1999 - 2004

14 January 2003

Voorstel van decreet Van de heer Carl Decaluwé c.s. Tot wijziging van het decreet van 31 juli tot oprichting van de Vlaamse Vervoermaatschappij, wat de samenstelling van de Raad van Bestuur betreft.

MEMORIE VAN TOELICHTING

Dames en Heren,

1. Inleiding

Onder de titel "Een nieuw project voor Vlaanderen" presenteerde de kersverse Vlaamse regering op 8 juli 1999 haar regeerakkoord. Grote doelstelling was om een trendbreuk te realiseren op tal van beleidsdomeinen. Eén van de stokpaardjes was de zogenaamde "Nieuwe Politieke Cultuur", wat vertaald werd in Deel I van het akkoord onder de titel "Meer democratie en een beter bestuur". Hiertoe werd "een nieuw bestuurlijk beleid" in het vooruitzicht gesteld.
Een belangrijk aspect van het nieuw bestuurlijk beleid is de decumul. Immers, zo wordt gesteld in het regeerakkoord, "politieke mandatarissen moeten hun beslissingen in volle onafhankelijkheid kunnen nemen." Daarom worden een aantal onverenigbaarheden opgesomd.
Het is de taak van een parlement om de uitvoering van het regeerakkoord op regelmatige basis te evalueren en om de beslissingen van de Vlaamse regering te toetsen aan de uitgangspunten van het regeerakkoord.
Per 1 januari 2003 werd de samenstelling van de Raad van Bestuur van de Vlaamse Vervoermaatschappij gewijzigd. Dat was het uitgelezen moment om de ideeën uit het regeerakkoord om te zetten in de praktijk. Eén van de decumul-bepalingen stelt immers dat mandaten in bestuurs- of directieraden van rechtspersonen met overheidsparticipaties, parastatalen, DAB's, AOB's en VOI's onverenigbaar zijn met een parlementair mandaat. Deze stelling werd niet toegepast bij de vernieuwde samenstelling van de Raad van Bestuur.
Omdat een stellingname in het Vlaams regeerakkoord niet voldoende garanties biedt op de toepassing ervan, wordt met dit voorstel van decreet de toepassing van de decumul-regel gegarandeerd voor wat betreft de Raad van Bestuur van de Vlaamse Vervoermaatschappij.

2. Commentaar bij de artikelen

Artikel 1

Artikel 1 behoeft geen commentaar

Artikel 2

§2. van artikel 15 somt de onverenigbaarheden op met het mandaat van lid van de Raad van Bestuur van de Vlaamse Vervoermaatschappij.
De onverenigbaarheden van een parlementair mandaat met een mandaat als lid van de Raad van Bestuur, zoals vermeld onder punt 7 van Hoofdstuk 1 van Deel I van het Vlaams regeerakkoord, worden hieraan toegevoegd met het nieuwe 1°.
Het oorspronkelijke 1° en 2° worden met elkaar geïntegreerd in 2°, de terminologie wordt geactualiseerd ('nationaal' wordt 'federaal') alsook vervolledigd met het uitvoerend mandaat op Europees niveau.
Het 3° en 4° worden uitgebreid conform de bewoordingen in de nieuwe Gemeentewet en in het voorontwerp van Gemeentedecreet.
Het 5° is een nieuwe, maar evidente onverenigbaarheidsbepaling.
De oorspronkelijke punten 5° en 6° worden respectievelijk 6° en 7°.

Artikel 3

Het decreet moet zo snel mogelijk in werking treden, zodat de Vlaamse regering de samenstelling van de Raad van Bestuur kan aanpassen conform haar regeerakkoord.

Carl Decaluwé ………
Vlaams Volksvertegenwoordigers
14 januari 2003

VOORSTEL VAN DECREET

Tot wijziging van artikel 15. § 2 van het decreet van 31 juli 1990 tot oprichting van de Vlaamse Vervoermaatschappij

Artikel 1

Dit decreet regelt een gewestaangelegenheid.

Artikel 2

Artikel 15. § 2 van het Decreet tot oprichting van de Vlaamse Vervoermaatschappij van 31 juli 1990, gewijzigd bij het Decreet van 18 december 1992 en het Decreet van 20 december 1996, wordt aangepast als volgt:

"§2. Het mandaat van lid van de Raad van Bestuur is onverenigbaar met:
1° het uitoefenen van een parlementair mandaat op federaal, gewestelijk, gemeenschaps- of Europees niveau;
2° het opnemen van een regeringsfunctie op federaal, gewestelijk of gemeenschapsniveau of het lidmaatschap van de Europese commissie;
3° het mandaat van provinciegouverneur, gouverneur en vice-gouverneur van het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad en adjunct van de gouverneur van de provincie Vlaams-Brabant, de provinciegriffier, arrondissementscommissaris en adjunct-arrondissementscommissaris;
4° de functie van magistraat, plaatsvervangend magistraat en griffier bij de hoven de rechtbanken, de administratieve rechtscolleges en het Arbitragehof;
5° de leden van het operationeel kader van de politiediensten;
6° personeelslid van de Maatschappij;
7° autobus- of autocarexploitant.


Artikel 3

Dit decreet treedt in werking op de datum van de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad.