2003 - 2004

30 October 2003

Voorstel tot oprichting van een parlementaire onderzoekscommissie belast met het onderzoek naar mogelijke desinformatie van de kiezers

TOELICHTING

1. De paars-groene regering spiegelde in de voorbije zittingsperiode onophoudelijk een positieve economische toekomst voor. De economie zou met rasse schreden groeien, de opeenvolgende begrotingen zouden met overschotten afsluiten, de overheidsschuld zou gezwind worden afgebouwd en de werkloosheid zou de kop worden ingedrukt.

2. Tijdens de voorbije verkiezingscampagne, in de aanloop naar de wetgevende federale verkiezingen van 18 mei 2003 hebben, in diezelfde lijn, diverse partners van de uittredende regering op alle mogelijke manieren bevestigd dat de begroting van ons land ook voor 2003 een evenwicht zou opleveren, en dat de financiële en budgettaire toestand van het land in staat was om de verschillende verkiezingsbeloften met budgettaire weerslag zonder problemen te dragen.

3. Kort na de verkiezingen verspreidden zowel de Nationale Bank als het Planbureau cijfers die een heel andere werkelijkheid aan het licht lieten komen. Sprak premier Verhofstadt eind 2002 nog van een economische groei van 2,4 procent in 2003 ­ cijfer dat in de maanden daarop werd bijgesteld tot 1,4 procent ­ dan heeft de NBB het intussen over een groei van 1 procent.

Sprak de eerste minister in 2002 nog over een begroting met een overschot ­ wensdroom die nadien tijdens de verkiezingscampagne tot een begroting met evenwicht gereduceerd ­ dan liet het Planbureau na de verkiezingen weten dat de overheidsrekeningen dit jaar met een tekort van 0,6 procent zullen worden afgesloten. Bovendien meldde het Planbureau dat er de komende jaren 3 miljard euro moet worden bespaard om in 2005 een begrotingsoverschot van 0,5 procent van het BBP te halen. Ook met betrekking tot de sociale zekerheid dreigt het tekort substantieel op te lopen in 2003, terwijl de voorgaande regering in maart 2003 dat tekort ten volle minimaliseerde.

4. De chronologie van de gegevens die zowel de Nationale Bank als het Planbureau publiek maakten, met name na de verkiezingscampagne waar precies tegenovergestelde gegevens werden verspreid door de aftredende regeringspartijen, bevreemdt.

Ook verschillende perscommentatoren stelden vast :

­ « De burgers zijn in de kiescampagne door de regeringspartijen om de tuin geleid, om niet te zeggen ronduit bedrogen », want « er is geen geld voor een nieuwe lastenverlaging (die stellig beloofd werd), er is geen geld voor een daling van de sociale lasten en er is zelfs een probleem om de lopende belastingsverlaging uitgevoerd te krijgen » (Luc van der Kelen, Het Laatste Nieuws, 2 juni 2003).

­ « De allerlaatste stemmen in het allerlaatste Waalse kanton waren nauwelijks geteld, of de gouverneur van de Nationale Bank, Guy Quaden, meldde dat de economie dit jaar maar met 1 procent zou groeien, in plaats van de al naar beneden bijgestelde 1,4 procent. Zonder bijsturing sluit de overheid haar rekeningen dit jaar met een tekort van 0,6 procent van het BBP, in plaats van een evenwicht. (...) Het lijdt weinig twijfel dat die cijfers bekend waren voor de verkiezingen. Waarom hebben de Nationale Bank en het Planbureau ze niet eerder bekend gemaakt ? De kiezer heeft recht op volledige informatie. Twee openbare instellingen hebben op zijn minst de schijn gewekt informatie te hebben verzwegen die onaangenaam was voor de aftredende paars-groene coalitie » (Mark Deweerdt, Financieel Economische Tijd, 31 mei 2003).

5. De kiezers hebben recht op volledige en correcte informatie. Ze vormt de waarborg bij uitstek voor een eerlijk en geïnformeerd debat, ze is tevens de beste garantie om het vertrouwen van de kiezers in hun overheid te herstellen en te bestendigen. Het waarheidsgehalte van het publieke woord is van onschatbare waarde voor het vertrouwen in onze democratische instellingen. Wereldwijd groeit de afkeer van politici die de publieke opinie voorliegen, van politieke beslissingen die genomen worden op basis van foutieve, gemanipuleerde of onvolledige informatie : de Verenigde Staten, Groot-Brittannië, Italië, ... Nergens wordt het bewust voorliegen van de publieke opinie ongemoeid gelaten. Overal worden alle middelen ingezet om de waarheid of onwaarheid van het publieke woord te achterhalen.

In Duitsland is vandaag een speciale parlementaire commissie belast met onderzoek naar kiesbedrog voor en tijdens de verkiezingen van 12 september 2002. Kort na de verkiezingen vielen ook in Duitsland enkele lijken uit de kast. Zo zou onder andere verzwegen zijn geweest dat de Maastricht-criteria niet meer gehaald werden en dat er een dramatisch groot tekort in de ziekteverzekering was. Bondskanselier Gerhard Schröder en verschillende ministers (waaronder minister van Gezondheid Ulla Schmidt en minister van Financiën Hans Eichel) werden intussen al verhoord.

6. Met het oog op duidelijke en volledige informatie met betrekking tot de communicatie die door de op 18 mei 2003 uittredende regeringspartijen werd gevoerd omtrent de economische en budgettaire toestand van het land, is een inzicht in de chronologie van de informatie die door verschillende overheidsinstellingen, belast met analyse en prognose van de economische en financiële toestand van het land, aan de uittredende regeringspartijen werd medegedeeld van bijzonder belang.

De bescherming van de democratie, het respect voor de kiezer en de deontologie van regeringsleden of hun partijen vergen een diepgaand en ernstig onderzoek naar mogelijk kiesbedrog in de aanloop naar de wetgevende verkiezingen van 18 mei 2003.

Het Parlement is hierbij het forum bij uitstek om dat onderzoek te voeren en dienaangaande de nodige vaststellingen, conclusies en aanbevelingen te formuleren. Om die redenen wensen de indieners dat een onderzoekscommissie of « waarheidscommissie » te dien einde wordt opgericht.

Mia DE SCHAMPHELAERE.
Sabine de BETHUNE.
Ludwig CALUWÉ.
Stefaan DE CLERCK.
Etienne SCHOUPPE.
Erika THIJS.
Hugo VANDENBERGHE.
Luc VAN den BRANDE.
Marc VAN PEEL.

********************** VOORSTEL

Artikel 1

Naar aanleiding van de wetgevende federale verkiezingen van 18 mei 2003, de communicatie omtrent de budgettaire en economische toestand van het land hieromtrent gevoerd in de verkiezingscampagne door de uittredende regeringspartners en de informatie omtrent de budgettaire en economische toestand van het land zoals die na de verkiezingsdatum door diverse federale instellingen werd bekendgemaakt, wordt een parlementaire onderzoekscommissie opgericht met als opdracht :

1º een onderzoek te verrichten naar :

­ de precieze datum, de kanalen en de chronologie van de informatie die door diverse federale instellingen zoals de Nationale Bank en het Planbureau werden medegedeeld aan leden van de federale regering Verhofstadt-I, hun beleidscellen, kabinetten, administraties of federale overheidsdiensten, hetzij rechtstreeks of onrechtstreeks;

­ de precieze datum waarop de leden van de federale regering Verhofstadt-I op de hoogte waren van het bestaan en de inhoud van die informatie en de wijze waarop zij daarvan op de hoogte waren gebracht;

­ de verklaringen die door diverse leden van de regeringspartijen deel uitmakend van de federale regering Verhofstadt-I werden afgelegd in de kiescampagne van 1 april tot 18 mei 2003, in het licht van de bovenvermelde informatie, en de eventuele desinformatie van de kiezers wegens het gebruik van foutieve of aangepaste informatie, wijl de bovenvermelde objectieve informatie van diverse nationale instellingen hen reeds op dat moment bekend was;

­ de correcte en volledige informatie met betrekking tot de economische en financiële toestand van het land en de precieze tekorten in de sociale zekerheid;

2º de wijze van campagnevoering, de politieke deontologie, de wijze waarop en de omstandigheden waarin nationale instellingen regeringsleden of regeringspartijen informatie verschappen, alsook de transparantie van die informatieverstrekking te evalueren;

3º aan de hand van de vaststellingen conclusies op te stellen en aanbevelingen te formuleren.

Artikel 2

De onderzoekscommissie heeft alle bevoegdheden waarin de wet van 3 mei 1880 op het parlementair onderzoek voorziet en oefent die uit volgens de noodwendigheden van haar opdracht.

De onderzoekscommissie hoort alle personen van wie zij het nuttig acht dat ze verschijnen.

De onderzoekscommissie legt de nodige nationale en internationale contacten die voor het vervullen van haar opdracht noodzakelijk zijn.

Artikel 3

De onderzoekscommissie bestaat uit zeventien leden, overeenkomstig artikel 84 van het Reglement van de Senaat.

Artikel 4

Binnen de door het Bureau van de Senaat vastgestelde budgettaire beperkingen, kan de onderzoekscommissie alle nodige maatregelen nemen teneinde haar opdracht op efficiënte wijze te vervullen. Ze kan daartoe, eventueel via een arbeidsovereenkomst, een beroep doen op specialisten.

Artikel 5

De commissie brengt binnen zes maanden na haar oprichting verslag uit aan de Senaat over haar werkzaamheden. De Senaat kan, op verzoek van de commissie, het mandaat met maximaal zes maanden verlengen.

Artikel 6

De commissie stelt alle werkingsregels vast die niet in de bovenstaande artikelen bepaald zijn.

Mia DE SCHAMPHELAERE.
Sabine de BETHUNE.
Ludwig CALUWÉ.
Stefaan DE CLERCK.
Etienne SCHOUPPE.
Erika THIJS.
Hugo VANDENBERGHE.
Luc VAN den BRANDE.
Marc VAN PEEL.