1995 - 1999

25 October 1995

Wetsvoorstel tot invoeging van een artikel 260bis in de nieuwe gemeentewet

TOELICHTING

Een jarenlange praktijk, die overigens met de algemene wetsbeginselen van artikelen 1382 en volgende van het Burgerlijk Wetboek scheen overeen te komen, bestond erin dat de onkosten, die door een gemeentebestuur werden gemaakt om de openbare orde, rust en veiligheid te herstellen of calamiteiten als brand af te weren, werden terugbetaald door hen die door foutief handelen de schade hadden veroorzaakt. Talrijke vonnissen en arresten zijn overigens in die zin geveld.

Een arrest van het Hof van Cassatie (Cass., 28 april 1978 ­ inzake Walter Kay) heeft echter een thesis vooropgesteld, die voor gemeentebesturen ­ en allicht voor alle openbare instellingen ­ verstrekkende gevolgen kan hebben. Er wordt voorgehouden dat een foutieve handeling die een gemeente schade toebrengt, niet tot terugbetaling aanleiding mag geven omdat het causaal verband tussen fout en schade ontbreekt. Dit causaal verband zou integendeel worden onderbroken door het juridische feit dat een gemeente de wettelijke verplichting heeft in te staan voor orde, veiligheid, brandbestrijding, enz.

Dit zogenaamde arrest Walter Kay oordeelt ter zake de aangerekende kosten voor het bergen van een aangevaren schip door de stad Antwerpen, dat de stad deze kosten niet mag verhalen op hen die oorzaak waren van de aanvaring.

Het arrest is bijzonder relevant waar het stelt dat :

« ... wanneer de overheid, ten deze de stad Antwerpen, kosten doet alleen om zich te kwijten van haar verplichtingen in verband met waterwegen of havens, zij een door de wet of door een verordening opgelegde verplichting vervult; dat zij door de loutere vervulling van die verplichting geen schade lijdt, die in oorzakelijk verband staat, in de zin van artikel 1382 van het Burgerlijk Wetboek, met een eventuele fout begaan door een derde, zoals ten deze een fout, die de oorzaak is geweest van het zinken van het schip, dat naderhand door de stad ingevolge haar « wettelijke » verplichting werd gelicht... »

Hieraan dient te worden toegevoegd dat andere arresten van het Hof van Cassatie (o.m. Cass., 17 mei 1983) beslisten dat uitgaven die een overheid doet ingevolge op haar rustende verplichtingen en die noodzakelijk waren ingevolge de fout van derden, van deze laatsten kunnen worden teruggevorderd.

Het Hof van Cassatie komt aldus tot een meer genuanceerde gedragslijn, maar dit neemt niet weg dat de dubbelzinnige toestand blijft bestaan, omdat een aantal lagere rechtbanken nog steeds de rechtspraak van het cassatie-arrest Kay volgen.

Ook de toenmalige Minister van Binnenlandse Zaken schijnt de theorie van het cassatie-arrest Kay te blijven volgen. Ter zake brandbestrijding stelt de minister dat brandbestrijding een kosteloze dienst is zonder een onderscheid te maken of de brand al dan niet ingevolge onrechtmatige handelingen is veroorzaakt. Zie in dat verband vraag nr. 63 d.d. 13 januari 1984 van de heer Suykerbuyk (Vragen en Antwoorden , Kamer, nr. 14 van 7 februari 1984, blz. 1251).
Gemeenten, brandweerdiensten, onkostenrecuperatie

De brandbestrijding is uiteraard de belangrijkste taak van de gemeentelijke korpsen. Daarenboven zijn een aantal verplichte tussenkomsten opgelegd, vervat in de zogenaamde « 22 punten »; ook zij worden geacht te behoren tot de essentiële taak van een brandweerkorps.

Dit lijkt in de logica te liggen van hetgeen een brandweerkorps moet doen, al rijst de vraag waarom het verdelgen van wespen en wespennesten, dat tot de essentiële opdrachten van een korps wordt gerekend, kosteloos moet gebeuren.

Het gevolg van dit alles is dat een retributie-reglement om de gedane onkosten terug te vorderen, niet aanvaard wordt.

Maar indien dit principieel kan aanvaard worden, kan toch getwijfeld worden of dit verbod om gedane onkosten te recupereren niet moet worden getoetst aan andere criteria. Er zijn tal van gevallen met name bij brandbestrijding, hetzij bij het optreden om belemmeringen op de rijweg te verwijderen, leegpompen van kelders, luchtverversing van lokalen, waarbij een grote zorgeloosheid, zelfs een onrechtmatige daad oorzaak is van het optreden van het brandweerkorps. In dat geval lijkt me een onkostenrecuperatie via een retributie-reglement niet strijdig met de taak van een brandweerkorps.

Indien bijvoorbeeld, in strijd met artikel 519 van het Strafwetboek, vuur wordt aangelegd en daardoor brand veroorzaakt, moet een retributie voor gedane kosten door het gemeentebestuur mogelijk zijn. Ook in andere gevallen waar het optreden het gevolg is van een manifeste onrechtmatige daad, lijkt me onkostenrecuperatie billijk. Wat is het standpunt van de minister ?

Het antwoord van de minister verwijst naar het antwoord aan Senator Férir op diens parlementaire vraag in die zin (vraag nr. 147, d.d. 12 april 1983, Senaat), waarbij zonder veel omhaal en zonder de schuldvraag aan te raken, gesteld werd :

« Inzake brand is de taak die door de wet van 31 december 1963 betreffende de civiele bescherming en de besluiten ter uitvoering ervan aan de gemeentelijke brandweerdiensten is opgedragen een kosteloze openbare dienst. Deze kosteloosheid is de regel, ongeacht de omstandigheden waarin die interventie geschiedt. »

Dat het causaal verband tussen fout en schade verbroken wordt door de politionele en daarmee samenhangende gemeentelijke verplichtingen, is een juridische constructie, die weliswaar in de rechtsleer (en zoals gezegd bij een bepaalde rechtspraak van het Hof van Cassatie) aanhangers heeft, namelijk professor De Page, maar evenzeer tegenstanders, o.a. professor Dalcq. Deze laatste stelt dat de theorie volgens welke de wettelijke verplichting van de gemeentebesturen het causaal verband tussen fout en schade kan doorkruisen, onverenigbaar is met het principe van « de gelijkwaardigheid der voorwaarden ». De wettelijke verplichting van de gemeentebesturen om bijvoorbeeld de orde te handhaven, zou als voorwaarde om op te treden te onrechtstreeks zijn en niet opwegen tegen de directe band tussen fout en schade.

Deze verdeelde rechtsleer en uitspraken van het Hof van Cassatie hebben voor de gemeenten zeer zware gevolgen van financiële aard. Onderhavig wetsvoorstel wil dan ook het causaal verband tussen « schade » en « fout » wettelijk vastleggen zo dat door de gemeentebesturen ­ ongeacht hun verplichtingen ter zake openbare orde, veiligheid, brand- en rampenbestrijding, die onverkort blijven bestaan ­ degene die foutieve handelingen heeft gesteld, verplicht kan worden de daardoor aan de gemeenten veroorzaakte schade te vergoeden.

De in onderhavig voorstel voorgestelde bepaling zal in titel VI « Begroting en rekeningen » van de nieuwe gemeentewet onder een nieuw hoofdstuk IVbis « Vergoeding van schade en onkosten aan de gemeenten » in een nieuw artikel 260bis opgenomen worden.

De voorgestelde tekst neemt een wetsvoorstel van de heer Suykerbuyk over [Gedr. St., Kamer nr. 46/1 (1985-1986)] dat in de Kamer na amendering werd aangenomen en als ontwerp overgezonden aan de Senaat [Gedr. St. nr. 347-1 (1985-1986)].
Ludwig CALUWÉ.

WETSVOORSTEL

Artikel 1

Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.
Art. 2

In Titel VI - Begroting en rekeningen van de nieuwe gemeentewet, wordt onder een nieuw hoofdstuk IVbis , « Vergoeding van schade en onkosten aan de gemeenten », een artikel 260bis ingevoegd luidende :

« Art. 260 bis. ­ De wettelijke en reglementaire verplichtingen van de gemeente inzake openbare orde, rust en veiligheid, alsmede inzake hulpverlening, verbreken het causaal verband tussen fout en schade niet en ontnemen de gemeenten derhalve niet het recht in voorkomend geval toepassing te vorderen van artikel 1382 van het Burgerlijk Wetboek. »

Ludwig CALUWÉ.