2004 - 2009

Vragen voor Vlaams minister van Binnenlands Bestuur, Stedenbeleid, Wonen en Inburgering, Marino Keulen

18 April 2007

Vraag om uitleg over de toekenning van een verhoging van de wedde van uitvoerende mandatarissen van gemeenten en districten ter compensatie van inkomensverlies ten gevolge van de vermindering of de schrapping van andere inkomsten.

Vraag

Artikel 70 § 1, laatste zin, van het gemeentedecreet bepaalt dat de Vlaamse regering de wijze bepaalt waarop de wedde van de burgemeester of de schepen kan worden verminderd, evenals de gevallen waarin op verzoek van de betrokken burgemeester of schepen de wedde wordt aangevuld met een bedrag ter compensatie van het inkomensverlies dat de betrokken mandataris zou lijden.

Deze mogelijkheid is niet nieuw. De mogelijkheid tot compensatie van inkomensverlies ten gevolge van het ontvangen van een wedde als burgemeester of schepen was ook reeds in de Nieuwe Gemeentewet opgenomen.
Er is evenwel een belangrijk verschil in die zin dat, daar waar de Nieuwe Gemeentewet het had over de gemeenteraad die de wedde van de burgemeester of de schepenen "kan" aanvullen, het gemeentedecreet in hoger vermeld artikel 70 § 1, laatste zin duidelijk de woorden "wordt aangevuld" gebruikt. De toelichting bij artikel 70 is stelt dienaangaande het volgende: "De laatste zin van de eerste paragraaf spreekt uitdrukkelijk over "wordt aangevuld" om aan te geven dat het hier niet louter om een mogelijkheid tot aanvulling met een bedrag ter compensatie van inkomensverlies gaat, maar wel degelijk om een verplichting".

Ook de commentaar bij het besluit van de Vlaamse regering van 19 januari 2007 houdende het statuut van de lokale en provinciale mandataris bevestigt dit door het volgende te stellen: "Voor wat betreft de uitvoerende mandatarissen van de gemeente en het district is de gemeente-, respectievelijk de districtsraad, die de bevoegdheid heeft ter zake. In tegenstelling tot de verzoeken tot aanvulling van het presentiegeld gericht door de raadsleden, waarbij de besturen de mogelijkheid tot aanvullen van die bedragen hebben, zijn de raden verplicht om, binnen de gevallen bepaald door de Vlaamse Regering, op het verzoek in te gaan. Dit is ook een nieuwigheid ten opzichte van de vroegere regeling voor de uitvoerende mandatarissen".

Deze vernieuwde regeling voor de uitvoerende mandatarissen is ongetwijfeld een verbetering. Het maakt duidelijk dat dergelijke compensatie een recht is dat de betrokken mandatarissen, mits inachtneming van de terzake geldende criteria, niet kan ontzegd worden.

Het besluit van 19 januari 2007 houdende het statuut van de lokale en provinciale mandataris, werkt dit alles verder uit. Aldus wordt bepaald dat de aanvraag tot verhoging van de wedde moet gericht worden aan het college (artikel 18 van het besluit van 19 januari bepaalt welke documenten er bij die aanvraag dienen gevoegd te worden). Artikel 19 legt de verdere procedure uit. Over de rol van de gemeenteraad in dit alles blijken evenwel enige onduidelijkheden te bestaan.

1. Werden er bijkomende verduidelijkingen aan de lokale besturen gegeven over de wijze waarop aanvragen tot verhoging/vermindering van de wedde van mandatarissen dienen behandeld te worden?

2. Kan de minister verduidelijken wat de precieze rol is van de gemeenteraad bij het toekennen van een compenserende weddeverhoging/-vermindering aan de uitvoerende gemeentelijke mandatarissen?