1999 - 2004

Vragen voor Minister van Economie, Ruimtelijke Ordening en Media, Dirk Van Mechelen

23 January 2003

Vraag om uitleg over de verklaringen van de Heer Dusauchoit op 26 december 2002 tijdens het programma café Terminus van Radio 1

Vraag om uitleg van de heer Ludwig Caluwé tot de heer Dirk Van Mechelen, Vlaams minister van Financiën en Begroting, Innovatie, Media en Ruimtelijke Ordening, over de uitspraken van een VRTmedewerker op de openbare radio betreffende de moord op Pim Fortuyn

Vraag om uitleg van mevrouw Marijke Dillen tot de heer Dirk Van Mechelen, Vlaams minister van Financiën en Begroting, Innovatie, Media en Ruimtelijke Ordening, over de uitspraken van VRT-presentator Dusauchoit tijdens het Radio 1- programma Café Terminus van 26 december 2002

De voorzitter : Aan de orde zijn de samengevoegde vragen om uitleg van de heer Caluwé tot de heer Van Mechelen, Vlaams minister van Financiën en Begroting, Innovatie, Media en Ruimtelijke Ordening, over de uitspraken van een VRT-medewerker op de openbare radio betreffende de moord op Pim Fortuyn en van mevrouw Dillen tot minister Van Mechelen, over de uitspraken van VRT-presentator Dusauchoit tijdens het Radio 1-programma Café Terminus van 26 december 2002.

De heer Ludwig Caluwé : Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, collega's, ik neem aan dat de Nederlandse bezoekers die we dadelijk zullen horen tijdens de hoorzitting, mogelijkerwijze geïnteresseerd zijn in het voorwerp van deze vraag.

Tijdens de uitzending van 26 december 2002 van het programma café Terminus van Radio 1 werd door de heer Dusauchoit een aantal merkwaardige uitspraken gedaan.

Ik citeer ze. Eerst zegt de presentator,

Ben Crabbé : 'Waar ben je hard van geschrokken, dit jaar ?'

De geïnterviewde, Chris Dusauchoit, antwoordt : 'Het plotse heengaan van de heer Fortuyn, Pim.'

De heer Crabbé zegt : 'Dat was niet zo om te lachen, hé.'

De heer Dusauchoit gaat verder : 'Euh, laat me zeggen dat ik daar toch een kleine bedenking bij had. Ik herinner me dat toen het nieuws me bereikte - ik was aan het koken - en ik had er toch geen slecht gevoel bij. Ik dacht van : erger kwaad is voorkomen. Ja, dat meen ik echt. Eigenlijk dacht ik, om eerlijk te zijn : one down, twenty to go. Het heeft me verwonderd dat de zaak zo lekker snel geïmplodeerd is.' Dan volgde enige stilte en vervolgde hij : 'Ik vond dat de zaak snel was afgehandeld.'

De heer Crabbé neemt na enige aarzeling terug het woord en zegt : 'Daar kun je je toch nooit achter scharen ?'

De heer Dusauchoit besluit met : 'Nee, natuurlijk niet. Maar ik vond het toch, laat ons zeggen, een oplossing waar ik op termijn toch de positieve kanten van ga inzien.'

Mijnheer de minister, ik hoop dat u het met mij eens bent dat dergelijke verklaringen verwerpelijk zijn. Ze zijn bovendien gevaarlijk omdat ze labiele figuren op ideeën kunnen brengen. Ik wil er nog aan toevoegen dat ten aanzien van de heer Dusauchoit een verzwarende omstandigheid geldt omdat hij presentator en zelfs moderator is in programma's die gericht zijn op jongeren en dat hij op die manier een zekere voorbeeldfunctie ten aanzien van jongeren vervult.

Ik wil niet ingaan op de vraag of deze uitspraken ook strafrechterlijk voor sancties in aanmerking kunnen komen. De broer van Pim Fortuyn heeft klacht neergelegd en het gerecht moet daarover zijn werk doen.Wij moeten ons de vraag stellen of dergelijke verklaringen door een erkende omroep mogen verspreid worden en of ze in overeenstemming zijn met het openbaar karakter van de VRT. De heer Dusauchoit deed deze uitspraak immers niet alleen tijdens een uitzending van de openbare omroep maar hij is ook als presentator en moderator verbonden aan verschillende radio- en televisieprogramma's van de openbare omroep.

Daarom denk ik dat de vraag rijst of deze verklaringen in overeenstemming zijn met een hele reeks artikelen uit de gecoördineerde mediawetgeving. Ik denk bijvoorbeeld aan volgende artikelen : artikel 8 § 2, waarin onder meer bepaald wordt dat het hele aanbod van de VRT moet worden gekenmerkt door de kwaliteit van de programma's zowel naar inhoud, naar vorm als naar taalgebruik ; artikel 8 § 3 waarin onder andere wordt gesteld dat de VRT moet bijdragen tot een democratische en verdraagzame samenleving en tot een onafhankelijke, objectieve en pluralistische opinievorming in Vlaanderen ; artikel 38 ter decies dat weliswaar betrekking heeft op de landelijke radio-omroepen maar dat naar ik aanneem bij uitbreiding ook kan beschouwd worden als zijnde van toepassing op de VRT en waarin onder meer bepaald wordt dat het verboden is programma's aan te bieden die strijdig zijn met de openbare orde of die een belediging kunnen betekenen voor andermans overtuiging ; artikel 78 § 1 dat onder andere bepaalt dat er geen programma's mogen worden uitgezonden die schade kunnen toebrengen aan de mentale ontwikkeling van minderjarigen ; artikel 78 § 2 dat bepaalt dat programma's niet mogen aansporen tot haat op grond van ras, geslacht, godsdienst of nationaliteit en dat mij bij uitbreiding ook van toepassing lijkt te zijn op elke vorm van aansporing tot haat.

Mijnheer de minister, bent u van oordeel dat deze verklaringen in strijd zijn met één van deze bepalingen uit de gecoördineerde mediawetgeving ? Hebt u gebruikgemaakt van de toezichtsmogelijkheden waarover de Vlaamse regering beschikt om op te treden tegen deze verklaringen, of bent u van plan dit te doen ?

Zelf heb ik klacht neergelegd bij het Vlaams Commissariaat voor de Media, bij de Geschillenraad en bij de Kijk- en Luisterraad. Als parlementslid heb ik echter minder bevoegdheid om klacht neer te leggen dan dat u dat als minister namens de Vlaamse regering hebt. U hebt een positief injunctierecht ten aanzien van het Vlaams Commissariaat voor de Media omdat de Vlaamse regering op grond van het decreet kan verzoeken dat er wordt opgetreden aangaande van bepaalde gebeurtenissen die in strijd zouden kunnen zijn met de mediawetgeving. Hebt u dit middel ook gebruikt ?

Mevrouw Marijke Dillen : Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, collega's, de heer Caluwé heeft reeds verwezen naar de bijzonder opmerkelijke uitspraken die de VRT-presentator, de heer Dusauchoit, in december deed in verband met de moord op de Nederlandse politicus Pim Fortuyn. Dergelijke uitspraken op de openbare omroep zijn absoluut onaanvaardbaar en vormen een duidelijke inbreuk op de mediadecreten. Het is de absolute plicht van een VRT-presentator om de nodige kiesheid aan de dag te leggen bij het formuleren van uitspraken, zeker als die een gevoelig onderwerp betreffen. De uitspraken van de presentator hebben de radioluisteraars werkelijk geschokt. Dat bleek uit de vele lezersbrieven en reacties.

De uitspraken zijn nooit op een ondubbelzinnige en duidelijke wijze door de heer Dusauchoit teruggenomen en verworpen. Integendeel, hij deed een aantal pogingen om zijn onaanvaardbare uitspraken te relativeren en goed te praten, maar hij heeft zijn woorden nooit volledig teruggenomen. Hij deed enkel een paar manoeuvres, waarschijnlijk omwille van de klacht die door de broer van Pim Fortuyn werd ingediend.

Het kan niet dat de openbare omroep dergelijke uitspraken uitzendt. Ik heb vernomen dat het om een live-uitzending van een radioprogramma ging. In een reactie heeft de VRT echter laten weten dat ze niets met deze zaak heeft te maken heeft omdat de heer Dusauchoit volledig voor eigen rekening sprak. Bovendien heeft de VRT-woordvoerder in zijn eerste reactie de uitspraken gerelativeerd. Een dergelijke vergoelijking is evenzeer onaanvaardbaar : de VRT is volledig verantwoordelijk voor alle programma's, zowel op radio als op televisie. Het is de plicht van de VRT om op een duidelijke wijze volledig afstand te nemen van dergelijke extremistische uitspraken en om iedere samenwerking met de presentator onmiddellijk en definitief te beëindigen.

We kunnen nu enkel vaststellen dat de openbare omroep een dergelijke beslissing weigert te nemen. Integendeel, sinds drie weken is hij de presentator van een nieuw programma : Huisje Weltevree. Het is bovendien een praatprogramma gericht op jongeren. Het gaat over de verhouding tussen tieners en ouders. Een man die overal wordt opgeworpen als een zogenaamde BV, heeft echter een voorbeeldfunctie.

De uitspraken druisen in tegen iedere vorm van deontologie en hebben niets te maken met het recht op vrije meningsuiting. Iemand die presentator is bij de openbare omroep heeft zich volledig te houden aan alle spelregels. In de eerste plaats is er de algemeen geldende maatschappelijke norm dat je andersdenkenden niet beledigt, maar respecteert. Deze spelregel past duidelijk niet in de denkwereld van de heer Dusauchoit. Daarvan getuigen ook zijn latere uitspraken in over mijn collega, de heer Dewinter. Hij stelde : 'Een aanslag op Filip Dewinter zou niets verhelpen aan de problematiek van de aanwezigheid van het Vlaams Blok in het politieke landschap. Deze partij is anders, valt of staat niet met één man. Deze partij zou dit overleven'. Dit illustreert duidelijk dat de man in kwestie verder gaat met dergelijke uitspraken.

De heer Caluwé heeft er ook al op gewezen dat de uitspraken volledig in tegenstrijd zijn met de gecoördineerde mediadecreten. Ze zijn zeker en zonder enige vorm van discussie, een inbreuk op de kwaliteitsverplichting van de openbare omroep. Dergelijke verklaringen zijn volledig in tegenstrijd met de plicht tot objectiviteit, onafhankelijkheid en pluralisme. Al deze termen vinden we terug in de gecoördineerde mediadecreten. Daarenboven zijn de uitspraken duidelijk in tegenstrijd met de verplichting die de VRT oplegt om een bijdrage te leveren aan een democratische en verdraagzame samenleving. Toelaten dat een presentator openlijk verklaart dat een moord hem geen slecht gevoel geeft en positieve kanten heeft, is een regelrechte inbreuk op verdraagzaamheid.

Mijnheer de minister, ik meen dat het de plicht is van de VRT om ondubbelzinnig afstand te nemen van deze extremistische verklaringen en om daarenboven de samenwerking met de man onmiddellijk en definitief stop te zetten. Tot op vandaag is dat echter nog niet gebeurd.

Tot slot heb ik nog twee bedenkingen. Het is bijzonder merkwaardig hoe de zogenaamd politiek correct denkenden zich onmiddellijk ter verdediging van de heer Dusauchoit hebben ingezet. Er werd onder meer gezegd dat hij het zo niet heeft bedoeld en dat de uitspraak in de juiste context moet worden gezien. Het is nogal kras, maar ze vragen zich zelfs af of de politici zich niet met betere zaken kunnen bezighouden. Al deze elementen worden ter verdediging van de presentator opgeworpen. Dat is onbegrijpelijk en onaanvaardbaar.

Mijnheer de minister, ik keer de vraag even om. Beeldt u zich even in dat een BV openlijk verklaart een goed gevoel te hebben bij de moord op een Marokkaan in Borgerhout of Schaarbeek. Voor alle duidelijkheid en teneinde iedere mogelijke vorm van discussie te vermijden : ook die verklaring zou ik met dezelfde gedrevenheid afkeuren. Zou de VRT de verklaring aanvaarden als passende in het recht op vrije meningsuiting ? Zou de VRT bij monde van haar perswoordvoerder laten weten niets met de zaak te maken te hebben en zou ze de uitspraken relativeren ? Zou de VRT op dergelijke, even verwerpelijke uitspraken ook reageren door de BV in kwestie te belonen met een nieuw programma en het programma verder te laten uitzenden ? U kent zelf het terechte antwoord op deze vragen.

Ik stel u graag de volgende vragen.

Ten eerste, wat is uw standpunt over de uitspraken van de heer Dusauchoit ? Meent u dat dergelijke verklaringen aanvaardbaar zijn in het licht van de naleving van de mediadecreten ?

Ten tweede, welke maatregelen hebt u inmiddels genomen om op te treden tegen dergelijke verklaringen ?

Ten derde, wat is het standpunt van de VRT terzake ? We hebben enkele verklaringen gehoord van de woordvoerder onmiddellijk na de uitzending, maar daarna is het windstil geworden. Heeft de VRT maatregelen genomen tegen de presentator ? Als er geen maatregelen zijn genomen, wat is dan uw standpunt over de reactie van de openbare omroep ?

De heer Jo Vermeulen : Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, collega's, ik heb nog een korte bijdrage aan deze minidiscussie. Ik meen immers dat ze de decretale bepalingen voor een deel overstijgt. Ik dacht aan twee zinnen die soms in dit huis rondwaren. De eerste luidt : 'de gedachten zijn vrij'. In dit geval zouden we kunnen zeggen 'de gevoelens zijn vrij'. De tweede luidt : 'woorden zijn als kogels, eens vertrokken, kunnen ze niet worden gestopt'.

Iedereen heeft eigen gedachten, dromen en gevoelens, maar niet alles wat wordt gedacht, mag worden gezegd. Dit heeft niets te maken met hypocrisie, maar alles met beschaving. Deze kleine discussie is dan ook eerder een oproep voor verantwoordelijkheid, gericht op alle publieke figuren, inclusief de partijen en politici. Elke publieke figuur moet zich er goed van bewust zijn dat niet alles wat wordt gedacht, mag worden uitgesproken. Iedereen moet zijn verantwoordelijkheid opnemen. Het is belangrijker om dit bewustzijn te installeren dan om uit te zoeken of er sancties of maatregelen nodig zijn. De verantwoordelijkheid van iedereen die publiek het woord voert, is zeer groot.

De heer Marino Keulen : Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, collega's, ik sluit me volmondig aan bij de woorden van de heer Vermeulen. Zijn invalshoek is juist en hij schetst de correcte dimensie.

Over de casus zelf, ben ik van mening dat de heer Dusauchoit onprofessioneel en moreel fout is geweest. De zaak kan in 'het huis van vertrouwen' een aanleiding vormen om na te denken over kwaliteitsnormen en over een professionele en deontologische manier van werken. De zaak moet er intern worden geëvalueerd.

Wie over humor praat, bevindt zich altijd op een heel moeilijk snijvlak.Wanneer is het nog leuk, en wanneer wordt het grof ? Humor evolueert bovendien zeer snel. In uitzendingen van programma's uit de jaren zestig en zeventig op de Nederlandse zenders valt het op dat de dingen waarmee Toon Hermans toen de mensen kon vermaken, nu heel onschuldig zijn geworden.Wat Youp van't Hek en anderen nu in Nederland brengen, is van een heel ander kaliber en komt vaak in de sfeer van het grove, of ten minste van het cynische.

De vraag is hoe ver iemand kan gaan.Waar ligt de grens waarvoorbij er moet worden opgetreden ? Dat is moeilijk te beoordelen. Dusauchoit zal intussen ook wel beseffen dat hij de grens heeft overschreden, maar het blijft moeilijk uit te maken of er iets moet worden gedaan.

De dag van vandaag zien we in allerlei programma's ietwat leuke figuren optreden, die over alles en nog wat een mening hebben. Sommigen zijn wat over het paard getild, maar anderen doen het heel goed en zijn echt leuk. Het is een interne aangelegenheid van de VRT dit soort zaken in het oog te houden, en te oordelen of er professioneel, deontologisch of moreel over de schreef is gegaan.

Mevrouw Margriet Hermans : Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, collega's, ik begrijp het standpunt van de VRT dat ze hun personeelsleden willen verdedigen. Dat is normaal, maar misschien is inderdaad, zoals mevrouw Dillen zei, de manier wat ongelukkig gekozen. Of politici niets anders te doen hebben, is uiteraard een dooddoener van eerste klasse. Er woedt al jaren een discussie over de befaamde voorbeeldfuncties van BV's, ook intern in de VRT. Dit incident zou een aanleiding kunnen zijn om zich daar intern eens over uit te spreken en de zaken op punt te stellen.

De heer Dusauchoit heeft wellicht gewoon wat onbedachtzaam en spontaan geantwoord, misschien met andere dingen in het achterhoofd. Dat neemt niet weg dat ook ik het moeilijk heb met zulke uitspraken.

Minister Dirk Van Mechelen : Mijnheer de voorzitter, collega's, mijn persoonlijke mening als politicus is dat de uitspraken van de heer Dusauchoit onaanvaardbaar zijn. Ze getuigen van een bijzonder slechte smaak, en strekken hem niet tot eer. Ieder politicus die ooit fysiek of anderszins is bedreigd, weet dat dit een bijzonder delicate aangelegenheid is.

Als minister van Media moet ik me echter gedeisd houden. In eerste instantie moeten de toezichthoudende organen die we zelf bij decreet hebben opgericht, de Vlaamse Geschillenraad en de Kijk- en Luisterraad, zich over deze aangelegenheid uitspreken. Ik zal met genoegen van hun oordeel kennis nemen.

Het ging om een rechtstreekse uitzending. Dat is belangrijk bij de afweging van de verantwoordelijkheid van de openbare omroep. Toen de heer Dusauchoit enkele uitspraken deed die niet door de beugel kunnen, reageerde interviewer Crabbé onmiddellijk met - ik citeer - : 'Daar kun je je toch nooit achter scharen ? Een politieke moord, dat kan toch niet !' Daarop antwoordde de heer Dusauchoit meteen : 'Neen, natuurlijk kan dit niet.' De VRT heeft me laten weten, naar aanleiding van uw vraag, dat ze steeds de uitspraken van de heer Dusauchoit hebben betreurd. Ze hebben dat zowel extern als intern benadrukt.

De heer Dusauchoit heeft zelf ook publiekelijk zijn verontschuldigingen aangeboden. Ik citeer hem letterlijk : 'Naar aanleiding van mijn uitspraken over Pim Fortuyn, waarbij ik zijn politieke en niet zijn werkelijke persoon viseerde, in de uitzending van Radio Terminus op 26 december 2002, heb ik reeds in contacten met de pers uitleg en nuances gegeven, zodat een klacht mij verwondert. Om het incident te sluiten, en in overleg met de VRT-directie, verontschuldig ik mij indien mijn woorden kwetsend waren voor zijn nabestaanden. Bij elke dood van een mens past rouw en respect. Mijn uitspraken waren niet van kwade wil of bedoeld beledigend te zijn.'

Bij zijn vraag of de verklaringen in strijd zijn met de mediawetgeving, heeft de heer Caluwé terecht verwezen naar een aantal artikelen uit het decreet. Het VCM heeft zich inmiddels onbevoegd verklaard, en heeft de klacht doorgestuurd naar de Geschillenraad. Vooral de Geschillenraad en in mindere orde ook de Kijk- en Luisterraad zullen zich uitspreken over de decretale bepalingen en de uitlatingen op de radio.

Ik heb de gedelegeerd bestuurder van de openbare omroep duidelijk laten weten dat het gebeurde als een tang op een varken past bij de stelling van de omroep dat ze vooral ethische en publieke kwaliteit moeten nastreven, en dat ze moeten nagaan of dit kan worden voorkomen.

Mevrouw Dillen wees erop dat de betrokkene een nieuw TV-programma maakt.Ik heb de gedelegeerd bestuurder laten weten dat alle medewerkers van de openbare omroep, inzonderheid zij die op het scherm komen, in alle omstandigheden de nodige zorgvuldigheid in acht moeten nemen, ook als ze niet zelf verantwoordelijk zijn voor het programma. Het is niet zo dat er twee soorten ethiek zijn, een voor de medewerker van de VRT die een programma presenteert of erin optreedt, en een andere voor de geïnterviewde in een radioprogramma. Een medewerker van de VRT is in al zijn uitspraken en daden gebonden door het principe van zowel ethische als publieke kwaliteit.

We moeten de excuses van de betrokkene aanvaarden. Wie zijn wij dat we dat niet zouden doen ? De toezichthoudende overheid is nu aan het woord. Zij zal uitmaken of de VRT als openbare omroep verantwoordelijk is, en zo ja, welke initiatieven de omroep kan nemen als iemand in een live uitzending zulke laag-bij-de-grondse verklaringen aflegt.

De heer Ludwig Caluwé : Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik vrees echter dat de Vlaams uitspraken van de betrokkene geen lapsus waren of het gevolg van een slechte voorbereiding. Hij wist dat hij zo'n vraag zou krijgen, want het interview was vooraf doorgesproken.

De eerst persoonlijk telefonisch, maar - naar nu we vernemen - ook publiekelijk afgelegde verklaring dat zoiets niet kan worden gedaan ten aanzien van het Vlaams Blok omdat ze daar met te velen zijn, is van bijzonder verwerpelijk allooi. Ze toont opnieuw aan dat het geen lapsus was, maar een geestesgesteldheid, een bewuste overtuiging van de betrokkene. Ik begrijp niet dat u zich daarbij niet meer vragen stelt.

Het was inderdaad een rechtstreekse uitzending. Zoals u zei, kwam de uitspraak evenwel niet van een particuliere geïnterviewde, maar van iemand die professioneel verbonden is met de omroep. Ook al werd hij nu geïnterviewd en was hij niet zelf verantwoordelijk voor het programma, toch was hij nog steeds verantwoordelijk voor zijn daden en draagt ook de openbare omroep die verantwoordelijkheid. Ik blijf dus met vragen zitten.

We zullen zien wat de gevolgen zijn van de aangespannen procedures. Ik vraag me echter af of iemand met zo'n ingesteldheid de juiste figuur is om programma's voor jongeren te modereren. Mijnheer de minister, het was een goed signaal geweest als u zelf ook namens de Vlaamse regering klacht had ingediend bij de diverse raden en commissies.

Minister Dirk Van Mechelen : De VRT heeft reeds een gesprek gehad met de betrokkene. De VRT laat me weten dat het de uitspraak afwacht om verdere stappen te zetten. Dat lijkt me verstandig en logisch. Dat is een normale procedure.

Moet de minister bij dergelijke incidenten telkens zelf het initiatief nemen om klacht in te dienen ? Ik vind van niet. De Vlaamse Kijk- en Luisterraad voor Radio en Televisie en de Vlaams Geschillenraad voor Radio en Televisie zijn niet opgericht opdat ik de nieuwe brievenbus zou worden voor klachten aan deze instanties. Van iedereen hier aanwezig kijk ik waarschijnlijk het minst televisie en beluister ik het minst de radio. Er zijn 6 miljoen Vlamingen die nogal wat televisie kijken en radio beluisteren.Wel vind ik dat we de toezichthoudende organen moeten verenigen, zodat er één aanspreekpunt inzake media komt. Zo zal iemand die zich geschokt voelt door iets, snel en zeer transparant een klacht kunnen indienen. Nu ziet de modale burger door het bos immers de bomen niet meer.

Mevrouw Marijke Dillen : Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord, dat me deels tevreden stelt, daar blijkt dat we in dit dossier op dezelfde golflengte zitten. U hebt duidelijk en ondubbelzinnig afstand genomen van de werkelijk walgelijke verklaringen van de heer Dusauchoit. Zoals de heer Caluwé als zei : het was geen lapsus. Het ging over weloverwogen en goed doordachte uitspraken, getuige het feit dat de heer Dusauchoit het naderhand nog nodig heeft gevonden om gelijkaardige verklaringen te richten aan het adres van mijn fractievoorzitter en mijn partij. De heer Dusauchoit is hier werkelijk over de schreef gegaan. De uitspraken zijn zowel professioneel als deontologisch en juridisch onaanvaardbaar. Hopelijk krijgen we daarin gelijk.We moeten afwachten. Ik ben benieuwd naar de juridische gevolgen. Deze uitspraken hebben helemaal niets meer te maken met humor, maar getuigen enkel van slechte smaak en onverdraagzaamheid.

Ik betreur alleen, mijnheer de minister, dat de VRT voorlopig een afwachtende houding blijft aannemen. Daar blijf ik bij. Hier was het de plicht van de openbare omroep om, als duidelijk voorbeeld om iedere toekomstige herhaling te voorkomen, kordaat op te treden, zeker wanneer die omroep beweert kwaliteitsvolle televisie te geven. Het is onaanvaardbaar dat een presentator als de heer Dusauchoit, zeker gezien zijn hoge BV-gehalte, nog langer op het scherm mag komen. Ik weet natuurlijk wel dat 'Huisje Weltevree' al langer was opgenomen, maar de VRT had zeer duidelijk moeten zeggen dat dit programma niet meer zou worden uitgezonden. Deze man heeft niet meer het recht om een programma te krijgen, zeker niet een programma dat gericht is op jongeren. Misschien kunnen we nog op dit dossier terugkomen na de diverse juridische uitspraken.

De voorzitter : Het antwoord was vrij duidelijk. De VRT moet hierover beslissen. Dat is zo vastgelegd in de wetgeving. De toezichthoudende organen zullen nu een uitspraak doen. Het parlement kan een mening formuleren, maar verder kunnen we er niets meer aan doen.

Mevrouw Marijke Dillen : In sommige gevallen kan de VRT wel onmiddellijk optreden en moet ze de juridische uitspraken niet afwachten.

De voorzitter : Ik bedoel dat dit een beslissing van de VRT is.

Mevrouw Marijke Dillen : Dit is een modeldossier. De VRT had moeten zeggen : dit is onaanvaardbaar, hier treden we onmiddellijk op.

Minister Dirk Van Mechelen : Mevrouw Dillen, over de grond van de zaak zijn we het hier allemaal eens. Maar u bent zelf advocate van beroep en zou dus moeten weten dat men moet proberen een straf te vinden in verhouding tot het begane misdrijf. Zo is een straf wegens een verkeersovertreding voor een gewone chauffeur meestal niet dezelfde als die voor een beroepschauffeur, om de gekende redenen. De interne beslissingsprocedure van de VRT is zeer strikt, mocht u eraan twijfelen. Dat bewijzen voorbeelden uit het recente verleden heel duidelijk.We moeten in alle sereniteit die procedure zijn gang laten gaan. Maar het is niet aan een minister en aan het parlement om te beslissen of de VRT al dan niet een programma mag uitzenden. Daar hebben we afstand van genomen. Hoe moeilijk het ook is, laat die barrière tussen de politiek en de openbare omroep bestaan, of we komen terug op glad ijs.