1999 - 2003

Vragen voor Staatssecretaris voor Energie, Olivier Deleuze

28 November 2002

Mondelinge Vraag over het uitstel van een investering van 150 miljoen euro door BASF omwille van de onzekerheid over het Belgische Kyoto-beleid»

De heer Ludwig Caluwé (CD&V). - Vorige week raakte bekend dat BASF een belangrijke uitbreidingsinvestering met een waarde van 150 miljoen euro uitstelt wegens de onzekerheid over het Belgische Kyoto-beleid. Het gaat hier niet om een geïsoleerde beslissing. Ook Monsanto en Bayer bouwen hun vestigingen in Antwerpen af. Als er niet snel een ommezwaai komt, dreigt de Antwerpse chemische en petrochemische cluster, die goed is voor tienduizenden jobs, te verdwijnen. Is de ongerustheid van BASF en van de andere Antwerpse bedrijven terecht? Hoe denkt de Belgische regering deze ongerustheid weg te nemen?

Ik wil deze vraag wat concretiseren. De Vlaamse regering werkt aan benchmarkconvenanten. Hierin wordt beloofd dat wie op het vlak van energie-efficiëntie in zijn sector tot de wereldtop behoort, vrijgesteld wordt van bijkomende verplichtingen. Onderschrijft de Belgische regering dit engagement? Garandeert zij dat energie-intensieve bedrijven die op het vlak van energie-efficiëntie tot de wereldtop behoren, vrijgesteld zullen worden van een eventuele energieheffing? Garandeert zij dat deze bedrijven gratis uitstootrechten zullen ontvangen voor hun huidige installaties en voor hun uitbreidingsinvesteringen?

Als deze laatste vraag bevestigend wordt beantwoordt, is dit dan te rijmen met de toepassing van de richtlijn inzake uitstootrechten die op de agenda staat van de Europese Raad van 9 december eerstkomend? Of zal de Belgische regering zich verzetten tegen de goedkeuring van deze richtlijn in zijn huidige vorm, omdat de toepassing ervan het aangaan van de genoemde engagementen niet mogelijk maakt?

De heer Olivier Deleuze, staatssecretaris voor Energie en Duurzame Ontwikkeling. - Ik wens eerst en vooral te verduidelijken dat België, samen met andere Europese lidstaten, heeft ingestemd met het Kyoto-protocol. Dit houdt in dat ons land in de periode 2008-2012 de totale emissie van zes verschillende broeikasgassen met 7,5 % moet terugdringen. Dit is een belangrijk engagement en wel om twee redenen. Eerst en vooral, niets doen kost onze maatschappij handenvol geld. De economische gevolgen van enkele recente natuurrampen zoals de overstromingen van eind augustus lopen gemakkelijk op tot miljoenen Euro.

De geïndustrialiseerde landen huisvesten een kwart van de wereldbevolking en zijn verantwoordelijk voor 75 % van de totale broeikasgasemissies. Ze dragen dus een historische verantwoordelijkheid voor de wereldwijde klimaatsverandering.

Wat de Convenant Bench-marking betreft onderschrijf ik dat de doelstelling, namelijk het reduceren van de uitstoot van broeikasgassen, belangrijker is dan het middel. De federale overheid zal nagaan op welke wijze de bedrijven die deelnemen aan deze vorm van vrijwillige afspraken kunnen worden vrijgesteld van een bijkomende CO2-energiebelasting.

De onderhandelingen moeten echter nog worden opgestart. Toch wil ik verduidelijken dat de Convenant Bench-marking niet per definitie incompatibel is met de Europese richtlijn inzake emissiehandel. De energie-efficiëntiedoelstellingen die de bedrijven opgelegd krijgen kunnen worden aangewend voor de initiële allocatie van emissierechten. Zoals u allicht weet, zal deze allocatie in de periode 2005-2007 gratis gebeuren. België is van mening dat de modaliteiten voor de periode 2008-2012 op Europees niveau in een comitologie-procedure moeten worden uitgeklaard. De situatie van de andere Europese landen waar BASF ook vestigingen heeft is niet verschillend van de toestand in België. De Europese richtlijn inzake de uitstootrechten staat op de agenda van de Europese Raad van 9 december.

België is één van de grootste voorstander van de Europese richtlijn inzake emissiehandel. Enkel op deze wijze kan er voor onze industrie een voldoende groot level playing field worden gecreëerd. Dankzij de belangrijke investeringen inzake energie-efficiënte productieprocessen, zullen onze industriële installaties ontegensprekelijk een competitief voordeel op de Europese en internationale markt verwerven. Intra-Europese emissiehandel blijft het instrument bij uitstek om de uitstoot van broeikasgassen door Europese industriële installaties op een kostenefficiënte, sociaal rechtvaardige en milieuverantwoorde manier te beperken.

De heer Ludwig Caluwé (CD&V). - Ik dank de staatssecretaris voor zijn duidelijk antwoord, dat echter mijn vrees en de onzekerheid van een aantal Antwerpse bedrijven bevestigt.

De staatssecretaris onderschrijft het engagement van de Convenant Bench-marking, maar niet formeel. Men zal het bekijken. De bedrijven hebben dus redenen om onzeker te zijn over het feit of het engagement dat daarin werd opgenomen wel een volwaardig engagement is en misschien alleen een engagement is van de Vlaamse regering dat niet bindend is voor de federale regering.

Voorts deel ik het optimisme van de staatssecretaris over de huidige stand van zaken van de emissiehandel niet. Ik vrees dat er ten gevolge van dit systeem onvoldoende uitstootrechten op de markt zullen komen om de uitbreidingsinvesteringen van bedrijven, die op het vlak van energie nochtans het efficiëntst zijn, te compenseren. Uiteindelijk gaat het toch om het terugdringen van de uitstoot van CO2 op wereldvlak. Zoals het er momenteel uitziet, zullen de landen hun rechten behouden en ze niet op de markt brengen met het gevolg dat er helemaal geen markt zal zijn. Deze opmerking overstijgt misschien het onderwerp van mijn vraag, maar op 9 december komt de raad bijeen en ik weet niet of er nog een andere gelegenheid zal zijn om hierover te debatteren.