1999 - 2004

4 March 2002

Motie betreffende een belangenconflict over de Nederlands-onkundige hoge ambtenaren.

Het Vlaams Parlement,

- gelet op het wetsontwerp tot invoeging van de artikelen 43ter, 44bis, 46bis, 69 en 70 in de wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken, gecoördineerd op 18 juli 1966 (Parl. St., Kamer, 2001-2002, Doc 50 nr. 1458/001) en meer bepaald op de amendementen op dit wetsontwerp (Parl. St., Kamer, 2001-2002, Doc 50, nr. 1458/011);- gelet op artikel 32, § 1bis, van de gewone wet van 9 augustus 1980 tot hervorming der instellingen;- gelet op het feit dat het voormelde wetsontwerp de functionele kennis van de tweede landstaal invoert voor titularissen van een managementsfunctie. Dit houdt reeds een versoepeling in t.a.v. de vereiste van de grondige of van de voldoende tweetaligheid. Bovendien is de functionele talenkennis geen aanstellingsvereiste; zij moet kunnen verworven worden in een periode van zes maanden of vijf jaar, naargelang het gaat om nieuwe aanwervingen dan wel om reeds in dienst zijnde ambtenaren;- gelet op het feit dat het wetsontwerp voorziet dat om ambtenaren van de andere taalrol te kunnen evalueren, de ambtenaar vooraf, voor een examencommissie samengesteld door de afgevaardigd bestuurder van SELOR - Selectiebureau van de Federale Overheid, het bewijs moet leveren van de aan de aard van de taak, met name de uitoefening van de evaluatietaak, aangepaste kennis van de tweede taal. Dit examen omvat, in die volgorde, enerzijds, een proef mondelinge expressie in de tweede taal en, anderzijds, een proef begrijpend lezen van en controle van de inhoud van tekst, opgesteld in die tweede taal;- gelet op het feit dat het wetsontwerp voorziet dat met het oog op de uitoefening van een taak die de eenheid in de rechtspraak moet verzekeren, de ambtenaren bovenop het bewijs van de kennis van de tweede taal, zoals in het vorige gedachtestreepje bedoeld, vooraf, voor een examencommissie samengesteld door de afgevaardigd bestuurder van SELOR - Selectiebureau van de Federale Overheid, het bewijs moet leveren van de kennis, aangepast aan een taak, die de eenheid van de rechtspraak moet verzekeren. Dit houdt in het bewijs van de kennis van de administratieve en juridische woordenschat in die tweede taal;- overwegende dat door voormelde amendementen de in het wetsontwerp voorziene regeling i.v.m. de functionele talenkennis aanzienlijk wordt afgezwakt :1. bij amendement wordt voorgesteld dat de voorwaarden en het programma van het examen over de functionele kennis en over de eenheid in de rechtspraak, alsmede de samenstelling van de examencommissie worden vastgesteld bij een koninklijk besluit na overleg in de Ministerraad. Ingevolge dit amendement worden dus wettelijk geen normen meer vastgelegd of voorwaarden ingevoerd voor de inhoud van de examens; dit wordt volledig overgelaten aan de regering;
2. bij amendement wordt voorgesteld dat met die functionele kennis van de andere taal aangepast aan de evaluatie bedoeld wordt een actieve en passieve mondelinge kennis en een passieve schriftelijke kennis van de taal. In de verantwoording bij dit amendement wordt gesteld dat het noch de "voldoende kennis", noch de "grondige kennis" betreft. En verder wordt in de verantwoording gesteld dat de aan de evaluatietaak aangepaste kennis "zich situeert op een lager niveau";
- overwegende dat de door deze amendementen voorziene fundamentele afzwakking van het begrip functionele talenkennis nefaste gevolgen heeft voor de rechten van verdediging van de geëvalueerde ambtenaren. In het kader van een evaluatie is het essentieel dat de manager-evaluator over voldoende kennis van de andere taal beschikt om het dossier van al zijn medewerkers nauwkeurig en met kennis van alle elementen te kunnen onderzoeken;- overwegende dat deze amendementen voortspruiten uit het belangenconflict dat de Franse Gemeenschap had ingesteld tegen het wetsontwerp tot invoeging van de artikelen 43ter, 44bis, 46bis, 69 en 70 in de wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken, gecoördineerd op 18 juli 1966. Uit de bespreking van het advies omtrent dit belangenconflict, namens de Commissie voor de Binnenlandse Zaken, de Algemene Zaken en het Openbaar Ambt (doc 50 1458/012) en uit het verslag van het overleg tussen de afvaardiging van de Kamer van Volksvertegenwoordigers en de afvaardiging van het Parlement van de Franse Gemeenschap (doc 50 1458/013) blijkt immers dat met die amendementen moet worden tegemoet gekomen aan de franstalige bekommernis dat voor het merendeel de Vlamingen zullen voldoen aan de vereisten van de functionele tweetaligheid;- is van mening dat de voorgestelde amendementen tot gevolg zullen hebben dat een franstalige manager-evaluator niet over de vereiste kennis zal beschikken om een nederlandstalige ambtenaar met de nodige kennis van zaken te evalueren;- is van mening dat de voorgestelde amendementen een ernstige inbreuk van het gelijkheidsbeginsel vormen en meer bepaald voor de nederlandstalige ambtenaren een ernstige ongelijkheid van behandeling tot gevolg hebben. In het wetsontwerp is immers voorzien dat de evaluatoren en de houders van een managementfunctie in de gecentraliseerde federale overheidsdiensten beroep kunnen doen op vertalers voor het opstellen van elk document met betrekking tot de evaluatie van een ambtenaar. Uit de franstalige argumenten bij de behandeling van het door hen ingeroepen belangenconflict blijkt dat het vooral de franstaligen zullen zijn die een beroep op vertalers zullen moeten doen. Ingevolge de amendementen waarin een kennis van een "lager niveau" wordt ingevoerd, zullen de franstalige evaluatoren niet eens in staat zijn om na te gaan of de door een vertaler opgesteld evaluatie-document wel de juiste weergave is van het mondeling evaluatie-gesprek. Dit is een ernstige tekortkoming, ook rekening houdend met de belangrijke gevolgen van een evaluatie-document voor de betrokken ambtenaar;- oordeelt ernstig te kunnen worden benadeeld door de in de Kamer van Volksvertegenwoordigers ingediende amendementen op het wetsontwerp tot invoeging van de artikelen 43ter, 44bis, 46bis, 69 en 70 in de wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken, gecoördineerd op 18 juli 1996 en vraagt de schorsing van de procedure met het oog op overleg.