1999 - 2004

Vragen voor minister van Mobiliteit, Openbare werken en Energie, Stevaert

4 May 2000

Vraag om uitleg over de plannen voor de aanleg van een rotonde op de E313 ter hoogte van het Q8-servicestation

Vraag

De voorzitter:

Aan de orde is de vraag om uitleg van de heer Caluwé tot de heer Stevaert, minister vice-president van de Vlaamse regering, Vlaams minister van Mobiliteit, Openbare Werken en Energie, over de plannen voor de aanleg van een rotonde op de E313 ter hoogte van het Q8-servicestation.

De heer Ludwig Caluwé:

Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, via de pers vernamen we dat de minister van Ruimtelijke Ordening een nota klaar heeft met een plan voor de aanleg van een vijf meter hoge superrotonde op de E313 ter hoogte van het Q8servicestation.

In feite gaat het om een voorstel van de GOM Antwerpen, die de industriezone Kappeleveld II wil ontwikkelen en de ontsluiting van deze zone wil doorvoeren via het bestaande op en afrittencomplex van de Q8-servicezone. Dat zou tevens de mogelijkheid bieden om de industriezone Ter Straeten uit Oelegem via deze weg te ontsluiten.

Deze plannen roepen een aantal vragen op. Bieden de plannen ook een daadwerkelijke oplossing voor de verkeersoverlast die zich vooral op vrijdagnamiddag en op zaterdag voordoet aan de huidige rotonde te Wommelgem, dit ten gevolge van het verkeer in de richting van het shoppingcentrum van Wijnegem? Werd reeds nagegaan wat de effecten kunnen zijn op het verkeer in Zandhoven, Ranst en de verdere omgeving? Aangezien er sprake is van een publiek-private-samenwerking (PPS) en van medefinanciering van het project door sommige mee te financieren. Werd over deze plannen met u reeds overlegd ? Sluit u zich aan bij deze plannen ? En hebt u daar in de begroting voor in kredieten voorzien ?.

Antwoord

Minister Steve Stevaert :

In antwoord op uw eerste deelvraag moet ik u meedelen dat de bedoelde plannen mijzelf en de administratie Wegen en Verkeer alleen bekend zijn via de pers. Of ze een oplossing bieden voor de problemen van het shoppingcentrum te Wijnegem heeft de administratie Wegen en Verkeer dan ook niet bestudeerd. Er moet aanvullend worden nagegaan of de voorstellen passen in andere studies en plannen, waaronder de mobiliteitsstudie Vlaanderen, de mobiliteitsstudie Stadsgewest Antwerpen en de studie met betrekking tot de vervoerscorridor tussen de gewestwegen N12 en N116, alsook in de bestaande richtlijnen en wetgeving. In dit verband voorziet het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen niet in een bijkomend op en afrittencomplex ter hoogte van het Q8-servicestation. Inhoudelijk kunnen er dus heel wat vraagtekens worden geplaatst bij het voorstel dat in de pers ter sprake kwam. Er zijn reeds heel wat studies lopende, en op korte termijn moeten er nog een aantal streefbeeldstudies worden opgestart, onder meer voor de ombouw van de A12 ten noorden van Antwerpen zoals ik u hier onlangs heb meegedeeld.

Voor het opstarten van studies wordt voorrang gegeven aan projecten waarvoor op het meerjarenprogramma in kredieten werd voorzien. Dat is niet het geval voor de aanleg van een bijkomend op en afrittencomplex ter hoogte van het Q8-servicestation.

Ik vind het niet aangewezen om mijn administratie te belasten met de studie van projecten die te pas en te onpas her en der worden gelanceerd, aangezien de realisatie van het investeringsprogramma hierdoor op de helling komt te staan. De personeelsbezetting binnen de administratie Wegen en Verkeer Antwerpen is bovendien bijzonder krap ten gevolge van het vertrek van een aantal ingenieurs en de problemen met hun vervanging.

Gezien mijn antwoord op uw eerste vraag, kan ik u niet mededelen of er sprake is van een PPS-voorstel.

In elk geval heb ik reeds te kennen gegeven welke mijn prioriteiten zijn op het vlak van PPS, namelijk de sluiting van de kleine ring rond Antwerpen, de aanleg van een tunnel ter hoogte van de Teniersplaats in het kader van de herinrichting van de leien, de renovatie van de Royersluis en de doortrekking van een aantal tramlijnen te Antwerpen. Voor mijn bevoegdheden wens ik mij aan deze prioriteitenlijst te houden.

Repliek

De heer Ludwig Caluwé :

Het antwoord van de minister is zeer duidelijk. Laten we hopen dat ik bij het openslaan van de krant morgen of één van de volgende dagen geen artikel vind waarin de minister van Ruimtelijke Ordening verklaart dat het project toch zal worden uitgevoerd, en dat de Vlaamse regering een gewestplanwijziging in die zin zal goedkeuren. In dat geval zal ik me genoodzaakt zien de minister van Ruimtelijke Ordening hier opnieuw over te ondervragen.

De voorzitter :

Ik zal u daarin ondersteunen. Als een regeringslid een verklaring aflegt, dan doet hij dit als lid van een ploeg en kan hij daar vanzelfsprekend over ondervraagd worden. Ik zal dit dan ook zo aan de voorzitter van dit parlement meedelen.