1999 - 2004

Vragen voor minister van Mobiliteit, Openbare werken en Energie, Stevaert

29 November 2000

Actuele Vraag over de uitlatingen van de minister-president inzake het havenbeleid

Vraag

De voorzitter :

Aan de orde zijn de samengevoegde actuele vragen van de heer Penris tot de heer Dewael, minister-president van de Vlaamse regering, Vlaams minister van Financiën, Begroting, Buitenlands Beleid en Europese Aangelegenheden en van de heren Caluwé en Van Aperen tot de heer Stevaert, minister vice-president van de Vlaamse regering, Vlaams minister van Mobiliteit, Openbare Werken en Energie, over de uitlatingen van de minister-president inzake het havenbeleid. Minister Stevaert zal antwoorden in de plaats van minister-president Dewael. De heer Penris heeft het woord.

De heer Jan Penris (Op de tribune) :

Afgelopen weekend heeft de minister-president voor heel wat opschudding gezorgd met zijn uitspraken in de Gazet van Antwerpen. In tegenstelling tot de heer Malcorps ben ik het inzake de Westerschelde wel eens met de minister-president. Ook zijn kritiek op de dedicated-terminalpolitiek kan ik delen. Ik heb het wel moeilijk met zijn kritiek op de volgens hem nog niet bestaande samenwerking tussen de Vlaamse havens. Zijn partijgenoot en Antwerps havenschepen, Leo baron Delwaide, heeft echter bevestigd dat de Vlaamse havens veel beter samenwerken dan een paar jaren geleden. Zo een samenwerking kan alleen groeien via de structuren uit het havendecreet dat hier unaniem is goedgekeurd. En daar wringt het schoentje.

Voor die samenwerking van onderuit hebben we nood aan een havencommissaris en een overlegcommissie. In deze twee dossiers heeft de regering geen enkele vooruitgang geboekt. In oktober 1999 heb ik de minister daarover ondervraagd. Ik heb dit nog eens herhaald in een schriftelijke vraag. De heer Caluwé en ikzelf zijn hierop nog eens teruggekomen in mei 2000. Telkens werden ons een havencommissaris en een overlegcommissie beloofd waardoor samenwerking tussen de havens veel makkelijker zou worden.

Vandaag stellen we echter vast dat deze instellingen er niet zijn. Ik heb ook problemen met de vraag van de minister president die als een soort keizerkoster of jakobijn pleit voor integratie en complementariteit, wat in tegenstelling is met de hanze-atische traditie van vrijemarktprincipes die onze Vlaamse haveneconomie aanhangt. Mijn vraag is dan ook kort : zult u alsnog het havendecreet respecteren en ervoor zorgen dat de door ons gevraagde instellingen worden opgericht zodat samenwerking van onderuit langzaam kan groeien ?

De heer Ludwig Caluwé (Op de tribune) :

Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, collega's, ook ik heb het merkwaardige interview gelezen. Ik denk dat we hier te maken hebben met een partijtje politieke biljart. Hoewel de pijlen werden gericht op het havenbestuur, heb ik de indruk dat de minister-president via de havenbesturen de bal van minister Stevaert wil raken.

Uit het interview kwam onder meer het verwijt naar voren dat dit havendecreet, dat unaniem is goedgekeurd door het Vlaams Parlement, nog steeds niet is uitgevoerd. De belangrijke instrumenten voor samenwerking zijn er nog steeds niet. De uitspraken van de minister-president over de financiering en de verschillende instrumenten sluiten aan bij de eigenlijke filosofie van het havendecreet. Het Vlaams Gewest zou instaan voor de financiering van de maritieme toegangswegen terwijl de havens zelf in belangrijkere mate dan vandaag zouden instaan voor projecten binnen de havens zelf. Dit zou niet zomaar gebeuren op basis van een verdeelsleutel : men zou telkens de noodzakelijkheid van deze projecten moeten verantwoorden. Dit was de essentie van het havendecreet en van de nieuwe financiering, en dit zou precies aanleiding geven tot het beter aanwenden van de nodige middelen.

Als ik de Lloyd echter moet geloven, is wat nu naar voren wordt geschoven met betrekking tot de financiering en de uitvoeringsbesluiten daarmee in strijd.

Mijnheer de minister, volgt u de minister-president terzake? Zult u ervoor zorgen dat die uitvoeringsbesluiten er nog voor het einde van het jaar zijn? Zullen deze anders zijn dan deze die u reeds hebt doorgestuurd naar de havenbesturen?

De heer Jul Van Aperen (Op de tribune) :

Mijnheer de voorzitter, het valt me op dat de heer Caluwé weinig kent van biljarten. Ik dacht dat biljarten niet werd gespeeld met pijlen, maar met een keu. Maar ik denk dat hij van het havendecreet iets meer heeft begrepen.

Mijnheer de minister, we hebben allemaal het interview met de minister-president gelezen. Ik denk dat de minister-president zijn visie heeft willen geven. Hij heeft de havenbesturen willen dwingen om versneld tot een betere samenwerking en meer complementariteit te komen. Zelf heb ik al diverse malen rondgereden in de havens. Op verschillende plaatsen, vooral dan in Zeebrugge, ziet men veel terreinen braak liggen. Men merkt ook dat veel terminals niet worden gebruikt voor wat ze oorspronkelijk moesten worden gebruikt. In dit licht kan ik de bekommernis van de minister-president delen. Ik kan begrijpen dat hij het de hoogste tijd vind dat er meer samenwerking komt, en dat men de Vlaamse havens Antwerpen, Gent en Zeebrugge moet bekijken als één groot zeehavengebied. Dit gebied valt immers te vergelijken met het gebied vanaf de monding van de Maasvlakte in Nederland tot en met Rotterdam, en zelfs nog iets verder. Mijnheer de minister, wij hebben daarbij dus slechts één vraag. Wanneer zullen de uitvoeringsbesluiten die deze samenwerking versneld moeten versterken, er ook komen ? Ziet u de mogelijkheid om deze nog voor het einde van dit jaar van kracht te maken?

Antwoord

Minister Steve Stevaert (Op de tribune) :

Mijnheer de voorzitter, geachte leden, ik zie dat men biljart met pijlen en dat men van de keizerkoster een jakobijn maakt. Ik dacht dat hij een verlicht despoot was. Wat het havenbedrijf betreft, zie ik dat men van een kranteninterview een vrije tribune maakt, en dat men van die vrije tribune dan een beleidsbrief maakt.

De stand van zaken is de volgende.

Nadat dit parlement het havendecreet eenparig had goedgekeurd, hebben we vier uitvoeringsbesluiten overgemaakt aan de Raad van State. We zullen zeer snel komen met de zeven resterende uitvoeringsbesluiten, tegen het jaareinde. Dit terwijl het in het verleden, bij de overheveling van de bevoegdheid, vijf jaar heeft geduurd, tot 1993, om een zeer eenvoudig subsidiebesluitje op te stellen. We hopen dit sereen af te handelen.

Een van de sprekers merkte reeds op dat er aan de basis samenwerking ontstaat bij de havens. We zullen proberen dit nog te versterken, want die samenwerking is absoluut nodig. Ik herinner me alle verhalen uit het verleden, toen men met getrokken messen tegenover elkaar stond omdat het over grote belangen ging. Het is de verdienste van het eenparig goedgekeurde havendecreet dat zo een nieuw visie ingang aan het vinden is. Dat betekent niet dat er geen spanningsvelden meer zijn of dat iedereen nu aan één touw trekt. Er zijn uiteraard nog spanningsvelden en visieverschillen, maar we zullen die problemen proberen op te lossen in de uitvoeringsbesluiten. De visie die de minister-president in het openbaar heeft vertolkt, is de visie van deze regering, die zeker niet wordt geleid door een verlicht despoot.

Repliek

De heer Jan Penris :

Mijnheer de minister, een interview of een vrije tribune kan niet zomaar gebagatelliseerd worden. Wanneer de minister-president na maanden van stilzwijgen eindelijk over havenpolitiek en havenbeleid een uitspraak doet, is dat wel degelijk een politiek feit dat in dit halfrond geëvalueerd mag worden. Ik ben blij dat u vasthoudt aan het havendecreet. Daaruit blijkt dat u niet akkoord gaat met het voornemen van de minister-president om dat havendecreet alsnog te gaan herschrijven indien de havens niet snel op de gewenste manier evolueren.

De heer Ludwig Caluwé :

Vogelpik met pijltjes of biljarten met een keu : het zijn alletwee cafésporten. Men kan dat dus wel door elkaar gebruiken. (Gelach) Bij gebrek aan een beleidsbrief met betrekking tot het havenbeleid zijn we wel verplicht om ons te baseren op een als vrije tribune geldend interview. Mijnheer de minister, u hebt niet geantwoord op mijn vraag of u de uitvoeringsbesluiten al dan niet zult wijzigen. We zullen morgen, bij de bespreking van de begroting, de gelegenheid hebben om daar uitgebreid op in te gaan. Naar ik verneem, gaat het met die uitvoeringsbesluiten momenteel immers de verkeerde kant uit.

De heer Jul Van Aperen :

Mijnheer de minister, het is een wijze beslissing om de uitvoeringsbesluiten versneld te laten uitvoeren. Op die manier kan de gevraagde samenwerking op korte termijn worden versterkt. Naar ik verneem, zal dit nog voor het einde van het jaar zijn. Dat stemt mij bijzonder tevreden.