1999 - 2004

Vragen voor minister van Mobiliteit, Openbare werken en Energie, Gilbert Bossuyt

4 November 2003

Vraag om uitleg over de noodzaak van een MER voor de heraanleg van de Leien en andere Antwerpse infrastructuurprojecten

De voorzitter : Aan de orde zijn de samengevoegde vragen om uitleg van de heer Caluwé tot de heer Bossuyt, Vlaams minister van Mobiliteit, Openbare Werken en Energie, over de noodzaak van een milieueffectenrapport voor de heraanleg van de Leien en andere Antwerpse infrastructuurprojecten, en van de heer Malcorps tot minister Bossuyt, over de ingebrekestelling van België door Europa wegens het niet naleven van de MER-verplichting voor de werken op de Antwerpse Leien.

De heer Ludwig Caluwé :Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, collega's, de werken aan de Antwerpse Leien begonnen, na lang protest, uiteindelijk in 2002. Normaal zou dat voor de Antwerpse binnenstad ingrijpende project in de loop van 2005 afgerond moeten zijn. Inmiddels hebben de werkzaamheden vier maanden vertraging opgelopen. Het zou echter heel wat dramatischer zijn als de werken moeten worden stilgelegd, iets waar tot op heden geen rekening mee werd gehouden.
De Europese Commissie heeft Vlaanderen immers formeel in gebreke gesteld in verband met het dossier van de heraanleg van de Leien. EU-commissaris Wallström meent dat er voor de heraanleg van de Antwerpse Leien een milieueffectenrapport opgesteld diende te worden. Dit houdt gelukkig geen onmiddellijke stillegging van de werken in.Vlaanderen krijgt twee maanden tijd om op de Europese bezwaren te reageren. Indien het antwoord niet voldoet, kan dat leiden tot een veroordeling door het Europees Hof van Justitie.

De formele ingebrekestelling volgt op een klacht die werd ingediend door de Antwerpse VZW Straatego, de rechtspersoon van de burgerbeweging stRaten-generaal. De VZW, of eender welke andere belanghebbende, zou nu met de EU-beslissing naar een Belgische rechtbank kunnen trekken om de werken stil te laten leggen. Gelukkig is de VZW dit voorlopig niet van plan, alleen al omdat de werken moeilijk kunnen worden teruggeschroefd.

Het is op zijn minst betreurenswaardig dat de onvoorzichtigheid van de Vlaamse regering ertoe leidt dat de werkzaamheden in het gedrang kunnen worden gebracht. In antwoord op een vraag tijdens de plenaire vergadering van 22 oktober 2003 verklaarde u dat 'de Europese procedures toch langer duren dan de werken zelf'. U gaat er dus van uit dat daardoor de werken geen vertraging zullen oplopen.

Uw verdediging dat eerdere adviezen en een uitspraak van de Raad van State bevestigden dat de werkzaamheden niet MER-plichtig zijn, waren gebaseerd op de Vlaamse MER-regelgeving, een regelgeving die door de Europese Commissie nog steeds niet conform de Europese richtlijnen werd verklaard. De ingebrekestelling door de Europese Commissie is dan ook gebaseerd op de richtlijn zelf en niet op de Vlaamse criteria. In die zin is een verdediging gebaseerd op de Vlaamse regelgeving ontoereikend.

In juni starten de ingrijpende onderhoudswerkzaamheden aan de Antwerpse ring. Dit project situeert zich voor het grootste gedeelte binnen de bestaande infrastructuur, doch er wordt ook een stuk nieuwe infrastructuur aangelegd. Met name tussen de brug van Merksem en de verkeerswisselaar E19-A12 richting Bergen op Zoom zal een dubbele rijstrook worden aangelegd. Het is maar de vraag of dit als een zogenaamd 'groot werk' moet worden beschouwd, waarvoor volgens de EU-richtlijn een MER nodig is. De verwachte hinder van de werken aan de ring kan nu al moeilijk worden overschat. Enig risico op een procedure vanuit Europa moet tot elke prijs worden vermeden.

Bovendien heeft de Commissie problemen met de criteria die Vlaanderen hanteert in verband met effectenrapporten voor tramprojecten.Volgens Europa betekenen de Vlaamse regels dat in de praktijk voor geen enkel tramproject een impactstudie vereist is.Momenteel wordt bijvoorbeeld gewerkt aan het tramproject in Mortsel. Het zou van start gaan op 15 januari 2004. Ook voor dit project werd het probleem van een eventuele MER-plicht aangekaart.

De heer Malcorps stelde hierover enkele weken geleden een vraag aan minister Van Mechelen. Het is opmerkelijk dat de minister zijn antwoord over de eventuele MER-plicht van de werken louter ba- seerde op de Vlaamse regelgeving. Omdat het niet over een verlenging van tramlijnen langer dan 10 kilometer gaat, stelde hij dat geen MER nodig is. De ingebrekestelling van de Europese Commissie inzake de Leien, werpt echter een bijzonder licht op het antwoord van minister Van Mechelen. De Europese procedures komen toch niet plots uit de lucht gevallen ? Ik vraag me dan ook af of de diensten toen nog niet op de hoogte waren van de vragen die de Europese Commissie zich stelde over de bepaling in de Vlaamse regelgeving dat pas sprake kan zijn van een MER-plicht als een tramlijn langer is dan 10 kilometer.

Mijnheer de minister, we moeten toch een beetje oppassen met Europa.We hebben immers al een en ander meegemaakt. Denken we maar aan het Deurganckdok. De stillegging van die werken leeft heel sterk binnen onze commissie. Ik ga ervan uit dat de minister en zijn medewerkers zich terdege bewust zijn van de problemen. Aan het parlement antwoorden dat de ingebrekestelling van de Europese Commissie niet zo erg is omdat het nog vele jaren duurt eer de procedure afgerond is en de Leien tegen de tijd van een uitspraak al lang afgewerkt zullen zijn, getuigt van weinig realiteitszin. (Opmerkingen van minister Gilbert Bossuyt) Europa is niet ver : Europa ligt op 400 meter van ons. Ik herhaal dat we moeten opletten.

Minister Gilbert Bossuyt :Mijnheer Caluwé, ik heb meegewerkt aan textiel- en andere plannen en weet daardoor heel goed wat zo'n Europese ingebrekestelling inhoudt. Maakt u zich maar niet ongerust.

De heer Ludwig Caluwé :Mijnheer de minister, het zou gepast zijn om een wat meer diplomatieke en vriendelijker toon aan te slaan bij degenen die een finale uitspraak moeten doen in deze zaak. Ik raad u aan om daar toch op te letten.

Uw tegenargumenten waren gebaseerd op de Vlaamse regelgeving in verband met de MER-plicht van infrastructuurprojecten. Gelden deze tegenargumenten eveneens voor de Europese regelgeving terzake ? Die werden eerder aan de Commissie overgemaakt per brief, en uit de ingebrekestelling blijkt dat deze argumenten ontoereikend zijn.

Kunt u in uw antwoord aan de Europese Commissie andere tegenargumenten opwerpen ? Of wacht u een juridische procedure af om op die manier ondertussen de werkzaamheden af te ronden ? Wat kunnen de gevolgen zijn van een eventuele negatieve afloop van een Europese juridische procedure ? Kunt en wilt u alsnog een MER laten opmaken voor de heraanleg van de Leien, indien dat noodzakelijk blijkt om een veroordeling te voorkomen ?

Ondertussen wordt gewerkt aan een plan-MER voor alle werken die betrekking hebben op het Masterplan Antwerpen. Vóór de besluiten van die strategische MER er zijn, blijkt uit de documenten dat reeds werd beslist welke werken project-MERplichtig zijn en welke niet. Natuurlijk kan nog worden gecorrigeerd, maar volgens mij wordt de kar voor het paard gespannen. Uit een plan-MER moet immers worden afgeleid welke werken grote milieugevolgen hebben en welke niet. Nu wordt dit op voorhand bepaald, nog vóór de besluiten van de strategische MER bekend zijn. Over de sluiting van de ring, de verbreding van het Albertkanaal en de optimalisatie van de Singel, zou een project- MER moeten worden opgesteld, maar voor de andere niet.

Europa stelt niet dat voor een verlenging van een tramlijn absoluut een project-MER moet worden opgesteld, maar wel dat prima facie moet worden onderzocht of er grote milieueffecten kunnen zijn in plaats van op voorhand te besluiten dat een project- MER niet hoeft. Het grote probleem is dat een aantal van de werken van het Masterplan die worden bestudeerd in de strategische MER, reeds worden uitgevoerd. De Leien maken deel uit van het Masterplan en van de strategische MER, maar worden reeds uitgevoerd. Hetzelfde probleem stelt zich voor de verlenging van de tramlijnen. Ook die zullen starten vóór er een besluit is genomen in de strategische MER.

De onderhoudswerkzaamheden aan de ring maken geen deel uit van de strategische MER. Ik beweer niet dat ze absoluut MER-plichtig zijn, maar ik vraag of werd onderzocht of ze MER-plichtig zouden kunnen zijn en dus grote milieueffecten zouden kunnen hebben. Het bezwaar van de Europese Commissie over de Leien was precies dat niet werd onderzocht of ze MER-plichtig zijn, maar dat wel snel werd geconcludeerd dat ze dat niet zouden zijn.

Ook door te snel te stellen dat tramlijnen van minder dan 10 kilometer niet moeten worden onderzocht, wordt een fout gemaakt. Er had moeten worden bekeken of er geen grondig onderzoek nodig was. Vreest u niet dat bij de werken voor de verlenging van de tramlijn richting Mortsel, die start gaan op 15 januari 2004, een belanghebbende die zich baseert op de ingebrekestelling van de Europese Commissie, naar een Belgische rechtbank zal stappen om de werken te laten stilleggen ? Daardoor zou de reeds onnoemelijke verkeerschaos, die nog zal groeien als de werken van start gaan, nog drastischer worden. Enige voorzichtigheid is geboden.

Een grondiger afweging dringt zich op. Ik pleit dus nogmaals om ofwel de grote onderhoudswerken uit te stellen, ofwel de andere grote werken. Als alles tegelijkertijd plaatsvindt, wordt de chaos bijzonder groot.

De heer Johan Malcorps : Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, als ik de heer Caluwé zo bezig hoor, krijg ik de indruk dat hij hoopt dat de chaos losbarst in Antwerpen en hij daardoor via een omweg toch gelijk krijgt. Ik hoop dat helemaal niet. Ik distantieer mij bijgevolg van de toon van zijn betoog.Toch wil ook ik een aantal vragen stellen.

België heeft nu twee maanden tijd om het dossier over de MER bij Europa te verdedigen. Lukt dat niet, dan dreigt een procedure voor het Europees Hof.Allicht kan de Vlaamse regering het hele Minder- Hinderplan aan Europa voorleggen, of de hele reeks hoorzittingen die voorafgingen aan de heraanleg van de Leien en de wijze waarop bijzonder nauwkeurig zorg werd gedragen voor de platanen.

Mijnheer de minister, waarom werd er geen MER uitgevoerd ? Op een actuele vraag van de heer Voorhamme hebt u geantwoord dat de MER-cel van onze administratie, een extern advocatenkantoor en ook onze eigen Raad van State van oordeel waren dat de werken niet MER-plichtig waren. Dé beslissende factor is natuurlijk hoe Europa over een en ander denkt.Wij kunnen hier om het even wie consulteren, het is Europa dat beslist. Uit de aanmaning van Europa blijkt dat het het niet eens is met de wijze waarop de MER-plicht voor infrastructuurwerken in Vlaanderen werd omgezet.

Ik neem aan dat de bevoegde instanties op de hoogte waren van deze uitspraak van het Hof. Een toetsing vooraf bij Europa was misschien toch geen overbodige luxe geweest. Ervan uitgaan dat Europa een vrijstelling van MER wel zou aanvaarden, was misschien wel vragen om problemen, temeer daar er in feite tijd zat was voor de opmaak van een MER, als we nagaan hoe lang de inspraak en discussies duurden die aan de beslissing tot heraanleg van de Leien voorafgingen. Als op tijd een MER-procedure werd opgestart, zou die dus geen vertraging hebben opgeleverd. Nu duikt dit risico wel weer op, meer zelfs, we zijn nu afhankelijk van de goede wil van de klagers om de werken niet stil te laten leggen. Als iemand met de nieuwe uitspraak van Europa naar de Belgische rechter stapt, zal die misschien niet anders kunnen dan Europa te volgen.

Wat als we Europa niet kunnen overtuigen ? Ik hoop natuurlijk dat het dossier sterk genoeg zal zijn.Minister Van Mechelen heeft beloofd om een dossier op te stellen over het tramproject te Mortsel en ik weet dat hij daaraan de nodige zorg zal besteden. Als we Europa niet kunnen overtuigen, wat zijn dan de gevolgen voor de werken op de Leien die bezig zijn en voor alle andere geplande werken, de heraanleg van de ring en de werken in het licht van het Masterplan ?

U gaat ervan uit dat op het moment dat alle procedurediscussies achter de rug zijn, de werken aan de Leien al lang afgerond zullen zijn. Geldt dat ook voor de tweede fase van de heraanleg van de Leien ?

Wat zijn de gevolgen van dit meningsverschil met Europa over de interpretatie van de MER-plicht voor andere werken in de toekomst, bijvoorbeeld in het licht van het Masterplan voor de Antwerpse mobiliteit ? Nu wordt wel werk gemaakt van een omstandige plan-MER, maar eenmaal er project-MER's nodig zijn, kan dezelfde discussie opnieuw beginnen. Hoe moeten we de zaken ten gronde aanpakken om dit soort discussies met Europa te vermijden ?

Minister Gilbert Bossuyt : Mevrouw de voorzitter, een omstandige vraag verdient natuurlijk een omstandig antwoord.

Mijnheer Caluwé, op 22 oktober had ik absoluut niet de intentie om de ingebrekestelling van de Europese Commissie te minimaliseren. Ik heb getracht om met mijn antwoord de ingebrekestelling juist te plaatsen. Er bestaat immers een nogal groot onevenwicht tussen de ingebrekestelling en de fase waarin de werken zich bevinden. Het departement Leefmilieu en Infrastructuur is momenteel bezig om een antwoord op de ingebrekestelling voor te bereiden. Het is in ieder geval te vroeg om elementen van het antwoord of de strategie dienaangaande te presenteren. Juristen en technici uit alle betrokken administraties bestuderen de stellingen van de Commissie.

Ik wil toch nog even de procedure situeren. Eerst is er een administratief vooronderzoek. Dit is achter de rug. Daarop volgt eventueel een ingebrekestelling. Dit is de situatie waarin we ons nu bevinden.

Laat ons niet vergeten dat het gaat om een opmerking van de administratie.We hebben de tijd om onze stellingen naar voren te brengen. Als de repliek op de ingebrekestelling de Commissie niet kan overtuigen, volgt er een met redenen omkleed advies. Daarna volgt eventueel een dagvaarding voor het Hof van Justitie. Ten slotte velt het Hof een arrest waarin de lidstaat wordt veroordeeld of vrijgesproken. Het is dus een heel omslachtige procedure.

Ik wil erop wijzen dat in de actuele fase - de beantwoording van de ingebrekestelling - de formele discussie begint. Het is dus mogelijk alle argumenten opnieuw op tafel te leggen, ook die die reeds informeel werden bezorgd aan de Commissie.Want men vergeet dikwijls dat er ook een informele procedure is geweest.

De Commissie heeft geen definitief standpunt vertolkt en nodigt ons in feite uit om eventueel niet gekende informatie of niet begrepen zienswijzen opnieuw voor te leggen. De ingebrekestelling op zich heeft dan ook nog geen gevolgen.Volgens de huidige gang van zaken zou een dergelijk arrest niet vroeger dan binnen 3 jaar volgen. De veroordeelde lidstaat moet het arrest uitvoeren.

De eerder geschetste procedure kan dan door de Commissie herhaald worden, indien zij van oordeel is dat het arrest niet of niet in voldoende mate werd uitgevoerd door de lidstaat.Wanneer het opnieuw tot een dagvaarding komt, kan de Commissie aan het Hof vragen om een dwangsom of een boete op te leggen. Het Hof oordeelt dan of dit gerechtvaardigd is. Een dergelijke tweede procedure zal wederom minstens drie jaar duren. In totaal kan de procedure dus tot 6 jaar duren, indien alle geschetste fases moeten worden doorlopen.

Volgens de ons bekende informatie heeft de Commissie zelden de inbreukprocedures, inzake een klacht over de toepassing van de MER-richtlijn, tot een procedure voor het Hof van Justitie laten komen. Meestal wordt een vergelijk gevonden. Het getuigt van realiteitszin om uitgevoerde of in uitvoering zijnde projecten niet plots stil te leggen en af te voeren.

De verdere stellingname van het Vlaams Gewest zal gebaseerd zijn op het verloop van de procedure. Hierop kan momenteel niet verder ingegaan worden.

Het structureel onderhoud van de ring rond Antwerpen voorziet enkel in de opbraak en de heraanleg van de verhardingen, onderliggende funderingen en een reeks wegaanhorigheden, zoals afwatering en veiligheidsstootbanden. De aanleg van een bijkomende rijstrook is slechts voorzien over een beperkte lengte en heeft geenszins de bedoeling om de verkeersintensiteit te verhogen. De omvang van dit onderdeel is beperkt en wordt afgewerkt binnen de huidige wegzate.

Onderhoudswerken aan wegen, binnen de bestaande wegzate, vallen in principe niet onder de MER-plicht. Zij zijn niet te beschouwen als aanleg van wegen, noch als ingrijpende wijzigingen. De aanleg van een bijkomende rijstrook over een beperkte afstand, die niet buiten de bestaande wegzate gaat, is als project op zich - overeenkomstig de vigerende regelgeving - ook niet MER-plichtig.

Vandaag zijn de impact en de eventueel te nemen maatregelen bij dergelijke projecten goed gekend. Er is geen extra verontreiniging of hinder te verwachten, integendeel. Door deze werken wordt de doorstroming verbeterd, wordt de veiligheid groter en is er voor het geluidsdrukniveau en de luchtverontreiniging een verbetering te verwachten.

Er is geen extra ruimtebeslag en de kwetsbaarheid van het milieu in het projectgebied is moeilijk als 'hoog' te beschouwen. De bewoners ondervinden, gezien de afstand, geen extra hinder.Wellicht zelfs minder, gelet op de verkeersafname tijdens de periode van de werken. Ook na de afronding van de werken is een afname van het verkeer in de Antwerpse regio realistisch, als gevolg van een aantal geplande minder-hindermaatregelen.

Er zal voor de geplande onderhoudswerken aan de ring rond Antwerpen geen MER-rapport opgemaakt worden, tenzij de administratie Ruimtelijke Ordening hierover anders beslist in het kader van een bouwvergunningsaanvraag. Formeel zal een bouwaanvraag in elk geval zonder MER-rapport ingeleid worden.

Voorafgaand aan de onderhoudswerken zal het bewijs geleverd worden dat geen aanzienlijke niet vooraf gekende en niet door het projectconcept gemitigeerde milieueffecten te verwachten zijn. Het vrijwillig opmaken van een formeel MER-rapport voor projecten die eigenlijk niet MER-plichtig zijn, kan een precedent vormen voor andere projecten van de administratie Wegen en Verkeer, en zo de uitvoering van het investeringsprogramma van het Vlaams Gewest in het gedrang brengen. Dit kan ik niet toestaan, aangezien verschillende projecten van groot belang zijn voor een betere verkeersveiligheid en leefbaarheid op onze wegen.

De ingebrekestelling stipt aan dat de kilometerlengte voor tramlijnen - die volgens de vigerende regelgeving beslissend is om de MER-plicht te bepalen - niet aanvaardbaar is, aangezien aldus de facto alle tramlijnprojecten ontsnappen aan de milieueffectenbeoordeling. Ik weet niet of deze stelling van de Commissie in casu steekhoudend is. Dit moet verder onderzocht worden. Een lengte van 10 kilometer werd op 10 maart 1998 in onze MER-regelgeving ingeschreven als criterium voor de MER-plicht van een tramlijn. De Commissie is hiervan op de hoogte.

De Vlaamse regering heeft destijds de Vlaamse MER-regelgeving, volledig conform de toen geldende richtlijn, gewijzigd en aangevuld. Dit was noodzakelijk om te voldoen aan het arrest van het Hof van Justitie van 2 mei 1996. De Commissie was met de wijziging van 10 maart 1998 volledig tevreden en heeft de inbreukzaak toen geklasseerd. Het is dus pas vijf jaar na de notificatie van dit besluit dat de Commissie vragen stelt over de gehanteerde parameters voor tramprojecten. Voor de Leien gaat het enkel om de heraanleg. Dit is toch een groot verschil met de aanleg van 10 kilometer nieuwe tramlijnen.

Gelijksoortige juridische disputen zullen in de toekomst wellicht minder frequent voorkomen. Dit blijkt uit de nieuwe werkwijze, zoals vervat in het decreet van 18 december 2002 betreffende de milieueffecten- en de veiligheidsrapportage. Naast een lijst van automatisch MER-plichtige projecten of categorieën van projecten, komt er ook een lijst van projecten die geval per geval gescreend moeten worden in functie van de vraag of er aanzienlijke milieueffecten te verwachten zijn. De initiatiefnemer van een project moet een ontheffing vragen als hij van oordeel is dat het antwoord op die vraag negatief is.

Uiteraard zijn de drempels in dat geval iets lager dan in de vigerende regelgeving. Dit is een meer complexe werkwijze,maar de screening is een eerste administratieve beslissing die de kwestie van de MER-plicht in een vroeg stadium op een transparante wijze wil aanpakken.Voor toekomstige projecten zal het nieuwe systeem van milieueffectenbeoordeling het Vlaams Gewest in staat stellen om op juridisch correcte wijze een MER-rapport op te stellen voor projecten die aanzienlijke milieueffecten kunnen teweegbrengen.

Een eerste inzicht ter zake kan voor de Antwerpse regio geleverd worden door het lopende plan-MER voor het Masterplan Antwerpen. De nieuwe methodiek kan een verbetering inhouden, maar elke discussie is daarmee niet te vermijden, omdat bij elke beslissing het element beoordeling aanwezig blijft.

Tot slot wil ik opnieuw opmerken dat vragen over de omzetting van de Europese MER-richtlijnen dienen te worden gesteld aan minister Sannen, die hiervoor verantwoordelijk is. Het antwoord op de ingebrekestelling zal formeel gegeven worden door de minister van Leefmilieu.

Mijnheer Malcorps, de administratie Wegen en Verkeer is een bouwheer, zoals er in Vlaanderen vele andere bouwheren zijn.Voor de projecten van deze administratie is meestal een bouwvergunning noodzakelijk.

Het is de administratie Ruimtelijke Ordening die beslist of een bouwvergunning al dan niet afgeleverd kan worden, rekening houdend met de geldende wetgeving inzake ruimtelijke ordening en milieu. Als een bouwvergunning wordt afgeleverd door de administratie Ruimtelijke Ordening is impliciet aan alle vereisten voldaan.

Ik kan begrijpen dat er vragen worden gesteld, maar op een bepaald moment wordt een beslissing genomen en spreken administraties zich uit. Hier moet men ook rekening mee houden. Het is niet de opdracht van de bouwheer om de bekomen vergunning in vraag te stellen. Het is wel in het belang van de bouwheer om een vlotte aflevering van de bouwvergunning te bevorderen.

Reeds in 1999 werd een advies gevraagd aan de cel MER van Aminal. Deze cel was van oordeel dat op grond van de toen geldende Vlaamse MER-regelgeving er geen MER-plicht was. Het project zat toen nog niet in de vergunningsfase.AWV heeft, als bouwheer, in de loop van 2001 een bouwaanvraag ingediend bij de afdeling ROHM Antwerpen.

Tijdens het openbaar onderzoek rees de vraag naar de MER-plicht. Het advocatenkantoor Goossens Sebreghts Jacqmain heeft geadviseerd dat er, op grond van de toen - en nu nog steeds - geldende rubricering van MER-plichtige projecten volgens de omzettingsteksten van de oorspronkelijke richtlijn van 1985, geen MER-plicht was.

De klager heeft tegen de bouwvergunning een schorsingsverzoek ingediend bij de Raad van State. Hierin werd de voormelde argumentatie in verband met de MER-plicht overgenomen. Deze vordering werd om vormelijke redenen afgewezen. De juridische kwestie van de MER-plicht werd niet door de Raad behandeld. Het verzoek tot vernietiging werd niet voortgezet. De zaak bij de Raad Van State is dus gesloten. Daarna wendde de klager zich tot de Commissie, met het gekende gevolg.

In de ingebrekestelling door de Commissie wordt op erg summiere wijze gesteld dat de MER-richtlijn niet werd nageleefd. Binnen het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap wordt nu onderzocht hoe de argumenten van de Commissie kunnen worden weerlegd, en of er voldoende juridische gronden bestaan voor de stellingen van de Commissie. De ingebrekestelling is immers de vertaling van de visie van de Europese administratie.

Er kan niet ontkend worden dat de rechtspraak van het Hof van Justitie, geciteerd in de ingebrekestelling, reeds dateert van 1998. Ik wil erop wijzen dat de uitspraken van het Hof in dat arrest zich op algemeen en abstract niveau situeren.

Deze rechtspraak heeft slechts een fundamentele kwestie van de interpretatie van de MER-richtlijn beslecht. De lidstaten hebben bij de vaststelling van de afbakeningscriteria voor de bepaling van de MER-plicht een grote beoordelingsmarge,maar dit mag niet als gevolg hebben dat het merendeel van de projecten in een lidstaat - zonder dat wordt nagegaan of er aanzienlijke milieueffecten aanwezig zijn - automatisch ontsnappen aan de MER-plicht. Dit is de enige regel die het Hof heeft ontwikkeld. Daarmee moet de nationale rechter en - in voorkomend geval - de Commissie, het doen bij de ontvangst van een klacht.

Het is in grote mate een feitenkwestie.Het lijkt ons niet goed bruikbaar voor de concrete context van potentiële MER-projecten of categorieën van projecten, want een verschil in zienswijzen kan niet a priori worden uitgesloten.

Het Vlaams Gewest kon er met recht en reden van uitgaan dat er - door te verwijzen naar de afbakening van de MER-plicht volgens de vigerende Vlaamse MER-regelgeving - geen MER moest worden opgesteld, omdat geen aanzienlijke milieueffecten met een negatief permanent karakter te verwachten waren en de tijdelijke negatieve effecten, via de voorwaarden in de vergunningen, tot een aanvaardbaar peil konden worden teruggebracht. Noch de administratie Wegen en Verkeer, noch de andere diensten van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap kan iets ten laste worden gelegd in het kader van de bouwaanvraag voor de Leien in Antwerpen.

Ik wil aanstippen dat een belangrijk aspect van de Europese ingebrekestelling betrekking heeft op het nog niet volledig omgezet zijn van de Europese MER-richtlijn 97/11/EG in onze Vlaamse MER-regelgeving. Hiervoor is minister Sannen bevoegd. Over dit punt dient u hem te interpelleren. Ik beperk me dan ook tot het uiteenzetten van de visie van mijn administratie.

De niet-omzetting heeft als nadeel dat de Commissie niet anders kan dan direct te toetsen aan de criteria van de richtlijn, terwijl eigenlijk in Vlaanderen nog steeds de oude unieke lijst van MER-plichtige projecten bestaat. Dit systeem zorgt wel voor duidelijkheid op voorhand, maar heeft als groot nadeel dat de kwestie van de MER-plicht slechts achteraf in handen komt van de vergunningverlenende overheden, of bekeken moet worden door de rechtbanken of de toezichthoudende overheden. Het gevolg is dat in principe de uitvoerbaarheid van vergunningen in gevaar komt. De rechtszekerheid is hiermee niet gediend.

Dit systeem vertoont een gebrek aan flexibiliteit en zou wel eens zijn milieudoelstelling kunnen voorbijschieten. Milieueffectenrapporten kunnen dan wel eens pro forma opgesteld worden, terwijl sommige gevoelige projecten dan toevallig ontsnappen aan de MER-plicht. Zoals gezegd, verlaten we met het decreet van 18 december 2002 betreffende de milieueffecten- en de veiligheidsrapportage het oude systeem.

Het Vlaams Gewest blijft bij zijn basisstelling dat er, gelet op de huidige en de nog om te zetten regels, geen aanzienlijke milieueffecten met een negatief permanent karakter te verwachten vielen. Het is moeilijk aanvaardbaar de MER-plicht enkel af te leiden uit de evidentie dat elk groot infrastructuurwerk een zekere hinder met zich meebrengt. Dezelfde redenering wordt - zoals ik heb geantwoord op de vraag van de heer Caluwé - momenteel ook gevolgd voor de geplande onderhoudswerken op de ring rond Antwerpen. Ik wil nogmaals uitdrukkelijk herhalen dat de administratie Wegen en Verkeer werken uitvoert op basis van een geldige bouwvergunning. Vragen over de omzetting van de Europese MER-richtlijn 97/11/EG moet u stellen aan minister Sannen, die hiervoor verantwoordelijk is.

Als de Commissie niet overtuigd is van onze argumenten, kan zij de procedure doorzetten. De heraanleg van de Leien zal hoe dan ook niet stilgelegd worden.

De heer Ludwig Caluwé : Mijnheer de minister, ik hoop dat de problemen die we vandaag kennen - en die van toepassing zijn voor een aantal projecten die eerstdaags starten -, kunnen worden weggewerkt door beter te screenen of een project al dan niet MER-plichtig is.

In de ingebrekestelling zegt de Europese Commissie niet dat de heraanleg van de Leien en de verlenging van de tramlijnen MER-plichtig zijn. De Commissie verwijt Vlaanderen dat de MER-plicht onvoldoende is afgewogen. Er is te snel het besluit genomen dat er geen milieueffectenrapport nodig is. De Commissie verwijt ons dat we onzorgvuldig zijn geweest.

Mijnheer de minister, u zegt dat de ingebrekestelling van de Europese administratie komt. Dat is een beetje denigrerend, want daarmee lijkt u te willen zeggen dat het nog niet op het politieke niveau van de Commissie zou zitten. Ik wil dit corrigeren. De ingebrekestelling is ondertekend door Commissaris Wallström, conform het besluit van de Commissie. Het is dus niet de administratie.

Minister Gilbert Bossuyt :We zitten nog in de administratieve fase. In juridische terminologie betekent dit enigszins iets anders.

De heer Ludwig Caluwé : Zeggen dat we nog in de administratieve fase zitten, is iets anders dan te stellen dat de ingebrekestelling afkomstig is van de administratie.U wekt doelbewust verwarring.

Mijnheer de minister, u zei dat de informele procedure al een tijdje loopt. Ik vind het merkwaardig - misschien moet de vraag gesteld worden aan minister Van Mechelen, die de bouwvergunning moet afleveren, want ook hij zal wel op de hoogte zijn van de informele procedure - dat u opnieuw verwijst naar het besluit van 1989, hernomen in 1998, dat stelt dat er geen MER-plicht is als de verlenging van een tramlijn minder dan 10 kilometer bedraagt.

Als men door de informele procedure weet heeft van opmerkingen van de Commissie, en toch blijft vasthouden aan het besluit van 1989, lijkt me dat onzorgvuldig.

Minister Gilbert Bossuyt : Mijnheer Caluwé, als het uw bedoeling is om de werken te laten uitstellen, doe het dan op een andere manier en kom er ook voor uit dat u ons absoluut veroordeeld wilt zien. Uw toon wijst alvast in die richting.U bent niet geloofwaardig, want u pleit al van bij het begin voor een uitstel van de werken.

De heer Ludwig Caluwé : Mijnheer de minister, wij doen vanuit de oppositie ons uiterste best om de regering te helpen de gemaakte fouten tegenover de Europese Commissie recht te zetten door voor een nooddecreet te stemmen.We doen er alles aan om te vermijden dat in de toekomst soortgelijke fouten worden gemaakt. We moeten de nodige zorgvuldigheid aan de dag leggen op het vlak van de Europese regels.Dat is het doel van mijn vraag. We moeten vermijden dat opnieuw chaos ontstaat zoals het geval was bij de werken aan het Deurganckdok, want die kans is reëel, zeker als we nu niet genoeg opletten. Ik heb geen andere doelstelling. We kunnen politieke discussies voeren over de noodzaak aan een bepaald werk of aan de rangorde van werken, maar die staan helemaal los van de inhoud van mijn vraag. Ik vraag nu of we de juiste juridische procedures aan het volgen zijn. En ik vraag me af of we ons niet een beetje onzorgvuldig gedragen.

U zegt een beetje te snel dat er meestal een overleg komt en dat in de meeste gevallen een vergelijk ontstaat met de Commissie. De Commissie is in een aantal gevallen echter ook al naar het Hof van Justitie getrokken. In haar ingebrekestelling verwijst de Commissie zelf naar twee arresten, waarvan één betrekking heeft op België.

Voor de onderhoudswerken aan de ring is het van belang dat duidelijk wordt gezegd hoe lang de extra rijstrook zal zijn. Al te makkelijk wordt gezegd dat het niet de bedoeling is om de verkeersintensiteit te doen toenemen, maar werd ook onderzocht of de verkeersintensiteit echt niet zal toenemen ? Het is toch niet omdat men de bedoeling niet heeft, dat iets niet kan gebeuren. Misschien is dus ook hiervoor een MER nodig.

Ik wil nog iets rechtzetten over het antwoord dat u gaf op de actuele vraag van de heer Voorhamme over de juridische procedure bij de Raad van State door de VZW Straatego. U antwoordde dat de Raad van State tot het besluit was gekomen dat de werken niet MER-plichtig waren,maar nu vertelt u dat de Raad van State de procedure om procedurele redenen heeft stilgelegd. Dat klopt. De Raad van State heeft geen formele beslissing genomen over de inhoud. (Opmerkingen van de heer Robert Voorhamme en van minister Gilbert Bossuyt)

In het Beknopt Verslag lees ik dat de Raad van State van oordeel was dat de werken niet MERplichtig waren.Wellicht is een fout in het Beknopt Verslag geslopen.

De voorzitter : De fout in het Beknopt Verslag is hiermee rechtgezet.

De heer Johan Malcorps : Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, een MER is een heel belangrijk instrument van het milieubeleid. Het wordt terecht toegepast bij grote infrastructuurwerken.We stellen echter vast dat dikwijls sprake is van een verzanding in grote procedurekwesties, waarbij niemand gebaat is.

U zei dat er naast de formele procedures ook informeel overleg bestaat. In Vlaanderen doen de bevoegde ministers en hun administraties de nodige moeite om de regels te volgen. Met de plan-MERprocedures voor het Masterplan Antwerpen proberen we de zaak echt grondig aan te pakken door iedereen in een heel vroege fase te raadplegen. Het is misschien belangrijk dat hierover voldoende ruchtbaarheid wordt gegeven aan Europa via de formele en de informele procedures. In Antwerpen gebeuren nu heel wat grote werken - waarvoor onze dank - en Europa moet ervan op de hoogte worden gebracht dat de inschatting van de plannen en de MER op een heel degelijke manier worden aangepakt met voldoende inspraakmogelijkheden voor de bewoners. Als Europa niet voldoende op de hoogte wordt gebracht, kunnen we dit soort van procedurediscussies eindeloos herhalen bij elk klein project dat wordt opgestart.We moeten op zoek gaan naar een vergelijk met de bevoegde administratie of Commissarissen, om te vermijden dat we blijven verzanden in dergelijke discussies.

Minister Gilbert Bossuyt : Mijnheer Malcorps, de verplichting van een MER is een goede zaak. Ik krijg soms de indruk dat sommigen de doelstelling erachter kapot willen maken door er een puur procedureel spel van te maken. Het is nooit de intentie van de Vlaamse regering geweest om op een slinkse wijze in te grijpen in het milieu naar aanleiding van die werken.We hebben een oordeel gevormd op basis van onze geldende regelgeving en we hebben ons daarbij proberen in te dekken. De administratie heeft een oordeel gevormd, net als een extern bureau, waarna een procedure werd gevolgd.

We willen ons in de toekomst indekken door onze regelgeving aan te passen en zo sluitend mogelijk te maken. Ik houd mijn hart vast voor het antwoord van Europa, want natuurlijk blijft er altijd een element van beoordeling over.Twee aspecten zijn daarbij van belang : er wordt onderzocht of er sprake is van een bewuste, misdadige intentie om de regels te ontwijken en er wordt rekening gehouden met de omvang van de werken. Ik ben voldoende democratisch ingesteld om te appreciëren dat een burger zich verdedigt tegen een overheid, maar het mag geen karikatuur worden. Het kan niet zijn dat werken altijd kunnen worden afgeremd. Als we de nodige procedures volgen en ons daarbij voldoende indekken, doen we ons best, op het vlak van alle regelgeving. Als de werken die in Antwerpen op stapel staan in dezelfde sfeer moeten worden afgerond, dan wens ik mijn eventuele opvolger er veel plezier mee.