1999 - 2004

28 October 2017

Verslag Over de besprekingen naar aanleiding van de formulering van een resolutie omtrent de langetermijnvisie op het Schelde-estuarium op 15 mei 2001

INLEIDING

Met het oog op goedkeuring door dit Parlement ligt er een resolutie voor omtrent de langetermijnvisie op het Schelde-estuarium. Deze resolutie kadert in een breed proces. Ik zal u eerst even dit proces schetsen. Daarbij zal ik wat nader ingaan op de inhoud van de langetermijnvisie zoals zij door de Technische Scheldecommissie opgesteld werd. Vervolgens zal ik u verslag doen van de werkzaamheden die onze commissie aan dit onderwerp besteed heeft. Ik zal eindigen met het standpunt van mijn fractie weer te geven.

TOTSTANDKOMING EN PROCEDURE

Nadat de vorige Vlaamse Regering Nederland in 1997 ervan op de hoogte had gebracht dat er een verzoek zou komen voor een verdere verdieping van de Schelde, formuleerde Nederland einde 1997 het voorstel om te komen tot een langetermijnvisie op het Schelde-estuarium die richtinggevend zou moeten zijn voor beleidsmaatregelen in Nederland en Vlaanderen. Het beleid en beheer van het Schelde-estuarium kent immers gevoeligheden bij de betrokken partijen in beide landen. De belangen lopen deels gelijk, maar zijn deels ook tegengesteld. De ontwikkeling van een gemeenschappelijke langetermijnvisie kan het vertrouwen tussen de partijen vergroten, zo luidde het.

Vlaanderen ging akkoord met deze redenering zodat in de loop van het jaar 1998 in de schoot van de Technische Schelde Commissie een agenda voor deze langetermijnvisie uitgewerkt werd. Op basis hiervan werd begin 1999 een projectorganisatie opgezet. Hieraan en aan de gehele Langetermijnvisie werd vlot samengewerkt door Nederlandse en Vlaamse ambtenaren.

In het begin van dit jaar waren deze werkzaamheden afgerond, waarop de Technische Scheldecommissie de visietekst overhandigde aan de twee ministers. Tussen de ministers werd de afspraak gemaakt dat Vlaanderen voor 1 juni zijn standpunt zou bekendmaken en dat Nederland hetzelfde zou doen voor 1 december van dit jaar. Onze werkzaamheden vandaag kaderen in dit perspectief. Het is de bedoeling dat het Vlaams Parlement vandaag zijn standpunt bepaalt waardoor de Vlaamse regering vervolgens tot standpuntbepaling binnen de vastgelegde termijn kan komen.

ALGEMENE SCHETSING VAN DE INHOUD VAN DE LANGETERMIJNVISIE

Vooreerst werd het gebied afgebakend. De Langetermijnvisie heeft betrekking op het gebied tussen enerzijds de sluizen van Gent, de zijrivieren niet meegerekend, en anderzijds de mondingen in zee, de ondiepe gebieden zoals de vlakte van de Raan incluis. Het gebied gaat echter niet zo ver als de Pas van het Zand. De haven van Zeebrugge valt dus buiten het studiegebied.

Het vertrekpunt van de gezamenlijke Langetermijnvisie is: "Het ontwikkelen van een gezond en multifunctioneel estuarien watersysteem dat op duurzame wijze gebruikt wordt voor menselijke behoeften."

Daarbij wordt in de eerste plaats aandacht besteed aan drie prioritaire functies:
-de veiligheid tegen overstromingen
-de toegankelijkheid van de Scheldehavens
-de natuurlijkheid van het fysieke en ecologische systeem

Daarnaast zijn ook recreatie, visserij en landbouw van belang, maar deze worden in de langetermijnvisie niet prioritair bekeken.

Voor de drie prioritaire invalshoeken is een zo integraal mogelijke beleidsvisie uitgewerkt in het perspectief van de sociaal-economische context en met het bestaande beleid als uitgangspunt.

De langetermijnvisie valt dan uiteen in 3 inhoudelijke delen: de situatieschets op korte termijn, het streefbeeld voor het jaar 2030 en de ontwikkelingsschetsen voor de periode tussen vandaag en 2010. Met andere woorden, men heeft eerst geprobeerd duidelijkheid te krijgen over de huidige situatie voor de verschillende functies, vervolgens heeft men aangestipt waar men wil uitkomen in 2030 en tenslotte heeft men nagegaan welk beleid er zou moeten gevoerd worden tussen nu en 2010 om het gewenste streefbeeld in 2030 te bereiken.

STREEFBEELD 2030

Ik stap in het kader van dit verslag over de beschrijving van de huidige toestand en geef meteen aan waar de langetermijnvisie in 2030 wil uitkomen. Ik kan dit als volgt samenvatten:

In het algemeen zijn in 2030 de fysieke en natuurlijke systeemkenmerken van het Schelde-estuarium in stand gehouden. Het vormt een gezond en multifunctioneel estuarien watersysteem dat op duurzame wijze wordt gebruikt voor menselijke behoeften. Het estuarium zal in 2030 voor Nederland en Vlaanderen, maar ook op Europees niveau, van groot belang zijn vanwege het unieke natuurlijke systeem en omdat het een voor de regio onmisbare functie vervult als vaarweg naar de economisch belangrijke Scheldehavens.

Wat de veiligheid betreft blijft in het Nederlandse deel in 2030 het veiligheidsniveau op het huidige niveau wat sinds de delta-werken al bijzonder hoog ligt, namelijk 1 op 10.000. Dit wil zeggen dat de kans op een grote overstromingsramp ligt op 1 op 10.000 jaar. In Vlaanderen moet tegen het jaar 2030 het veiligheidsniveau maximaal toegenomen zijn. Op dit ogenblik ligt het veiligheidsniveau in Vlaanderen op 1 op 70. Om dit te verhogen wordt er een verbinding gelegd tussen de Wester- en de Oosterschelde en worden stroomopwaarts gecontroleerde overstromingsgebieden aangelegd die de voorkeur krijgen boven verdere dijkverhogingen of de aanleg van een stormvloedkering.

Wat het risico voor overstromingen betreft moet ik wel een kleine zijsprong maken. Er is natuurlijk een groot verschil tussen wat dit risico betekent in Zeeland en in Vlaanderen. In Vlaanderen krijgt men natte voeten. In Zeeland verdrinkt men. Daarmee wil ik dit aspect echter ook niet wegrelativeren. Ik zou niet graag de gehele Antwerpse binnenstad onder water zien staan. Nochtans heb ik statistisch op basis van de huidige sterftetabellen een redelijke kans om de 70 jaar te bereiken zodat, ook weer statistisch, dit tijdens mijn leven toch zal voorvallen. Laten we het dus niet weglachen. Er stelt zich vandaag een ernstig veiligheidsrisico dat moet aangepakt worden.

Wat de toegankelijkheid betreft wordt gesteld dat de Scheldehavens in 2030 met een verdere verdieping die binnen acceptabele grenzen heeft plaatsgevonden, goed kunnen inspelen op de ontwikkelingen in de wereldeconomie. Zij vormen één van de belangrijkste economische polen in Noord-West-Europa en hebben een toonaangevende logistieke en industriële positie in de Hamburg-Le Havre range. De havens en de hierbij gevestigde industriële complexen blijven zo de motor van de regionale economie en de basis voor de welvaart van de bevolking in de regio. Centraal daarin staan de kwaliteiten van de haven van Antwerpen waar het leeuwendeel van de toegevoegde waarde wordt gecreëerd, maar tegen 2030 is er wel een synergie gegroeid tussen Antwerpen en Vlissingen gebaseerd op het zo goed mogelijk valoriseren van de sterke kanten van beide havens.

Wat tenslotte de natuurlijkheid aangaat, zal in 2030 het estuariene ecosysteem met al zijn typische habitats en levensgemeenschappen langs de zoet-zoutgradiënt behouden en waar mogelijk versterkt zijn. Door het volledige eb- en vloedregime vormt het immers een uniek gebied in Europa. Die unieke waarde van het estuarium van het mondingsgebied tot Gent zal in 2030 algemeen maatschappelijk erkend zijn. Dit zal vastgelegd zijn in de Nederlandse en Vlaamse wetgeving, zoals gevraagd door de Europese richtlijnen inzake biodiversiteit en habitatbescherming. Het meanderend karakter van de rivier blijft behouden en in 2030 zal ook de waterkwaliteit zodanig verbeterd zijn dat hij geen limiterende factor meer vormt.

Tenslotte wordt in het toekomstbeeld uitdrukkelijk gesteld dat Vlaanderen en Nederland in 2030 bestuurlijk-politiek en operationeel samenwerken. Er zal een gezamenlijk technisch en nautisch beleid zijn voor het estuarium met duidelijke afspraken over de bevoegdheden en verantwoordelijkheden van de bestuurlijke organen in beide landen. De beslissingen van de bestuursorganen zullen in 2030 gebaseerd zijn op langlopende monitoring- en onderzoeksprogramma's.

Tot daar het streefbeeld voor het jaar 2030. Dit wil de lange termijnvisie in dat jaar bereiken.

ONTWIKKELINGSSCHETSEN

Nu stelt zich de vraag hoe dit te bereiken. In het kader van de langetermijnvisie werden vier ontwikkelingsschetsen uitgewerkt.

Ontwikkelingsschets A omvat een beleid waarin tot 2010 niet veel gewijzigd wordt aan het bestaande beleid. Men doet wat nodig is voor het bereiken van een hogere veiligheid. De Schelde wordt tot 2010 niet verder verdiept. Er gebeurt onderzoek naar de hydraulische, morfologische en ecologische processen wat van nut kan zijn voor latere beslissingen.

Evaluerend stelt de Langetermijnvisie dat deze ontwikkelingsschets geen problemen stelt voor de veiligheid en voor de natuurlijkheid als het compensatieprogramma voor de vorige verdieping tenminste wordt uitgevoerd en versterkt. Het stelt wel belangrijke problemen voor de toegankelijkheid. De marktpositie van de Scheldehavens kan niet behouden blijven. Als men dit toch wil doen, zal men een soort van Maasvlakte in de monding van de Schelde moeten aanleggen. Dit zal echter belangrijke gevolgen hebben voor het fysieke en natuurlijke systeem. De huidige systeemkenmerken worden dan niet in stand gehouden.

Onwikkelingsschets B voert de studieoptie van het verdrag van 1995 uit. Dit wil zeggen dat de Schelde op een diepgang van 12,2 meter gebracht wordt. De veiligheid tegen overstromen wordt zoveel mogelijk gezocht in het principe "ruimte voor de rivier". De extra verstoring van de natuurlijkheid is relatief beperkt. De bijkomende compensatiemaatregelen zijn afgestemd op deze geringe verstoring.

Evaluerend stelt de Langetermijnvisie voor deze ontwikkelingsschets dat de invloed op de veiligheid niet significant is, dat er met betrekking tot natuurcompensatie een aantal maatregelen moeten getroffen worden die de goedkeuring van de Europese Unie moeten bekomen. Met betrekking tot de toegankelijkheid wordt ook voor wat deze ontwikkelingsschets betreft echter gesteld dat de marktpositie op langere termijn niet kan behouden blijven, zodat er ook in dit kader vraag zal ontstaan naar diepwaterkaden met belangrijke gevolgen voor het fysieke en natuurlijke systeem.

Ontwikkelingsschets C heeft als kenmerk het stapsgewijs besluiten nemen. Daarbij zal de verdieping verder gaan dan 12,2 meter en een getijongebonden toegang opleveren die ergens tussen de 13 en 14 meter ligt. De veiligheid wordt gewaarborgd door zoveel mogelijk ruimte te maken voor de rivier. Omwille van de veiligheid en de natuurlijkheid wordt een verbinding gelegd tussen de Ooster- en Westerschelde. Het areaal gebieden met een formele natuurstatus wordt uitgebreid.

Evaluerend stelt de Langetermijnvisie dat er invloed kan zijn op de waterstanden en dat er belangrijke ruimtelijke reserveringen noodzakelijk zijn voor de natuurlijke compensaties die ook door de Europese Unie moeten goedgekeurd worden. Met deze schets kunnen de noodzakelijke beslissingen voor het behoud van de marktpositie op het gepaste moment getroffen, maar de stapsgewijze benadering vereist wel afspraken over de ontwikkeling van besluitvormingscriteria. Onzekerheden over de te nemen stappen kunnen investeringen tegenhouden.

Onwikkelingsschets D zorgt voor de realisatie van een diepgang tot 14 meter in één keer. Ook hier wordt de veiligheid zoveel mogelijk gezocht in het principe ruimte voor de rivier, wat eveneens het creëren van een verbinding tussen Ooster- en Westerschelde veronderstelt en het sterk verruimen van het areaal aan beschermde gebieden.

Evaluerend stelt de Langetermijnvisie dat deze schets zekerheid biedt aan de economische ontwikkeling van de havens, maar grote onzekerheden inhoudt omtrent de effecten van de verdieping op het fysisch systeem, de waterstanden en de natuurlijkheid.

HOORZITTINGEN

Het is aan het politieke niveau om een keuze te maken uit deze schetsen. Om ons nader voor te lichten bij het maken van deze keuze als commissie, werden er gedurende drie volle dagen hoorzittingen georganiseerd. Ambtenaren, professoren, binnen- en buitenlandse reders en verladers, vertegenwoordigers van de havenbesturen en van de natuurverenigingen kwamen hierbij aan bod. Het zou me te ver leiden om hier nu een poging te wagen om u een verslag te geven van deze verschillende hoorzittingen. Het volledige verslag van deze hoorzittingen met inbegrip van de gebruikte transparanten en powerpoint-presentaties wordt u bezorgd onder de vorm van een cd-rom.

Ik wil enkel op één opmerking reageren. Het is juist dat bij de hoorzittingen weinig aandacht besteed is aan de problematiek van de veiligheid. De reden hiervoor moet gezocht worden in het feit dat de verdieping als dusdanig slechts een veel geringere invloed heeft op de toename van de veiligheidsrisico's dan bijvoorbeeld de stijging van de zeespiegel en de toename van het aantal stormen. Er is in Vlaanderen momenteel duidelijk een veiligheidsprobleem. Ik heb het reeds aangekaart. De oplossingen hiervoor moeten gevonden worden en vereisen een moeilijk maatschappelijk debat, maar we zullen deze oplossingen moeten vinden, ook indien er niet tot verdieping zou overgegaan worden. De commissie wilde hieromtrent dan ook geen misverstanden laten ontstaan. Men wilde niet de indruk wekken dat men aan discussies omtrent veiligheidsinvesteringen zou kunnen ontkomen door de Schelde niet te verdiepen. Dit is immers geenszins het geval.

DE INHOUD VAN DE RESOLUTIE

Laat me meteen overstappen tot de eigenlijke inhoud van de resolutie. Bij de start van de werkzaamheden werd er door de heer Penris reeds een resolutie ingediend die eenvoudigweg pleitte voor een onmiddellijke verdieping tot 14 meter. Op 3 mei, na afloop van de hoorzittingen, werd er door de heren Jul Van Aperen, Jan Loones, Johan Malcorps, Robert Voorhamme en door Mevrouw Wivina Demeester een andere resolutie neergelegd. Vermits deze tweede resolutie werd goedgekeurd door de commissie zal ik mij beperken tot de toelichting van de inhoud van deze tekst.

Ik denk dat ik mag samenvatten dat deze resolutie zonder dit als dusdanig te vermelden, toch wel erg nauw aansluit bij ontwikkelingsschets C. Er wordt immers aangedrongen op een stapsgewijze besluitvorming. Er wordt eveneens sterk aangedrongen op het ontwikkelen van een gezamenlijk beleid en beheer met Nederland, wat ook sterk in ontwikkelingsschets C naar voren komt.

Wat betreft de veiligheid wordt er op gewezen dat de veiligheidsniveaus substantieel hoger moeten uitkomen dan vandaag. Zoals in schets C wordt ervoor geopteerd om dit te realiseren door toepassing van de principes "ruimte voor de rivier" en "integraal waterbeheer". Prioritair moet dit gebeuren door de creatie van gecontroleerde overstromingsgebieden. In dit verband wordt, zoals vermeld in schets C, de aanleg van een verbinding tussen de Ooster- en Westerschelde overwogen. Uiteraard is dit geen evidente ingreep. Historisch bestond deze verbinding weliswaar, maar van Zuid-Beveland en Walcheren opnieuw een eiland maken is uiteraard vrij drastisch. Het veronderstelt de creatie van een bres met een lengte van 3 km en een breedte van 1 à 2 km. Er moet een brug komen voor de autosnelweg, de secundaire weg en de spoorweg. Deze ingreep zou belangrijke positieve bijdragen opleveren voor de natuurlijkheid en de veiligheid, maar ik begrijp dat sommigen hier sceptisch tegenover staan. Anderzijds moet toch gesteld worden dat deze ingreep uitdrukkelijk is opgenomen op verschillende plaatsen in de langetermijnvisie die is opgesteld door Vlaamse en Nederlandse ambtenaren. Het is niet de commissie die plots op dit ideetje gekomen is.

Wat betreft de natuurlijkheid wordt ook bijna letterlijk verwijzen naar wat hieromtrent vermeld is in ontwikkelingsschets C. Het betekent dat de natuurcompensaties tegelijkertijd moeten plaatsvinden en dat het aantal gebieden met beschermde status moet uitgebreid worden. Ook hier wordt gekeken naar de gebieden met gecontroleerd gereduceerd getij. Er wordt even extra vermeld dat het natuurcompensatieprogramma van de vorige verdieping onverwijld moet uitgevoerd worden.

Ook wat betreft de nautische aspecten worden de bepalingen uit ontwikkelingsschets C overgenomen. Mede gelet op de recente ongevallen, denk ik dat het duidelijk is dat het veiligheidsniveau van de scheepvaart moet verhoogd worden.

Met betrekking tot de toegankelijkheid vermeldt de resolutie dat de verdiepingswerken uiteraard de voorwaarden van de habitatrichtlijn moeten respecteren, met name dat de noodzaak wordt aangetoond en dat de verloren natuurwaarden gecompenseerd worden. Ook dit is niet afwijkend van wat schets C veronderstelt. Enkel met betrekking tot de concrete invulling van de toegankelijkheid wijkt de resolutie in enige mate af van wat is vooropgesteld in ontwikkelingsschets C. De tekst van ontwikkelingsschets C vermeldt enkel dat men in een eerste fase start aan een diepgang die groter is dan 12,2m. en dat men finaal zal eindigen op een niveau tussen 13 en 14 meter. In de resolutie wordt geen eindgetal vermeld, maar wordt wel uitdrukkelijk gesteld om in deze fase te verdiepen tot een getijongebonden toegang van 12,8 meter, rekening houdend met een kielspeling zoals opgenomen in het verdrag.

Wat dit laatste betreft moet ik enige technische uitleg geven. Om veiligheidsredenen moet men uiteraard meer verdiepen dan de diepgang die men wil garanderen. Het is niet de bedoeling dat de schepen de bodem raken. Die veiligheidsmarge noemt men de kielspeling. Ze verschilt naargelang men op zee vaart, dan wel op de rivier, omdat de deining op zee nu eenmaal groter is. In het verdrag van 1995 wordt rekening gehouden met een kielspeling van 20% op zee, 15% op de Westerschelde en 10% op de Bovenschelde. Momenteel aanvaardt men echter een geringere kielspeling. 15% op zee, 12,5% op de Westerschelde en 10% op de Bovenschelde wordt momenteel algemeen als veilig beschouwd. De onderzoeken in het kader van de langetermijnvisie zijn dan ook steeds vertrokken van deze nieuwe aanvaarde kielspeling. De opstellers van de resolutie hebben echter voor de duidelijkheid in het kader van de onderhandelingen met Nederland ervoor gekozen om de kielspeling die opgenomen is in het verdrag te gebruiken. In het kader van de momenteel aanvaarde normen betekent dit getal dus echter een diepgang tot 13,1 meter getijongebonden vaart.

Dit getal van 12,8 of 13,1 komt niet uit de lucht vallen. In het kader van de onderzoeken voor de Langetermijnvisie werden twee opties nader uitgewerkt. Een diepgang tot 14 meter of een diepgang tot 13 meter, telkens in functie van de kielspelingsmaatstaven die momenteel in de feiten toegepast worden. Welnu, het kenmerkende aan de verdieping tot een diepgang van 13 meter is dat dit enkel baggerwerken op de Westerschelde tussen Vlissingen en Antwerpen veronderstelt en dus geen werken op zee. Hierdoor bedragen de kosten slechts 1/5 van de kosten die een verdieping tot 14 meter met zich meebrengen. Het feit dat het om een geringere ingreep gaat, houdt ook in dat de gevolgen voor natuurcompensatie beperkter zijn en dat ook de veiligheidsconsequenties makkelijker kunnen ingeschat worden. Een verdieping tot een diepgang van 14 meter levert ook belangrijke voordelen op voor de Nederlandse havens. Bij een verdieping tot 14 meter moet de verdeling van de kosten tussen Vlaanderen en Nederland dan ook herbekeken worden. Bovendien, en eigenlijk is dit het voornaamste aspect, blijkt uit de hoorzittingen die we met de reders gehouden hebben dat op dit ogenblik voor containervervoer een diepgang tot 13 meter volstaat. Dit wil echter niet zeggen dat er geen sociaal-economische noodzaak zou bestaan om op termijn te evolueren naar 14 meter.

Tenslotte vermeldt de resolutie ook nog enkele andere elementen. Er wordt aandacht gevraagd voor de visserij en de recreatie. Er wordt gevraagd te onderzoeken hoe in het kader van het Vlaamse havenbeleid de complementariteit van de Scheldehavens kan geoptimaliseerd worden. Daarbij moet toch even gezegd worden dat Zeebrugge nautisch ook een Scheldehaven is. En aan de Vlaamse Regering wordt niet alleen gevraagd om voor 1 juni tot een eigen standpunt te komen, maar ook om jaarlijks over deze problematiek een voortgangsrapport aan dit Parlement voor te leggen.

De resolutie die ingediend werd door de heer Penris werd afgewezen met 11 stemmen tegen 3. De andere resolutie werd goedgekeurd met 11 stemmen bij 3 onthoudingen.

STANDPUNT CVP-FRACTIE

Laat mij tenslotte ook het standpunt van de CVP-fractie met betrekking tot deze resolutie even toelichten.

Wij vinden het belangrijk dat een langetermijnvisie op de duurzame ontwikkeling van Schelde-estuarium is tot stand gekomen. Het is daarbij goed dat alle aspecten gelijkelijk bekeken zijn. Men kan geen economisch paradijs op een ecologisch kerkhof bouwen, maar het omgekeerde is ook waar. Het is niet mogelijk om een ecologisch paradijs op een economisch kerkhof te bouwen. Dit is juist het essentiële aan het begrip duurzame ontwikkeling.

Een verdere verdieping is economisch en ecologisch noodzakelijk

De langetermijnvisie heeft in haar verschillende onderzoeken duidelijk aangetoond dat het niet verder verdiepen van de Schelde belangrijke sociaal-economische gevolgen heeft voor de wijde omgeving rond Antwerpen. Er wordt gesproken over een verlies van 7% aan belastinginkomsten. Vermoedelijk betekent dit een even groot verlies aan welvaart. Makkelijkheidshalve denkt men steeds dat de diepgang van de Schelde enkel de reders en de havenbedrijven ten goede komt. Men vergeet dan dat ongeveer de helft van de ladingen afkomstig zijn van of bestemd zijn voor bedrijven die liggen in een cirkel van 70 km rond Antwerpen. Een belangrijk gedeelte van ons Vlaams bedrijfsleven heeft zich maritiem georiënteerd. Indien dit bedrijfsleven zijn import en export via andere havens dan Antwerpen zou moeten laten verlopen, vormt dit een belangrijke stijging van de kosten. Indien de mogelijkheden via Antwerpen zouden wegvallen is heel dit op het maritieme en op de import en export gerichte bedrijfsleven aan reconversie toe. Indien we ooit voor deze operatie zouden staan, zou dit een veel belangrijker opgave vormen dan de reconversie van Limburg na de sluiting van de mijnen of de reconversie van Wallonië na de structuurwijzigingen die zich in de staalproductie hebben voorgedaan.

Ik geloof dat men intuïtief kan aanvoelen dat dit ook belangrijke ecologische gevolgen met zich mee zou brengen. Als we van Vlissingen een Antwerpen zouden willen maken, zal de delokalisatie van bedrijven en de ontwikkeling van het hinterlandtransport van die aard zijn dat het nog altijd prachtige Walcheren en Zuid-Beveland verknoeid worden, dat men op zee allerlei kunstwerken zal moeten aanleggen en dat door de optelsom van het hinterlandverkeer de ecobalans sterk negatief zal zijn.

Naar een open, vertrouwvol gesprek met Nederland

Ook al wijst de kostenstructuur en de economische analyse erop dat op dit ogenblik een verdieping tot een diepgang van 13 meter volstaat, zijn sommigen van oordeel dat het tactisch beter zou zijn om vandaag aan Nederland 14 meter te vragen om op die manier 13 meter te krijgen. Diezelfden zijn ook van oordeel dat men beter juridische procedures zou volgen dan onderhandelingen.

Wij denken dat dit tweemaal een kortzichtige redenering is. Ook al hebben we juridisch heel wat argumenten, de akte van Wenen van 1815, het scheidingsverdrag, het verdrag op de Europese Unie, het Schelde-Rijn-verdrag, het Benelux-verdrag en ga zo maar door, mogen we niet vergeten dat de bedoeling van heel dit proces is te komen tot een situatie waarin Vlaanderen en Nederland samen in permanent gemeenschappelijk overleg het Schelde-estuarium beheren. Dit zal moeten gebeuren met specifieke organen die in functie van criteria op het passende ogenblik beslissingen kunnen treffen, zonder dat daarin nog andere overheidsinstanties moeten tussenkomen, laat staan dat er nog verdragen zouden moeten over afgesloten worden. Dit kan maar vlot verlopen als er een vertrouwensrelatie ontstaat. Een dergelijke relatie ontstaat niet, als men niet weet of wat de partner zegt, ook datgene is wat hij bedoelt of als men onmiddellijk, nog voor men deugdelijk gepraat heeft, al juridische procedures met elkaar zit te voeren. Wij hebben niet alleen deze redenering gemaakt. Het is ook de analyse van de hele Antwerpse havenwereld, havenbestuur en havenpatroons op kop. Ik denk dat zij weten wat ze doen. Wij geloven dat het past om als Vlaams Parlement dezelfde houding aan te nemen.

In dit verband wil ik vandaag trouwens nog toevoegen dat gisteren nog is aangetoond dat een dergelijke vertrouwensrelatie aan het groeien is. Gisteren ging namelijk in Den Haag in het gebouw van de overkoepelende Nederlandse werkgeversorganisatie een conferentie door georganiseerd door het VEV en het Nederlandse VNONCW omtrent het bedrijfsleven in de Rijn-Schelde-delta. Opvallend was dat verscheidene Nederlandse werkgevers het ronduit opnamen voor de Ijzeren Rijn en voor een verdere verdieping van de Westerschelde. Het leidmotief van het gesprek was concurrentie en samenwerking, ingevuld als economische concurrentie, maar bestuurlijke samenwerking, en dus geen bestuurlijke concurrentie. Als besluit van de conferentie kan men noteren dat de Nederlandse en Vlaamse werkgevers eerstdaags zelf het initiatief zullen nemen voor het opstarten van overleg tussen bedrijfsleven, milieuverenigingen, administratie en politici omtrent de vraag hoe Vlaams-Nederlandse bestuurlijke samenwerking in de Rijn-Schelde-delta concreet kan verbeterd worden.

Het veiligheidsaspect

In het kader van de resolutie wordt de optie genomen om het veiligheidsniveau tegen overstromingen gevoelig te verhogen. Wij staan daarachter. In het kader van de langetermijnvisie werden de concrete implicaties en mogelijkheden niet nauwgezet onderzocht. Wel is in de langetermijnvisie vermeld dat er hieromtrent een maatschappelijk debat zou moeten gevoerd worden. Wij denken dat dit parlement daartoe het initiatief moet nemen. In dit verband willen we nog een element aankaarten. In de resolutie staat terecht dat vooraleer men andere maatregelen overweegt, de veiligheid zal verhoogd worden door de creatie van gecontroleerde overstromingsgebieden. Het lijkt ons echter evident dat ook telkenmale grondig onderzocht wordt of het creëren van een bepaald overstromingsgebied effectief een belangrijke bijdrage levert tot de verhoging van de veiligheid. In onze ogen moet men echt al heel goede redenen hebben, vooraleer men waardevolle landbouwgebieden die bovendien prachtige landschappen vormen, zomaar onder water zet.

In dit verband willen we ook vermelden dat we de verschillende autoriteiten oproepen om in het kader van het zoeken naar natuurcompensatie wat creatiever te zijn en niet telkens waardevolle landbouwgebieden aan te spreken. Ook de landbouw heeft recht op harde grenzen. In het kader van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen werd beloofd dat 750.000 hectaren bestemd zouden blijven voor landbouwgrond. Het ogenblik lijkt gekomen om een tussentijdse balans te maken. Slaagt deze regering er nog in om deze doelstelling te bereiken?

Complementariteit: een diepgang tot 14 meter voor Zeebrugge

Tenslotte willen wij nog een aspect uit de resolutie specifiek beklemtonen: de complementariteit tussen de Vlaamse havens. In de langetermijnvisie wordt het streefbeeld 2030 geschetst waarbij er een synergie bestaat tussen Vlissingen en Antwerpen. Volgens ons moet op dat ogenblik, maar eigenlijk veel sneller, die synergie ook bestaan tussen Antwerpen en Zeebrugge. Daartoe kan deze regering onmiddellijk een belangrijke stap zetten. Zo snel mogelijk moet voor Zeebrugge de diepgang tot 14 meter gerealiseerd worden. Op die manier kan Zeebrugge uitgroeien tot een belangrijke haven voor transshipment. De kostprijs van deze verdiepingswerken is gering, 450 miljoen om juist te zijn. Ik hoop dan ook dat de minister vandaag op deze vraag een positief antwoord zou kunnen formuleren of toch dat de regering eerstdaags in deze zin een beslissing zou willen nemen.

Het belang van de eensgezindheid

Ik sluit af met te stellen dat wij er tevreden over zijn dat de meerderheid in het kader van de formulering van een standpunt dat betrekking heeft op de lange termijn, de grenzen van meerderheid en oppositie heeft willen doorbreken. Wij hebben van onze kant het gepast geoordeeld om daarop in te spelen door het oppositiespel achterwege te laten en niet het onderste uit de kan te eisen. Op die manier kan dit Vlaams Parlement een redelijk standpunt innemen dat de goedkeuring van een ruime meerderheid wegdraagt waardoor, naar ik hoop, de gesprekken met Nederland ook makkelijker zullen kunnen verlopen.