de hand geschreven vermelding :

« Ik verklaar Belgisch staatsburger te willen worden en de Grondwet, de wetten van het Belgische volk en het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden te zullen naleven. »

De Koning bepaalt op voordracht van de ministers die de Justitie en de Binnenlandse Zaken onder hun bevoegdheid hebben, welke akten en stavingstukken bij de nationaliteitsverklaring of verklaring van nationaliteitskeuze moeten worden gevoegd om te bewijzen dat voldaan is aan de voorwaarden van § 1, 1º tot 3º, of § 2, 1º tot 3º. De belanghebbende kan alle documenten, die hij nuttig acht ter staving ervan, bij zijn verklaring voegen.

Verblijf in het buitenland kan met een wettelijk verblijf in België, waar ook het hoofdverblijf geacht wordt te zijn, worden gelijkgesteld, wanneer de belanghebbende bewijst een werkelijke band met België te hebben bewaard. De Koning kan, op voordracht van de ministers die de Justitie en de Binnenlandse Zaken onder hun bevoegdheid hebben, de aard van deze band met België en de voorwaarden voor gelijkstelling van het verblijf in het buitenland met een wettelijk verblijf in België nader bepalen.

De Koning bepaalt op voordracht van de ministers die de Justitie en de Binnenlandse Zaken onder hun bevoegdheid hebben, de verblijftitels die het bewijs kunnen bijbrengen van een verblijf van onbepaalde duur.

§ 4. Op verzoek van de Nationale Commissie voor de nationaliteitsverkrijging en onder de voorwaarden en op de wijze bepaald in artikel 21ter, § 2, onderzoeken het openbaar ministerie en de dienst Veiligheid van de Staat of de belanghebbende een bedreiging vormt voor de samenleving of blijk geeft van vijandigheid tegenover de samenleving, en onderzoekt de Dienst Vreemdelingenzaken of hij voldoet aan de voorwaarden inzake verblijf.

§ 5. Onverminderd alle andere middelen kan de belanghebbende zijn integratiebereidheid bewijzen door middel van een bevestiging van een dienst, hiertoe erkend door één van de gemeenschappen, waaruit blijkt dat hij een ernstige inspanning heeft gedaan om één van de landstalen te leren of deze voldoende machtig is.

De Koning bepaalt, op voordracht van de ministers die de Justitie en de Binnenlandse Zaken onder hun bevoegdheid hebben, waaraan een dienst moet voldoen om erkend te worden en te blijven voor het afleveren van de vermelde bevestiging en bepaalt de gegevens die hierin moeten opgenomen worden en de geldigheidsduur van de bevestiging.

De Kamer van volksvertegenwoordigers kan bij wijze van algemene richtlijnen verduidelijken op welke andere wijzen de belanghebbende zijn integratiebereidheid kan bewijzen. Deze algemene richtlijnen worden in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt. »

Artikel 4

Artikel 19 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wet van 1 maart 2000, wordt vervangen als volgt :

« Art. 19. ­ § 1. De naturalisatie kan door de Kamer van volksvertegenwoordigers worden verleend aan de vreemdeling die op het tijdstip van het verzoek voldoet aan de volgende voorwaarden :

1º de leeftijd van achttien jaar hebben bereikt;

2º gedurende de vijf voorafgaande jaren in het Rijk zijn hoofdverblijf hebben op basis van een regelmatige verblijfstitel;

3º geen bedreiging vormen voor de samenleving en geen blijk geven van vijandigheid tegenover de samenleving;

4º zijn integratiebereidheid kunnen bevestigen;

5º uitzonderlijke omstandigheden kunnen inroepen.

Verblijf in het buitenland kan met een wettelijk verblijf in België, waar ook de hoofdverblijfplaats geacht wordt te zijn, worden gelijkgesteld, wanneer de belanghebbende bewijst een werkelijke band met België te hebben bewaard. De Koning kan, op voordracht van de ministers die de Justitie en de Binnenlandse Zaken onder hun bevoegdheid hebben, de aard van deze band met België en de voorwaarden voor gelijkstelling van het verblijf in het buitenland met een wettelijk verblijf in België nader bepalen.

§ 2. Het verzoek tot naturalisatie wordt gericht aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van de plaats waar de belanghebbende zijn hoofdverblijfplaats heeft of aan de Nationale Commissie voor de nationaliteitsverkrijging of wordt overhandigd aan het hoofd van de Belgische diplomatieke zending of consulaire post van zijn verblijfplaats. De ambtenaar van de burgerlijke stand of het hoofd van de Belgische diplomatieke zending of consulaire post zendt de verklaring en alle aan hem overhandigde stukken onverwijld naar de Nationale Commissie voor de Nationaliteitsverkrijging.

Het verzoek wordt door de aanvrager ondertekend. De handtekening wordt voorafgegaan door de volgende, door de aanvrager met de hand geschreven vermelding :

« Ik verklaar Belgisch staatsburger te willen worden en de Grondwet, de wetten van het Belgische volk en het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden te zullen naleven. »

De Koning bepaalt op voordracht van de ministers die de Justitie en de Binnenlandse Zaken onder hun bevoegdheid hebben, welke akten en stavingstukken bij het verzoek tot naturalisatie moeten worden gevoegd om te bewijzen dat voldaan is aan de voorwaarden van § 1, 1º en 2º. De belanghebbende kan alle documenten, die hij nuttig acht ter staving ervan, bij zijn verklaring voegen.

Onverminderd alle andere middelen kan de belanghebbende zijn integratiebereidheid bewijzen onder de voorwaarden en op de wijze zoals bepaald in artikel 12bis, § 5.

§ 3. Op verzoek van de Nationale Commissie voor de nationaliteitsverkrijging en onder de voorwaarden en op de wijze bepaald in artikel 21ter, § 2, onderzoeken het openbaar ministerie en de dienst Veiligheid van de Staat of de belanghebbende een bedreiging vormt voor de samenleving of blijk geeft van vijandigheid tegenover de samenleving en de Dienst Vreemdelingenzaken of hij voldoet aan de voorwaarden inzake verblijf.

§ 4. De Kamer van volksvertegenwoordigers bepaalt bij wijze van algemene richtlijnen welke uitzonderlijke omstandigheden kunnen ingeroepen worden. Deze hebben onder meer betrekking op de bijzondere situatie waarin de belanghebbende zich kan bevinden en zijn gehechtheid aan België bewijzen of het belang dat België kan hebben bij een eventuele verlening van de nationaliteit. Alvorens deze algemene richtlijnen vast te stellen, verzoekt de Kamer van volksvertegenwoordigers de ministers die de Justitie en de Binnenlandse Zaken onder hun bevoegdheid hebben, hieromtrent een advies uit te brengen. Deze richtlijnen worden in het Belgisch Staatsblad gepubliceerd.

§ 5. De Kamer van volksvertegenwoordigers beslist over het verlenen van de naturalisatie op de wijze bepaald in haar Reglement.

De akte van naturalisatie aangenomen door de Kamer van volksvertegenwoordigers en bekrachtigd door de Koning op voordracht van de minister van Justitie wordt bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad. Deze akte heeft uitwerking te rekenen van de dag van die bekendmaking. »

Artikel 5

Artikel 21 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wet van 6 augustus 1993, wordt opgeheven.

Artikel 6

In hoofdstuk III van hetzelfde Wetboek wordt een afdeling VI « De Nationale Commissie voor de nationaliteitsverkrijging » ingevoegd, luidend als volgt :

« Art. 21bis. ­ § 1. Er wordt een Nationale Commissie voor de nationaliteitsverkrijging opgericht. Deze commissie is een bestuursorgaan dat de bevoegdheid van beslissing en advies heeft die hem door deze wet wordt toegekend.

§ 2. De Nationale Commissie voor de nationaliteitsverkrijging bestaat uit ten hoogste zeven kamers, waaronder minstens twee Nederlandstalige, twee Franstalige kamers en twee tweetalige kamers, en een secretariaat.

§ 3. Elk van de kamers bestaat uit vijf leden, te weten :

1º twee leden aangewezen onder de gewezen rechters, raadsleden, staatsraden of auditeurs van de rechterlijke macht of van de administratieve rechtsmacht;

2º twee leden aangewezen onder de advocaten die meer dan tien jaar ingeschreven staan op het tableau van de Orde van advocaten of de personen die belast zijn of geweest zijn het recht te onderwijzen aan een Belgische universiteit of een universiteit gelegen in de Europese Unie;

3º één afgevaardigde van een erkende organisatie actief in het domein van de samenlevingsopbouw of de lokale integratiesector.

§ 4. Een koninklijk besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad bepaalt de wijze van aanstelling van de leden van de Nationale Commissie voor de nationaliteitsverkrijging, de procedure- en werkingsregels, alsook de onderzoeksmiddelen waarover zij beschikt.

§ 5. De algemene voorzitter, de ondervoorzitter, de kamervoorzitters en de andere leden van de Nationale Commissie voor de nationaliteitsverkrijging worden op voordracht van de ministers die de Justitie en de Binnenlandse Zaken onder hun bevoegdheid hebben benoemd bij koninklijk besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad. Hun mandaat duurt vier jaar. Het is eenmaal vernieuwbaar.

Art. 21ter. ­ § 1. De nationaliteitsverklaring, zoals bedoeld in artikel 12bis, § 1, of de verklaring van nationaliteitskeuze, zoals bedoeld in artikel 12bis, § 2, of het verzoek tot naturalisatie, zoals bedoeld in artikel 19, § 2, wordt door de bevoegde ambtenaar van de burgerlijke stand of het hoofd van de Belgische diplomatieke zending of consulaire post onverwijld doorgestuurd naar de Nationale Commissie voor de nationaliteitsverkrijging.

§ 2. De Nationale Commissie voor de nationaliteitsverkrijging zendt de nationaliteitsverklaring, de verklaring van nationaliteitskeuze en het verzoek tot naturalisatie voor een omstandig advies naar het parket van de rechtbank van eerste aanleg van het rechtsgebied waarin de aanvrager zijn hoofdverblijfplaats heeft, de dienst Vreemdelingenzaken en de dienst Veiligheid van de Staat. Ingeval het verzoek gericht werd aan het hoofd van de Belgische diplomatieke zending of consulaire post, is het federale parket voor het verlenen van een omstandig advies over de aanvraag bevoegd. De Nationale Commissie kan bijkomende inlichtingen opvragen bij elke procureur des Konings en bij alle andere overheden.

Het openbaar ministerie, de dienst Vreemdelingenzaken en de dienst Veiligheid van de Staat en alle andere overheden beschikken over twee maanden, vanaf de kennisname van het verzoek tot advies of het verschaffen van inlichtingen, om hun advies uit te brengen of de inlichtingen mede te delen. Bij gebreke van een advies binnen deze termijn, wordt het geacht gunstig te zijn. Indien de betrokken overheid in diezelfde periode nalaat de inlichtingen te verschaffen, wordt de procedure verdergezet. Indien het openbaar ministerie, de dienst Vreemdelingenzaken en de dienst Veiligheid van de Staat en alle andere overheden met betrekking tot een adviesaanvraag niet in staat zijn om een behoorlijk advies uit te brengen of niet in staat zijn de gevraagde inlichtingen te verschaffen binnen twee maanden, kunnen zij dit schriftelijk melden aan de Nationale commissie. Deze melding schorst de termijn voor maximum twee maanden. De termijn kan slechts tweemaal geschorst worden.

§ 3. Na de belanghebbende te hebben gehoord en de adviezen en inlichtingen te hebben onderzocht, beslist de Nationale Commissie voor de nationaliteitsverkrijging over de verkrijging van de nationaliteit op grond van de nationaliteitsverklaring of verklaring van nationaliteitskeuze.

De Nationale Commissie voor de nationaliteitsverkrijging geeft bij een ter post aangetekende brief kennis van haar beslissing aan de belanghebbende. Indien de nationaliteit wordt toegekend aan de belanghebbende, wordt deze beslissing door de Nationale Commissie voor de nationaliteitsverkrijging bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad. Deze beslissing heeft uitwerking te rekenen van de dag van die bekendmaking.

De adviezen van het openbaar ministerie, de dienst Veiligheid van de Staat en de dienst Vreemdelingenzaken en alle andere bekomen inlichtingen zijn ter inzage van de belanghebbende, tenzij de Nationale Commissie voor de nationaliteitsverkrijging van oordeel is dat het verlenen van inzage een gevaar betekent voor de veiligheid van de samenleving of voor bepaalde personen, of een opsporings- of gerechtelijk onderzoek kan beïnvloeden.

De Nationale Commissie voor de nationaliteitsverkrijging verzendt de verklaring van nationaliteitskeuze met haar advies naar de Kamer van volksvertegenwoordigers wanneer de aanvrager niet voldoet aan de voorwaarde bedoeld in artikel 12bis, § 2, 3 , als de belanghebbende daarom verzoekt. Hij vult zijn verzoek desgevallend aan met de uitzonderlijke omstandigheden die hij wil inroepen. De overzending aan de Kamer van volksvertegenwoordigers geldt als een verzoek tot naturalisatie.

§ 4. Het verzoek tot naturalisatie wordt door de Nationale Commissie voor de nationaliteitsverkrijging behandeld als een nationaliteitsverklaring of verklaring van nationaliteitskeuze wanneer de betrokkene voldoet aan de grondvoorwaarden, bedoeld in artikel 12bis, § 1 of § 2.

De naturalisatieverzoeken die niet overeenkomstig het vorig lid door de Nationale Commissie voor de nationaliteitsverkrijging kunnen worden behandeld, worden binnen een termijn van ten hoogste 3 maanden door de Nationale Commissie voor de nationaliteitsverkrijging met een omstandig gemotiveerd advies overgezonden aan de Kamer van volksvertegenwoordigers die hierover beslist op de wijze bepaald in haar Reglement.

§ 5. Binnen 30 dagen na de ontvangst van de negatieve beslissing van de Nationale Commissie voor de nationaliteitsverkrijging in het geval van een nationaliteitsverklaring of een verklaring van nationaliteitskeuze kan de belanghebbende bij een ter post aangetekende brief de Nationale commissie verzoeken zijn dossier over te zenden aan de rechtbank van eerste aanleg. De rechtbank van eerste aanleg te Brussel doet uitspraak over de gegrondheid van de beslissing. »

Artikel 7

In artikel 23 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wet van 13 juni 1991, worden de volgende wijzigingen aangebracht :

a) paragraaf 1 wordt vervangen als volgt :

« § 1. De Belgen die hun nationaliteit niet hebben verkregen van een ouder die Belg was op de dag van hun geboorte en de Belgen wier nationaliteit niet werd toegekend op basis van artikel 11 en die een verklaring hebben afgelegd overeenkomstig de artikelen 12bis en 13 of een verzoek om naturalisatie hebben gericht overeenkomstig artikel 19, kunnen van de Belgische nationaliteit vervallen verklaard worden indien zij deze hebben verkregen op grond van valse documenten of manifest onjuiste verklaringen, of manifest onvolledige of onjuiste informatie, of indien zij ernstig tekortkomen aan hun verplichtingen als Belgisch burger. »;

b) in § 3 worden de woorden « het hof van beroep » en de woorden « het hof van beroep te Brussel » vervangen door respectievelijk de woorden « de rechtbank van eerste aanleg » en de woorden « de rechtbank van eerste aanleg te Brussel »;

c) in § 4 worden de woorden « eerste voorzitter », « raadsheer » en « het hof » vervangen door respectievelijk de woorden « voorzitter », « rechter » en « de rechtbank »;

d) in § 5, eerste lid, wordt het woord « arrest » vervangen door het woord « vonnis »;

e) in § 5, derde lid, worden de woorden « arrest », « raadsheer » en « eerste voorzitter » vervangen door respectievelijk de woorden « vonnis », « rechter » en « voorzitter »;

f) in § 6 worden de woorden « het hof van beroep » vervangen door de woorden « de rechter »;

g) in § 8, eerste en tweede lid, wordt het woord « arrest » telkens vervangen door de woorden « vonnis of arrest ».

Artikel 8

In artikel 16, § 2, van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wet van 1 maart 2000, artikel 17, eerste lid, gewijzigd bij de wet van 1 maart 2000, en artikel 24, eerste lid, van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wet van 6 augustus 1993, worden de woorden « artikel 15 » vervangen door de woorden « artikel 12bis, § 2 .»

Artikel 9

De persoon die overeenkomstig artikel 12bis, § 5, een bevestiging van integratiebereidheid aflevert, is persoonlijk aansprakelijk voor de juistheid van de inhoud van het attest. Hij die zich hierbij schuldig maakt aan een valse verklaring wordt gestraft met de straffen gesteld in artikel 195 van het Strafwetboek.

20 oktober 2003.

Erika THIJS.
Sabine de BETHUNE.
Hugo VANDENBERGHE.
Stefaan DE CLERCK.
Etienne SCHOUPPE.
Mia DE SCHAMPHELAERE.
Marc VAN PEEL.
Luc VAN den BRANDE.
Ludwig CALUWÉ.

***************(1) Wet van 1 maart 2000, Belgisch Staatsblad, 6 april 2000. Op 5 april werd deze wet ook gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad, maar de publicatie van 6 april vernietigt en vervangt deze tekst volledig.

(2) Wetsvoorstel tot eerste correctie van het Wetboek van de Belgische nationaliteit teneinde de veiligheidsrisico's in de procedures tot verwerving van de Belgische nationaliteit te beperken, 9 april 2001, Kamer van volksvertegenwoordiger, 2000-2001, Gedr. St, nr. 1189/001

Ingediend door Erika Thijs, Ludwig Caluwé, c.s.