1999 - 2003

Vragen voor Minister van Mobiliteit en Vervoer, Isabelle Durant

7 February 2000

Mondelinge Vraag over de gevolgen van de beslissingen omtrent de nachtvluchten voor het investeringsprogramma van de NMBS

Vraag

De heer Ludwig Caluwé (CVP). - In het raam van de besluitvorming omtrent de nachtvluchten besliste de ministerraad dat 40% van de reizigers die via Zaventem aankomen of vertrekken, tegen het jaar 2010 gebruik moet maken van het openbaar vervoer. Dat is een stijging met 22%. Het gaat hier om een nobele doelstelling; om ze te realiseren worden een hele reeks investeringen gepland.
Krijgt de NMBS extra middelen voor deze investeringen of moeten ze worden gerealiseerd binnen de huidige investeringskredieten?
Zullen deze investeringen buiten de 60/40- verdeelsleutel gehouden worden?
Indien de NMBS geen bijkomende middelen toegeschoven krijgt, over welke investeringsruimte beschikt de NMBS buiten wat nodig zal zijn voor het investeringsprogramma voor de ontsluiting van Zaventem waarover de regering vorige vrijdag een beslissing nam? Welke geplande investeringen zullen moeten worden geschrapt? Bestaat de kans dat de tweede spoorontsluiting tot de Antwerpse Haven, waarvoor de NMBS ingevolge de beslissingen rond Zaventem reeds een aanvraag tot herziening van het gewestplan bij de Vlaamse regering heeft ingediend, op de lange baan geschoven wordt?

Antwoord

Mevrouw Isabelle Durant, vice-eerste minister en minister van Mobiliteit en Vervoer. - Op 11 februari bereikte de regering een akkoord over de infrastructuur die nodig is om de toegang tot de nationale luchthaven te verbeteren. De uitvoeringsbepalingen van dat akkoord moeten nog gepreciseerd worden in het kader van het investeringsplan 2001-2010.

Het is echter mogelijk nu al een aantal elementen van antwoord te geven.
De spoorinvesteringen in en rond Brussel, buiten de HST, worden naargelang het geval gefinancierd in het kader van het investeringsplan van de NMBS, of in het kader van het GEN-project. Die financiering maakt deel uit van een princiepsakkoord dat tijdens de regeringsvorming werd gesloten. Daarin staat dat "de financiering van het project (het GEN) niet ten koste van de financiering van de NMBS mag gebeuren".

Het GEN-project is in ontwikkeling. De werkzaamheden van de groep op hoog niveau die belast is met voorstellen aan de ICMIT zijn op 15 februari hervat. Over het GEN-project moet tussen de federale overheid en de gewesten een globaal samenwerkingsakkoord worden gesloten. Het investeringsplan van de NMBS moet voor de periode 2001-2010 herzien worden.

Beide onderhandelingen moeten parallel worden gevoerd, zodat de beslissingen over de twee dossiers in perfecte overeenstemming kunnen worden genomen. Het is momenteel echter niet mogelijk te zeggen welke keuzes er zullen worden gemaakt en hoe de kosten zullen worden verdeeld.

Over de verdeelsleutel 60/40 heb ik de heer Caluwé enige tijd geleden uitvoerig ingelicht.

Omdat alle investeringen van de NMBS voor de periode 2001-2010 opnieuw moeten worden gedefinieerd, zullen de projecten worden geglobaliseerd. Ze zullen in het algemeen belang geselecteerd worden op basis van het geheel van noden inzake mobiliteit. Dat is noodzakelijk voor de overstap van de weg- naar het spoorvervoer, vooral voor het goederentransport. De tweede spoortoegang tot de Antwerpse haven is, net zoals de spoorlijn Brussel-Luxemburg, waarvoor de regering een engagement heeft aangegaan, een belangrijk project. Voor de vertraging bij het uitreiken van bouwvergunningen voor de tweede spoorontsluiting van de Antwerpse haven ben ik niet verantwoordelijk, aangezien dat niet tot mijn bevoegdheid behoort.

Andere belangrijke vragen inzake veiligheid, het rollend materieel en de stations moeten overigens in het volgend investeringsplan geïntegreerd worden. De onderhandelingen tussen de NMBS en mijn ministerie en daarna in de regering zullen niet gemakkelijk zijn. Er moeten immers vele mobiliteitsprojecten, niet alleen voor het goederentransport, maar ook voor het reizigersvervoer worden gerealiseerd. De discussie zal tijdens de tweede semester van het jaar starten.

Repliek

De heer Ludwig Caluwé (CVP). - Ik dank de vice- eerste minister voor haar antwoord. Toch blijven mijn vraagtekens.
De regering loopt met haar beslissing op de zaken vooruit en beïnvloedt in feite allerlei onderhandelingen die nog gevoerd moeten worden. Ik leid daaruit af dat de regering oordeelt dat de investeringen voor het spoorvervoer in de richting van Zaventem hoe dan ook zullen plaatsvinden, meer zelfs, dat ze voorrang zullen krijgen. Dit zal uiteraard een negatieve invloed hebben op alle andere mogelijke projecten en investeringen die in overweging worden genomen.
De minister zegt dat de financiering op twee wijzen kan gebeuren: enerzijds via het GEN-project en anderzijds binnen de normale investeringskredieten van de NMBS.
Ik zou nogmaals uitdrukkelijk willen vragen of we daaruit mogen besluiten dat elke investering die nu gebeurt voor het spoorvervoer in de richting van de nationale luchthaven, eigenlijk mee wordt opgenomen in de GEN-investering. Het gaat in feite net zo goed om het centrum van het land als om het vervoer in en rond Brussel. Elke investering voor het spoorvervoer naar de luchthaven van Zaventem die gebeurt in het kader van het compromis rond de nachtvluchten, kan eigenlijk een onderdeel vormen van het gewestelijk expresnet.
Als de minister mijn vraag negatief beantwoordt, wat ik vrees, dan betekent dit dat deze investeringen mee moeten worden opgenomen in de investeringskredieten van de NMBS, met alle nadelige gevolgen voor de andere investeringen.

Mme Isabelle Durant, vice-première ministre et ministre de la Mobilité et des Transports. - Je m'en tiens à ma réponse, monsieur Caluwé. Il y a effectivement deux sources de financement possibles pour la liaison avec l'aéroport. La part qui sera attribuée aux investissements RER en préparation est celle qui apparaîtra dans le plan décennal d'investissement. Les négociations relatives à ce plan n'ont pas encore démarré, des propositions sont sur la table et des décisions sont prévues dans le cadre de l'accord « vol de nuit ». Trois solutions sont possibles pour établir la liaison avec l'aéroport et les modalités seront précisées dans le cadre du plan d'investissement. Je répète donc que dans la mesure où ce plan doit répondre aux réels problèmes de mobilité - de marchandises comme de voyageurs -, la discussion sera serrée quant au montant de ce plan d'investissement et à la manière d'arbitrer les choix et de les mettre en _uvre en leur attribuant les montants nécessaires. Vous vous préoccupez du deuxième accès au port d'Anvers; il s'agit en effet d'un élément très important en matière de transport de marchandises mais à ce stade, je ne puis que vous dire que la discussion va commencer dans le cadre du plan décennal sur la base d'une proposition de la SNCB, de contre-propositions éventuelles de ma part et ensuite de débats au sein du gouvernement pour aboutir à un plan définitif. J'estime en tout cas que la question du transport des marchandises est très importante si nous voulons réellement remplir notre engagement qui consiste à inverser la tendance entre la part de la route et la part du rail.