1999 - 2004

22 March 2004

Voorstel van decreet betreffende een rentetoelage voor ondernemingen die lijden onder de verstoorde bereikbaarheid ten gevolge van hinder door openbare werken van Ludwig Caluwé en c.s.

MEMORIE VAN TOELICHTINGDAMES EN HEREN,

Inleiding
Elke dag liggen er in Vlaanderen straten opengebroken wegens openbare werken. Soms ligt de straat voor enkele dagen open, in andere gevallen loopt het op tot enkele maanden. Uit een Unizo-enquête bij 100 ondernemers die getroffen zijn door hinder van openbare werken, blijkt dat de werken gemiddeld 11 maanden en 2 weken in beslag nemen. Duurtijd van de werken varieerde tussen minimaal 2 maanden en maximaal twee en een half jaar.

Wegeniswerken veroorzaken veel hinder. Vooral wanneer het wegdek en het voetpad volledig worden opengebroken en de straat in een aarden weg of bij regenweer in een modderpoel wordt herschapen, kan de hinder aanzienlijk zijn. Voor wie moeite heeft om zijn eigen woning te bereiken of zijn wagen op 500 meter moet achterlaten, zijn de problemen alleen praktisch van aard. Anders is het voor de ondernemers. Klanten kiezen ervoor om zich op andere plaatsen, in een meer bereikbare en meer aangename buurt, te bevoorraden. Hoe langer de werken duren, des te moeilijker het wordt voor de zelfstandige ondernemer om zijn gewezen trouwe klanten opnieuw voor zich te winnen. Het staat dan ook buiten kijf dat wegeniswerken het omzetcijfer, dat in belangrijke mate de winst en dus het inkomen bepaalt, van de zelfstandige ondernemer naar beneden duwen.

Anderzijds kan niet worden ontkend dat wegeniswerken nodig zijn. Rioleringen gaan niet eeuwig mee en ook een asfaltlaag dient om de zoveel tijd te worden vernieuwd. Er dient dan ook een evenwicht te worden gevonden tussen enerzijds de noodzaak van de werken en anderzijds de economische gevolgen voor de zelfstandige ondernemer.

De onbereikbaarheid van ondernemingen leidt onvermijdelijk tot omzetverlies. Uit de Unizo-enquête bleek ook dat 73% door de werken omzet verliest. Het duurde gemiddeld acht maanden vooraleer dat omzetverlies was hersteld. 14% van de ondervraagden zegt zelfs de verloren omzet niet meer te hebben goedgemaakt.

Dit onverwachte risico zorgt ervoor dat intrinsiek gezonde bedrijven met cash flow-problemen worden geconfronteerd. Ondernemers krijgen het dus financieel moeilijk om de periode van verstoorde bereikbaarheid financieel te overbruggen.

In het kader van de oude economische expansiewetgeving (wet van 4 augustus 1978 - richtlijnen VL 7) kwamen investeringen, uitgevoerd in een periode van verstoorde bereikbaarheid, in aanmerking voor steun. Afhankelijk van het type onderneming werd 3% of 5% steun toegekend. Bij de hervorming van deze wetgeving in 2003 werd deze steunmaatregel echter niet meer opgenomen. Uit de cijfers van de jaarverslagen van de administratie blijkt dat deze steunmaatregel amper werd aangevraagd. In 2001 werd er slechts 108.931 euro steun toegekend aan 11 aanvragers. In 2002 was dit nog amper 32.948,29 euro voor 6 dossiers. Het beperkte gebruik van deze maatregel heeft verschillende redenen: de onbekendheid van de maatregel, de administratieve rompslomp voor een relatief klein steunbedrag en het feit dat een investering werd verwacht in reeds financieel moeilijkere omstandigheden.

Dit voorstel biedt een oplossing voor de tijdelijke cash-flow problemen van de ondernemers tengevolge van een dalende omzet. Door het toekennen van een rentetoelage voor aangegane kredieten bij een erkende kredietinstelling worden de ondernemers verlicht bij de terugbetaling van de lening.

De hoogte van de rentetoelage wordt beperkt enerzijds door 80% van de totale rentekosten te subsidiëren en anderzijds door de tussenkomst te begrenzen tot 4% van het geleende bedrag. Op deze manier wordt de onderneming gestimuleerd om de meest voordelige lening te bekomen bij een kredietinstelling.

Toelichting bij de artikelenArtikel 1
Het toekennen van een rentebijdrage, die wordt verleend binnen de regelgeving van dit decreet ressorteert onder de gewestelijke bevoegdheden.

Artikel 2
Artikel 2 bevat een aantal definities die duidelijk maken wat er moet worden verstaan onder de begrippen kleine en middelgrote onderneming, openbare werken, KMO-verorderning, minimisverordening, kredietinstelling en financieringsovereenkomst.

Artikel 3
Paragraaf 1 regelt het geografische en het materiële toepassingsgebied van onderhavig decreet.
Paragraaf 2 bepaalt dat het gemeentebestuur een attest aflevert dat de verstoorde bereikbaarheid bevestigd. Om de administratieve belasting voor de lokale besturen te beperken, worden de parameters die de verstoorde bereikbaarheid definiëren bepaald door de Vlaamse overheid en vervolgens overgemaakt aan de lokale besturen. Parameters kunnen bijvoorbeeld de lengte van de straatwerken zijn, de duurtijd van de werken, de afsluiting van de straat (geen doorgaand verkeer mogelijk), het openleggen van de voetpaden, het aantal parkeerplaatsen die niet meer beschikbaar zijn of de onbereikbaarheid van parkeergarages en de omlegging van het openbaar vervoer.

Artikel 4
Voor het toekennen van een rentetoelage moet rekening gehouden worden met de beperkingen van de begroting en de voorwaarden zoals vermeld in dit decreet en de daaruit vloeiende uitvoeringsbesluiten en de minimisverordening.

De verordening nr. 69/2001 van de Europese Commissie van 12 januari 2001 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-verdrag op de minimis-steun omschrijft de minimis-steun als de steun waarvan het bedrag over een periode van 3 jaar een plafond van 100.000 euro niet overschrijdt, het handelsverkeer tussen de lidstaten niet ongunstig beïnvloedt en de mededinging niet vervalst of dreigt te vervalsen. Derhalve kan de Vlaamse regering van de steunpercentages afwijken. Het plafond wordt uitgedrukt als een subsidie. Wanneer steun in een andere vorm wordt verleend, dient het subsidie-equivalent vastgesteld te worden.

De relevante periode van 3 jaar is van verschuivende aard zodat bij elke nieuwe verlening van de minimis-steun, het totale bedrag van de de minimis-steun die gedurende de voorgaande 3 jaar is verleend, in aanmerking dient genomen te worden. De minimis-steun wordt geacht te zijn verleend op het tijdstip waarop de begunstigde een wettelijke aanspraak op de steun verwerft.

Artikel 5
Artikel 5 bepaalt de hoogte van de rentetoelage en de voorwaarden waaraan de kredieten moeten voldoen. Er wordt gekozen om maximaal 80% van de totale rentekosten te subsidiëren. Op deze manier wordt de onderneming gestimuleerd om de meest voordelige lening te bekomen bij een kredietinstelling. Indien de duurtijd van de werken extreem lang begint door te lopen, bijvoorbeeld door het faillissement van de aannemer, kan het percentage van 80% worden verhoogd door de Vlaamse regering.

Daarenboven wordt de tussenkomst ook beperkt tot 4% van het geleende bedrag. Dit komt overeen met een rentevoet van 5%. Indien de rentevoet van de financieringsovereenkomst hoger ligt dan 5%, dan zal de tussenkomst lager liggen dan 80%. Indien door een verandering op de financiële markten de rentevoeten sterk stijgen of dalen, kan regering deze grens aanpassen aan de gewijzigde marktomstandigheden.

Naast de bepalingen over de rentetoelage worden er ook nog voorwaarden gesteld aan de kredieten.

De rentetoelage wordt normaalgezien toegekend voor een periode van 5 jaar. Dit kan echter verlengd worden met 3 jaar tot maximum 8 jaar. Deze verlening kan worden toegestaan als de ontlener een uitstel van betaling krijgt van de kredietinstelling. Er wordt gekozen voor een periode van 3 jaar omdat dit rekening houdt met cijfers uit de enquête van Unizo. Uit de rapportering bleek dat de maximale duurtijd van de werken twee en een half jaar bedraagt.

Artikel 6
De steun moet teruggevorderd worden indien de voorwaarden zoals vermeld in de minimisverordening, dit decreet en de uitvoeringsbesluiten niet worden nageleefd.

In tegenstelling tot het verleden wordt er nu de mogelijkheid geboden om intrest aan te rekenen in geval van terugvordering wat een snellere terugbetaling tot gevolg zal hebben en de begroting positief zal beïnvloeden.

Artikel 7
Dit artikel vergt geen nadere commentaar.

VOORSTEL VAN DECREETHOOFDSTUK I
Algemene bepalingen

Artikel 1
Dit decreet regelt een gewestaangelegenheid.

Artikel 2
Voor de toepassing van dit decreet wordt verstaan onder:
1° onderneming: de natuurlijke personen die koopman zijn of een zelfstandig beroep uitoefenen, de vennootschappen die de rechtsvorm van een handelsvennootschap hebben aangenomen, de Europese economische samenwerkingsverbanden en de economische samenwerkingsverbanden, die beschikken over een exploitatiezetel in het Vlaamse Gewest;
2° kleine onderneming: kleine onderneming als gedefinieerd in de KMO-verordening;
3° middelgrote onderneming: middelgrote onderneming als gedefinieerd in de KMO-verordening;
4° openbare werken: werken uitgevoerd op het openbaar domein of werken van openbaar nut;
5° KMO-verordening: verordening nr. 70/2001 van de Europese Commissie van 12 januari 2001 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op staatssteun voor kleine en middelgrote ondernemingen, met inbegrip van alle latere wijzigingen daaraan;
6° de minimisverordening: verordening (EG) Nr. 69/2001 van de Commissie van 12 januari 2001 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op de minimissteun en de latere wijzigingen;
7° kredietinstelling: een kredietinstelling die de vergunning bedoeld in artikel 7 van de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen heeft bekomen, en de ermee verbonden vennootschappen in de zin van artikel 11 van het Wetboek van Vennootschappen, alsmede iedere kredietinstelling die sorteert onder een andere lidstaat van de Europese Unie en die in overeenstemming met de titel III van de voormelde wet van 22 maart 1993, haar werkzaamheden op het Belgisch grondgebied mag uitoefenen;
8° financieringsovereenkomst: een overeenkomst tussen, enerzijds, een kleine of middelgrote onderneming en, anderzijds, een kredietinstelling strekkend tot de financiering van investeringen of activiteiten van een kleine of middelgrote onderneming.


HOOFDSTUK II
Rentetoelage ten guste van kleine en middelgrote ondernemingen

Artikel 3
§ 1. Kleine en middelgrote ondernemingen, die beschikken over ruimtes die bestemd en toegankelijk zijn voor de eindgebruikers en die ruimtes in die zin daadwerkelijk aanwenden en die minstens 1 aaneensluitende maand te kampen hebben met verstoorde bereikbaarheid in het Vlaamse Gewest ten gevolge van hinder door openbare werken komen in aanmerking.
§ 2. De verstoorde bereikbaarheid houdt in dat de toegang voor klanten en leveranciers tot deze ruimtes wordt belemmerd of verhinderd. Deze verstoorde bereikbaarheid moet worden aangetoond door een attest van het gemeentebestuur. Parameters om verstoorde bereikbaarheid te definiëren worden door de Vlaamse regering bepaald en overgemaakt aan de lokale besturen.

Artikel 4
De Vlaamse regering kan een rentetoelage toekennen aan kleine en middelgrote ondernemingen binnen de perken der begrotingskredieten en onder de voorwaarden vermeld in de minimisverordening, dit decreet en de uitvoeringsbesluiten.

Artikel 5
§ 1. De rentetoelage bedraagt maximaal 80% van de totale rentekosten en 4% van het geleende bedrag. Het percentage van 80% kan door de Vlaamse regering worden verhoogd bij een extreme duurtijd van de werken. Bij sterk dalende of stijgende rentevoeten kan de Vlaamse regering het percentage van 4% aanpassen.
§ 2. De rentetoelage van het Vlaamse Gewest wordt alleen toegekend voor kredieten die aan de volgende voorwaarden voldoen:
1° het krediet is verleend door een kredietinstelling op basis van een financieringsovereenkomst;
2° het krediet mag dienen voor de herfinanciering van uitstaande kredieten bij de betrokken deelnemende kredietinstelling;
3° de hoofdsom van het krediet bedraagt ten minste 5.000 euro;
4° bijkomende voorwaarden worden bepaald door de Vlaamse regering.
§ 3. De rentetoelage wordt voor een periode van maximum vijf jaar toegekend. Indien de ontlener een uitstel van terugbetaling van het krediet krijgt van de kredietinstelling, kan deze periode verlengd worden met een maximum van drie jaar.

HOOFDSTUK III
Terugvordering

Artikel 6
De Vlaamse regering bepaalt de gevallen van terugvordering, de termijnen waarbinnen de feiten die aanleiding geven tot terugvordering zich moeten voordoen en de intrestvoet die in dit geval verschuldigd is.

HOOFDSTUK IV
Inwerkingtreding

Artikel 7
De Vlaamse regering bepaalt de datum waarop dit decreet in werking treedt.