In de pers

7 April 2014

VILT: Proefstation voor de Groenteteelt bestaat 50 jaar

De toewijding bij de onderzoekers is gebleven, maar verder is er in 50 jaar tijd veel veranderd op het Proefstation voor de Groenteteelt in Sint-Katelijne-Waver. Onderzoeker op rust Frans Benoît herinnert zich nog het betonnen ‘kot’ en de vijf hectare daarrond, waarmee het begon. “De nieuwbouw in 2007 was heel belangrijk voor onze werking de jongste tien jaar”, getuigt directeur Raf De Vis, “want praktijkonderzoek is maar relevant als het in praktijkomstandigheden kan plaatsvinden.” Een nieuwe website en mailingsysteem op maat zullen de onderzoeksresultaten nog beter vertolken naar de (glas)tuinbouw.

Onder grote belangstelling werd in Sint-Katelijne-Waver het gouden jubileum van het Proefstation voor de Groenteteelt gevierd. En in stijl, dat mag gezegd worden. Didier Algoet, tuinder en voorzitter van het proefstation, vestigde terecht de aandacht op het van groenten gemaakte pamflet dat het spreekgestoelte fleur gaf. Algoet liet er geen twijfel over bestaan waarom praktijkonderzoek belangrijk is: “Beter een proef die mislukt, dan dat een teelt misloopt op onze bedrijven.”

Geen goed praktijkonderzoek zonder aangepaste infrastructuur, en dat is volgens de voorzitter van het proefstation een (financiële) uitdaging. “Een serre vergt nu eenmaal een grotere investering dan de onderzoeksetting voor vollegrondgroenten.” Oplopende kosten doen Algoet pleiten voor een indexering van de toelagen van het proefstation. Ook ervaart hij het als een bijzondere uitdaging om cofinanciering te vinden voor onderzoek dat niet door de industrie (o.a. toeleveranciers) gefinancierd wordt omdat het onderwerp van onderzoek geen producten maar bepaalde maatschappelijke vragen zijn.

De financiële ondersteuning van het proefstation komt onder meer van de provincie Antwerpen. “Groenteteelt is één van onze speerpuntsectoren zodat we graag het Proefcentrum Hoogstraten en het Proefstation voor de Groenteteelt ondersteunen”, vertelt gedeputeerde Ludwig Caluwé, bevoegd voor landbouw. Meer dan de helft van alle groenteteelt onder glas situeert zich in de provincie Antwerpen. Daardoor realiseert glastuinbouw nagenoeg een kwart van de totale landbouwproductiewaarde van de provincie. Het Vlaamse gemiddelde is 12 procent.

Hoewel fier op de prestaties van de tuinders in zijn provincie roept Caluwé op om het praktijkonderzoek niet “te provincialistisch” te bekijken. Het lijkt hem verstandiger om expertises te linken, noodzakelijkerwijs met experten van buiten de provincie Antwerpen wanneer het gaat om wetenschappelijk onderzoek naar groenteteelt.

Ondanks de sterke aanwezigheid van glastuinbouw in Antwerpen, volgt de provincie niet meer het spoor van verplichte clustering. Uit een haalbaarheidsstudie kwam clustering van glastuinbouw niet als beste en zeker niet als de meest gedragen optie zodat gekozen wordt voor autonome ontwikkeling van bedrijven binnen verbrede gebieden waar er groei in de sector zit.

Met geothermie bracht de gedeputeerde nog een interessant nieuwtje voor de sector ter sprake. “Volgens onderzoeksinstelling VITO bevindt zich, drie kilometer diep onder de aardkorst, gemakkelijk bereikbaar heet water op meer dan de helft van het Antwerpse grondgebied. Het komt er nu op aan die warmte aan de oppervlakte te krijgen”, aldus Caluwé, die lijkt te geloven in het potentieel van diepe geothermie als nieuwe warmtebron voor de glastuinbouw.

Voor een terugblik op decennia van onderzoek naar (glas)tuinbouw zorgde onderzoeker op rust Frans Benoît. Hij start zijn verhaal met de overdosering van kunstmest en gewasbeschermingsmiddelen in de jaren ’60. Het was eigen aan een tijdsgeest waarin de toelevering bijna alle voorlichting deed. Het Proefstation voor de Groenteteelt kon dus al snel zijn meerwaarde aantonen: “In samenwerking met de Bodemkundige Dienst van België voerden we bodemonderzoeken uit. Het resultaat maakte duidelijk dat gronden soms doorgespoeld moesten worden om af te rekenen met overtollige bemesting.”

Ook werd er een waarschuwingssysteem voor de koolvlieg opgezet zodat telers zouden weten wanneer ze de bestrijding moeten starten. De waarschuwingen breidden al gauw uit naar andere groenten. Halverwege de jaren ’60 werden de eerste natuurlijke vijanden van schadelijke insecten gecommercialiseerd. “Met de introductie van de sluipwesp als predator werd de biologische bestrijding echt een succes”, weet Benoît nog.

Aan de periode 1974-1984 schrijft de oud-onderzoeker een grote technologische vooruitgang toe, zowel inzake teelttechniek (o.a. start hydrocultuur) als energie, met de aansluiting van glastuinbouwbedrijven op het aardgasnet en het gebruik van recuperatiewarmte. Van 1984 tot de eeuwwisseling werden er grote stappen vooruit gezet inzake ecologie (recuperatie regenwater, geïntegreerd telen, recirculatie voedingswater, enz.), ergonomie (gotensysteem voor bladgroenten, mechanisatie planten en oogsten, enz.) en economie.

Onder economie schaart Tobback het belang dat aan ziekteresistentie van variëteiten gehecht werd en de grote nadruk op de kwaliteit van de groenten. Indertijd werden onderzoeksresultaten uitsluitend via de bladen Tuinbouwberichten en BVA-nieuws gepubliceerd, welke later Proeftuinnieuws zouden worden. In de toekomst wordt het vakblad geruggensteund door een nieuwe website en een wekelijkse mailing naar 550 e-mailadressen van onderzoeksresultaten op maat van de gebruiker.

Directeur Raf De Vis presenteerde een greep uit de verwezenlijkingen van de jongste tien jaar. “Vergelijkend onderzoek is onze bijdrage aan innovatie. Lang voor de EU met geïntegreerde gewasbescherming op de proppen kwam, waren wij er al mee bezig. Het vaccin tegen het pepinomozaïekvirus in de tomatenteelt is een voorbeeld van onderzoek met uitstraling tot ver voorbije de Vlaamse grenzen. Ook het onderzoek naar gewasbeschermingsmiddelen voor kleine teelten heeft via producterkenningen een grotere dan puur regionale impact.” Een aantal zaken zijn vandaag gemeengoed dankzij de successen die ermee geboekt werden in het praktijkonderzoek. Denk aan de onderstammen in de tomatenteelt of de energieschermen voor energiebesparing.

“Het proefstation zorgt al langer voor innovatie dan het woord bestaat”, vat Karel Tobback, kabinetschef socio-economisch beleid van minister-president Kris Peeters, treffend samen. “De minister-president trekt ieder jaar twee miljoen euro uit voor de Vlaamse praktijkcentra - die er zijn voor en door de sector - zodat zij op een laagdrempelige manier onderzoek kunnen doen en de resultaten open kunnen communiceren naar de telers.” Tien procent van de Vlaamse toelage voor de praktijkcentra gaat naar het proefstation in Sint-Katelijne-Waver. Namens Kris Peeters drukte Tobback zijn vertrouwen uit in de voortrekkersrol die het proefstation ook in de toekomst zal spelen, “daarin bijgestaan door de Vlaamse regering die haar verantwoordelijkheid inzake innovatie opneemt”. Om de tuinbouwsector klaar te stomen voor de toekomst trekt Vlaanderen de kaart van demoprojecten en operationele groepen voor kennisuitwisseling tussen de onderzoekscentra en de praktijk.