1999 - 2004

23 February 2001

Voorstel van decreet houdende de mogelijkheid voor de gemeenten het woonrecht aan bepaalde voorwaarden te onderwerpen

TOELICHTING DAMES EN HEREN,

Een van de doelstellingen van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen bestaat erin de verdere uitdijing van het stedelijk gebied in Vlaanderen te beperken en het karakter van het landelijk gebied te bewaren.

Om dat doel te realiseren wordt de toename van de woongelegenheden in het landelijk gebied in beginsel beperkt tot diegene die nuttig is met het oog op de natuurlijke bevolkingsaangroei.

Het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen reikt echter geen instrumenten aan waardoor de extra woningen die in een landelijke gemeente gecreërd worden om aan de behoeften door de natuurlijke bevolkingsaangroei te voldoen, kunnen toebehoren aan de mensen voor wie ze bedoeld zijn. Daartoe moet men terugvallen op de klassieke vormen van socialehuisvesting, die echter onvoldoende accuraat op deze problematiek kunnen inspelen.

De schaarste die het Ruimtelijk Structuurplan op de woningmarkt in landelijke gebieden doet ontstaan, leidt ertoe, zeker wanneer er, naast druk uit het Vlaamse stedelijke gebied, ook druk vanuit Nederland op deze markt bestaat, dat de grondprijzen in het landelijk gebied in die mate stijgen dat ze onbetaalbaar worden voor de meeste jonge gezinnen die de natuurlijke bevolkingsaangroei van een gemeente uitmaken. In het decreet op de ruimtelijke ordening wordt de basis gelegd voor de uitwerking van een grondsbeleidsplan. Bepalingen die tot doel hebben het woonrecht aan bepaalde voorwaarden te onderwerpen kunnen deel uitmaken van een dergelijk grondsbeleidsplan.

Dit voorstel van decreet wil voorzien in deze leemte opdat deze jonge gezinnen toch een betaalbare grond of woning in hun eigen gemeente zouden kunnen verwerven.

Het herneemt daartoe in belangrijke mate de bepalingen van het zogenaamde voorstel van woondecreet dat in 1990 ingediend werd door de heren Suykerbuyk en Van Vaerenbergh (Parl. St. Vl. R., 198990, nr. 302/1).

Om tegemoet te komen aan de bezwaren die de Raad van State destijds bij dit voorstel had geformuleerd en ook om de doelstelling, voortvloeiend uit de nieuwe regeling ten gevolge van het ruimtelijk structuurplan en in functie van de vergrote druk in de grensgemeenten, beter te kunnen realiseren, werd het voorstel op een aantal punten aangepast.

Door deze aanpassingen gelijkt het voorstel, zoals gevraagd door de Raad van State, ook sterker op de in Nederland sinds 1947 bestaande woonruimtewet.

Commentaar bij de artikelen

Artikel 1 Dit artikel behoeft geen commentaar.

Artikel 2 Door dit artikel wordt bepaald dat de woonvergunningregel enkel kan worden opgelegd in een beperkt aantal gemeenten waar zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen.

Artikel 3 Dit artikel legt vast dat de Vlaamse regering bepaalt welke uitzonderlijke omstandigheden gemeten met bepaalde parameters verantwoorden dat een gemeente een dergelijke uitzonderingsregeling zou kunnen doorvoeren.

Artikel 4 In dit artikel wordt bepaald dat de Vlaamse regering de mogelijkheid tot het doorvoeren van een woonvergunningsregeling kan beperken tot bepaalde gebieden, bijvoorbeeld woonuitbreidingsgebieden, nieuwe verkavelingen, enzovoort. De Vlaamse regering kan ook het soort van woongelegenheden beperken, bijvoorbeeld maximaal kadastraal inkomen, maximale grondoppervlakte, enzoverder.

Artikel 5 Dit herneemt in belangrijke mate de voorwaarden die in Nederland meestal gelden wanneer eenwoonvergunningstelsel ingevoerd wordt. Het is wel minder streng doordat economisch zwakkeren steeds een woonrecht hebben. Deze laatste kunnen immers niet verantwoordelijk worden geacht voor abnormale stijgingen op de vastgoedmarkt.

Artikelen 6, 7 en 8 Hierin wordt de nadere procedure aangegeven.

Ludwig CALUWE

VOORSTEL VAN DECREET Artikel 1

Dit decreet regelt een gewestaangelegenheid.

Artikel 2

In gemeenten die geconfronteerd worden met abnormaal hoge prijzen voor de verkoop of de verhuring van woningen of gronden, of met een abnormale verhoging van deze prijzen, kan de gemeenteraad beslissen dat de bewoning van bepaalde delen van de gemeente en/of van bepaalde soorten van woongelegenheden aan een woonvergunning wordt onderworpen.

Artikel 3 De Vlaamse regering bepaalt jaarlijks welke prijzen en prijsstijgingen, bedoeld in artikel 2, als abnormaal beschouwd worden.

Artikel 4 De Vlaamse regering kan de stedenbouwkundige gebieden en de soorten van woongelegenheden die in aanmerking kunnen komen voor een woonvergunningsstelsel nader bepalen.

Artikel 5 De gemeenteraad kan bepalen dat enkel personen die aan één van volgende voorwaarden voldoen voor een woonvergunning in aanmerking komen :

1° het inkomen, hetzij uit beroepswerkzaamheden, hetzij als vervangingsinkomen, waarbij alle andere inkomens moeten worden gerekend. De aanvrager heeft een woonrecht als de gezamenlijke inkomsten, zoals hierboven omschreven, onder een maximum blijven dat, samen met de referentieperiode, bij besluit van de Vlaamse regering wordt vastgelegd ;

2° de maatschappelijke binding met de gemeente : de aanvrager moet een redelijk, met de lokale samenleving verband houdend belang hebben om zich ter plaatse te vestigen. Dit redelijk belang blijkt uit één van de volgende omstandigheden:

a) de aanvrager is sinds twee jaar onafgebroken woonachtig in de gemeente of de omliggende regio;

b) de aanvrager woont buiten de gemeente maar kan aantonen voordien zes jaar in de gemeente of de omliggende regio woonachtig te zijn geweest;

3° de economische binding met de gemeente : de aanvrager of één van zijn huisgenoten moet in de gemeente of in de omliggende regio werkzaamheden verrichten die gemiddeld minstens een halve werkweek in beslag nemen. Onder omliggende regio wordt verstaan : binnen de drie kilometer van de gemeente- grens.

Artikel 6 De gemeenteraad neemt een ontwerp van beslissing in de zin van artikelen 2 en 5. Hij zendt dit ontwerp over aan de Vlaamse regering voor nazicht en overleg. Indien het ontwerp niet beantwoordt aan de bepalingen van dit decreet, brengt de Vlaamse regering de gemeente hiervan formeel op de hoogte. Ten vroegste honderdtwintig dagen na inzending van het ontwerp van beslissing kan de gemeenteraad een definitieve beslissing nemen.

Artikel 7 Het college van burgemeester en schepenen bepaalt op welke wijze de aanvragen gebeuren. Het college beslist over de woonvergunning op grond van de vorige bepalingen.

Artikel 8 Binnen dertig dagen na kennisneming van de beslissing kan tegen de door het college van burgemeester en schepenen op basis van dit decreet inzake de aanvragen genomen beslissingen, door alle belanghebbenden beroep worden ingesteld bij de Vlaamse regering.

Ludwig CALUWE

Veerle HEEREN

Sonja BECQ

Jef VAN LOOY

Etienne VAN VAERENBERGH

Herman LAUWERS