1999 - 2003

Vragen voor Minister van Binnenlandse Zaken, Antoine Duquesne

17 March 2000

Schriftelijke Vraag over de verdeling van de kosten bij begeleiding van uitzonderlijk vervoer door de Rijkswacht

Vraag

Op 17 maart 2000 stelde ik u onder nr. 544 (Vragen en Antwoorden, Senaat, nr. 2-14 van 25 april 2000, blz. 629) de volgende vraag :
« Vice-eerste minister en minister Durant verklaarde op 2 maart 2000 in de Senaat dat u besprekingen zou starten om te komen tot een verdeling tussen de overheid en de privé-sector van de kosten die de begeleiding van uitzonderlijk vervoer door de rijkswacht met zich meebrengt. Hieromtrent wens ik volgende vragen te stellen :
1. Wat is het juiste onderwerp van deze besprekingen?
2. Wie wordt ervoor uitgenodigd?
3. Welke omvang zal de vergoeding hebben die de privé-sector zal moeten betalen?
4. Wanneer denkt u deze besprekingen te kunnen beëindigen?

Tot op heden mocht ik dienaangaande nog geen antwoord ontvangen. Derhalve ben ik zo vrij deze vraag opnieuw aan u voor te leggen. Mag ik aandringen op een spoedige mededeling van uw standpunt?

Antwoord

Het geachte lid vindt hieronder de antwoorden op zijn vragen.

1, 2 en 4. Ik heb niet de intenties dergelijke besprekingen aan te vatten. Ik heb trouwens geen verklaringen in die zin afgelegd.

3. In de bepalingen van het koninklijk besluit van 19 augustus 1997 tot vaststelling van de nadere regels betreffende het aanvragen en de betaling van door de rijkswacht uitgevoerd uitzonderlijke taken van bestuurlijke politie, is gesteld dat de kostprijs van de geleverde diensten slecht kan worden bepaald na, onder meer het beschrijven van de prestaties, de daarvoor benodigde mankrachten en de beschrijving van het aangewende materiaal.

Het is de minister van Binnenlandse Zaken zelf die beslist om in te gaan op het verzoek van een rechtspersoon tot het leveren van uitzonderlijke taken van bestuurlijke politie. De commandant van de rijkswacht sluit hierover een overeenkomst in naam van de minister van Binnenlandse Zaken en overeenkomstig zijn richtlijnen.

De kosten die concreet voor de uitvoering in rekening kunnen worden gebracht hebben onder meer betrekking op het ingezette personeel en materiaal vermeerderd met de daaraan verbonden beheers- en gebruikskosten.

De vergoeding kan dus slechts worden bepaald na de concrete omschrijving van de opdracht.