2009 - 2014

16 February 2011

Voorstel van resolutie betreffende de evoluties in het Midden-Oosten en de Maghreb

Het Vlaams Parlement,<?xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
– overwegende dat:
1° het protest en de demonstraties in Tunesië, Egypte en de ruimere regio uitdrukking geven aan de verzuchting van de bevolking om te komen tot politieke, economische en sociale veranderingen;
2° er de voorbije weken al honderden doden vielen bij gewelddadige aanvallen en onderdrukking van de bevolking, en er nog steeds intimidatie, mishandeling en opsluiting van activisten, journalisten en advocaten worden gesignaleerd;
3° het respect voor de fundamentele mensenrechten, democratische en eerlijke verkiezingen, een pluralistische democratie en een actief middenveld noodzakelijke voorwaarden zijn voor stabiliteit en democratische vooruitgang;
4° een herziening van de grondwet en de verkiezingswetgeving in deze landen noodzakelijk is om een transitie naar een democratische rechtsstaat mogelijk te maken;
5° een transparante en vreedzame overgang naar een democratisch bestuur en de herefiniëring van het politieke bestel, een dialoog met alle partijen noodzaken en dat er daarvoor ook de nodige tijd moet zijn aangezien de oppositie in deze landen onvoldoende georganiseerd is;
6° waar in sommige landen een volledig machtsvacuüm dreigt na het aftreden van de president en de regering, een tijdelijke machtsovername door het leger enkel kan worden aanvaard indien zoiets een eerste noodzakelijke stap is in het transitieproces naar open en democratische verkiezingen en een democratische rechtsstaat;
7° de voorbije jaren een pril democratisch middenveld in een aantal van deze landen is ontstaan, waarvan echter een belangrijk aantal organisaties en groeperingen tot op heden niet bereikt werd via de officiële internationale kanalen;
8° er behoefte is aan een vernieuwde visie op de regio en haar toekomst, met een duidelijke rol voor de Europese Unie op basis van partnerschap en toekomstgerichte akkoorden, zoals het Euro-Mediterraans Partnerschap (EuroMed);
– gelet op:
1° de democratiseringsbeweging die zich sinds december <?xml:namespace prefix = st1 ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:smarttags" />2010 in het Midden-Oosten verspreidt;
2° de rapporten van de UNDP (United Nations Development Programme), in het bijzonder het Arab Human Development Report van 2009, waarin een heldere analyse wordt gemaakt van de sociaal-economische situatie in de betrokken landen;
3° de gemeenschappelijke verklaring in het kader van de top in Parijs van 13 juli 2008 met betrekking tot het Euro-Mediterraans Partnerschap;
4° de afspraken, doelstellingen en engagementen zoals opgenomen in de partnerschapsakkoorden die de Europese Unie (EU) met deze landen sloot;
5° de verklaring van de Europese Raad op 4 februari 2011 waarin een aantal opdrachten voor de hoge vertegenwoordiger Ashton en de Europese Commissie worden omschreven;
6° het vertrek van de Tunesische president Ben Ali op 14 januari en van de Egyptische president Moebarak op 11 februari 2011;
– vraagt de Vlaamse Regering:
1° formeel haar steun te betuigen aan de bevolking in haar streven naar meer democratisch zeggenschap en sociaal-economische vooruitgang;
2° uitdrukkelijk alle gebruik van geweld en intimidatie te veroordelen;
3° er bij de overheden in de regio op aan te dringen de mensenrechten te respecteren en, indien nodig, een onafhankelijk onderzoek naar schendingen ervan toe staan;
4° het verlenen van vergunningen voor de export, import en doorvoer van wapens, munitie en speciaal voor militair gebruik of voor ordehandhaving dienstig materieel van en naar de regio met de grootste omzichtigheid te behandelen en in overeenstemming met de vigerende wapenwetgeving;
5° zelf initiatieven op de agenda te zetten en aan te dringen op initiatieven om in samenwerking met de federale overheid, de Europese of internationale instellingen, het middenveld en mensenrechtenactivisten in de regio actief te ondersteunen;
6° er bij de federale minister van Buitenlandse Zaken op aan te dringen dat hij de volgende vragen bespreekt met en bepleit bij de Europese ministers van Buitenlandse Zaken, de hoge vertegenwoordiger voor het Buitenlandse Beleid en de vertegenwoordigers van de Europese Commissie:
a) dat er in landen in transitie behoefte is aan een actieve ondersteuning van de democratische krachten, om een machtsvacuüm, een radicalisering of restauratie van het autocratische regime te vermijden en een dialoog met alle partijen te stimuleren;
b) dat er een diepgaande en kritische evaluatie wordt gemaakt van het beschikbare instrumentarium op Europees niveau, in het bijzonder van de partnerschapsakkoorden;
c) dat hierbij rekening wordt gehouden met beschikbare en betrouwbare analyses van de sociaal-economische situatie in de regio, onder meer met de rapporten van de UNDP;
d) dat het Euro-Mediterraans Partnerschap wordt geheroriënteerd op basis van een integrale visie op de toekomst van de regio, met als voornaamste doelstellingen de creatie van een democratisch level playing field en het aanpakken van de oorzaken van de sociaal-economische problemen in de regio, en dat hiervoor in de nodige middelen wordt voorzien.
Ludwig Caluwé, Johan Verstreken, Ward Kennes, Matthias Diependaele, Marc Hendrickx, Yamila Idrissi, Jan Roegiers