2009 - 2014

26 September 2012

Tussenkomst tijdens het debat over de septemberverklaring

De voorzitter: De heer Caluwé heeft het woord. <?xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
De heer Ludwig Caluwé: Voorzitter, minister-president, leden van de Vlaamse Regering, beste collega’s, ik heb het werk van de Vlaamse Regering hier al eens vergeleken met het beklimmen van een berg of het rijden van de Tour de France. Maar deze keer kwam bij mij in de eerste plaats – ik weet niet waarom – het beeld van een triatlon voor ogen. (Gelach)
Alleen vermoed ik dat de Vlaamse Regering en wij allemaal hadden gedacht dat het werk van deze legislatuur zou zijn zoals een normale triatlon, waarbij eerst het zwaarste werk zou gebeuren, namelijk het zwemmen. Ik ben geen ervaringsdeskundige, maar het schijnt dat het zwemmen het zwaarste onderdeel is, en dat het fietsen en het lopen toch iets gemakkelijker gaan.
Dus eerst het zwemmen: het wegwerken van die grootste economische crisis in Europa die we in de laatste zeventig jaar hebben meegemaakt. We moeten echter vaststellen dat dit een ongebruikelijke triatlon is. Na even fietsen wordt er namelijk opnieuw een zwemfase ingebouwd. De heropflakkering van de eurocrisis in mei leidt er immers toe dat heel wat prognoses voor de komende jaren opnieuw neerwaarts werden bijgesteld. De voorziene groei in 2013 wordt van 2,2 procent naar 0,7 procent bijgesteld. De weekberichten van KBC vermelden vandaag wel al dat men voor 2013 mogelijk toch zou teruggaan naar 1,1 procent en dat de vooruitzichten toch al iets beter zouden zijn.
Laat ons daarom, zoals in het voorgaande jaar, toen wij bij de opmaak van de begroting werkten met de cijfers van het Planbureau, dezelfde aanpak hanteren. Toen kregen wij bij de bespreking hier wel het bericht dat de uitgangspunten wellicht in negatieve zin zouden moeten worden bijgesteld. Het is mogelijk dat in de komende weken en maanden de prognoses in positieve zin mogen worden bijgesteld. Maar dat kan dan tijdens de begrotingscontrole worden verrekend.
Die iets betere vooruitzichten kunnen er wel toe leiden dat wij op Europees niveau uitzicht krijgen op een structurele oplossing. De Europese bankenunie krijgt vorm. De Europese Centrale Bank bekommert zich om landen met liquiditeitsproblemen. De Duitse ratificatie van het ESM-verdrag ter introductie van het Europees Stabiliteitsmechanisme en inwerkingtreding ervan komt dichterbij. Maar hoe dan ook bevinden wij ons in een economische en financiële storm. In die storm houdt Vlaanderen stand, in de kop van het Europese deelnemersveld, getuige zijn geringe schuld. Maar de economische terugval dwingt ons tot realisme. De bruto beleidsruimte neemt maar toe met ongeveer 600 miljoen euro, terwijl dat in normale tijden 1 miljard euro zou zijn.
De verleiding is dan groot om niet in de toekomst te investeren. Maar dat doet Vlaanderen niet. Vlaanderen blijft gericht investeren in zowel harde als zachte sectoren; in mensen en economie; in welzijn en onderwijs; in steden en gemeenten; in innovatie. Zoals in 2012 worden ook in 2013 voor die sectoren nieuwe uitgaven gepland. Als Vlaamse christendemocraten zijn wij ook bijzonder trots op de bijkomende middelen voor welzijn. De zesde staatshervorming geeft Vlaanderen meer bevoegdheden, om zijn gezinnen meer zuurstof te kunnen geven. De overheveling van de kinderbijslagen, het Fonds voor Collectieve Uitrusting en Diensten, de adoptie- en geboortepremies en de dienstencheques zijn hefbomen die Vlaanderen de kans bieden om naast het zorgaanbod en ondersteuning in natura werk te maken van rechtstreekse materiële gezinsondersteuning.

Mevrouw Mieke Vogels: Ik vind uw fierheid wat misplaatst. Gisteren hoorde ik de mensen van het Vlaams Welzijnsverbond op de radio. De mensen van de sector zijn echt niet gelukkig. Het klopt dat het aanbod in de kinderopvang en de ouderenzorg wordt uitgebreid. Maar u bevriest wel voor het derde jaar op rij de uitgaven voor werkingskosten. Zo schuift u de factuur grotendeels door naar de gebruiker. Voedsel en verwarming worden duurder. Maar de voorzieningen krijgen geen euro meer om die uitgaven te dekken. Hoe moeten zij dat oplossen? Zij zullen nogmaals de uitgaven verrekenen in de factuur voor diegenen die worden verzorgd. Weet u wat de bewoners van een rusthuis vandaag al moeten betalen? U voorziet in meer zorg, maar het zal dan wel vooral elitaire zorg zijn. Ik verwerp dat. En ik zou daar zeker niet fier op zijn.
Minister Jo Vandeurzen: Die laatste insinuatie is volgens mij volledig fout. Het klopt dat de welzijnssector wordt gevat door een lineaire maatregel. Maar de insinuatie dat dit onontkoombaar leidt tot een selectief welzijnsbeleid is helemaal niet juist. Wij zullen met de deelsectoren overleggen en nagaan hoe wij kunnen helpen en hoe efficiëntiewinsten kunnen worden geboekt. Dat zal voor elke deelsector een andere uitdaging opleveren. Veronderstellen dat er automatisch verhoogde bijdragen zullen worden gevraagd, is niet juist. Er zijn trouwens sectoren die helemaal geen bijdragen vragen. Ik heb de bedoeling om deelsector per deelsector, met de mensen zelf, na te gaan hoe wij de inspanningen het best kunnen leveren.
In de kinderopvang wordt het inkomensgerelateerde systeem niet gewijzigd. De bijdrageregeling voor de gezinszorg wordt niet gewijzigd. In een aantal deelsectoren zullen de gevolgen niet ten nadele van de gebruikers worden verrekend. Dat neemt niet weg dat er een inspanning wordt gevraagd. Ik heb dat expliciet erkend. Maar wij zullen samen nagaan hoe efficiëntiewinsten kunnen worden gerealiseerd.
Mevrouw Mieke Vogels: Voorzitter, mag ik daar nog heel kort op reageren? Minister, het zou van goed bestuur getuigen dat u eerst overlegt en kijkt waar die efficiëntiewinsten mogelijk zijn, en dan beslist om de werkingskosten niet te verhogen. U noemt de kinderopvang, u noemt sectoren waar inderdaad inkomensgebonden bijdragen voorhanden zijn, maar deze winter zullen in de rusthuizen de facturen moeten worden betaald. Het zal zo zijn dat als die facturen niet kunnen worden betaald, dat doorgeschoven wordt naar de factuur van de rusthuisbewoner en dat de zorg voor ouderen nog maar eens duurder wordt.
Minister Jo Vandeurzen: Dat laatste voorbeeld slaat werkelijk nergens op want de financiering van de exploitatie van de woonzorgcentra zit zelfs niet in onze Vlaamse bevoegdheden. Als we spreken over lineaire maatregelen op index en werkingsmiddelen, gaat het uitdrukkelijk niet over die sectoren waarvan de financiering in de ziekteverzekering zit. (Opmerkingen van mevrouw Mieke Vogels)
De heer Ludwig Caluwé: Er zijn natuurlijk een aantal negatieve reacties, en er zullen er op andere terreinen ook nog zijn. Dat illustreert alleen maar dat een begroting in evenwicht brengen, geen gemakkelijke klus is en dat dat op een aantal punten pijn doet. Dat is evident. In deze tijd een begroting in evenwicht brengen, waarin we bijna uniek zijn in Europa, gaat niet zomaar vanzelf, dat heeft een aantal effecten. Vlaanderen zal echter de draagkracht van zijn gezinnen versterken door volop in te zetten op de kwalitatieve uitbouw van kinderopvang voor baby’s en peuters en de ontwikkeling van een gepast model voor buitenschoolse kinderopvang. Deze regering investeert niet louter in een kwaliteitsvolle uitbreiding, ook de nodige kwaliteit in het opvangaanbod wordt uitgebouwd. Met 15.000 bijkomende inkomensgerelateerde opvangplaatsen sinds 2009 is de betaalbaarheid beter gegarandeerd.
Gezinnen met specifieke zorgnoden worden ondersteund door een verdere ontwikkeling van gezinszorg en aanvullende thuiszorg. De uitbreiding van het subsidiabele urencontingent voor gezinszorg en de betere afstemming met de sector personen met een handicap, sluiten de cirkel.
Onder impuls van CD&V blijft het groeipad voor kinderopvang, ouderenzorg en beleid ten aanzien van personen met een handicap gevrijwaard. Dat is geen sinecure onder een budgettair slecht gesternte. Het maakt er de keuze alleen sprekender door. Deze regering maakt moeilijke keuzes maar blijft voorhouden waar het echt toe doet: de zorg voor het levenscomfort van elke Vlaming.
Intussen echter kreunt onze arbeidsmarkt. Ondanks de economische crisis houden we een hoog niveau van openstaande vacatures. De rol van de VDAB moet hieraan worden afgemeten. Klantgerichtheid wordt het kernwoord ten aanzien van werkgever en werknemer. De match tussen vacatures en profielen van werkzoekenden moet sterker.
De minister-president eist terecht de aandacht voor de positie van de nieuwe Vlaming. In deze groep steeg het aantal werkzoekenden het voorbije jaar met maar liefst 10 procent en maakt een kwart uit van de Vlaamse werkzoekende populatie. Taalbeheersing is essentieel om de kansen op de arbeidsmarkt te vrijwaren. Tot vandaag kampen we met wachtlijsten. Dat hindert de integratie van deze doelgroep op de arbeidsmarkt aanzienlijk. Gelukkig zien we bij een van de kansengroepen wel een trendbreuk: bij de 50-plussers is er een daling van het aantal werklozen ondanks de economische crisis. Dat is toch wel een mooi resultaat van het beleid.
Onze arbeidsmarkt, en bij uitbreiding onze economie, heeft alle mogelijke voedsel nodig. De Vlaamse Regering zet dan ook opnieuw in op meer innovatie. Dit jaar wordt bijkomend 50 miljoen euro geïnvesteerd in het groeipad naar de 3 procentnorm. Het gaat hierbij om 20 miljoen voor onderzoek en innovatie, 20 miljoen voor het cleanroomproject van het Interuniversitair Micro-elektronicacentrum (Imec) en 10 miljoen voor een verhoging van het SOFI-fonds (Spin.Off Financieringsinstrument).
Met haar bankenplan stelt de Vlaamse Regering de kredietverlening en financiering van kmo’s, zorginstellingen en investeringsprojecten veilig. De waarborgregeling biedt bedrijven ademruimte en helpt hen investeren in hun transformatie in het kader van een nieuw industrieel beleid. Het stimuleert jaarlijks tot investeringen voor een bedrag van 450 miljoen euro. Om nog beter te kunnen inspelen op onverwachte obstakels wordt de regeling aangepast om snel te kunnen voorzien in overbruggingsfinanciering. Het TINA-Fonds (Transformatie, Innovatie en Acceleratie) laat bedrijven toe innoverende projecten economisch rendabel te maken.
Het veiligstellen van onze economische koppositie is evenwel niet louter een opdracht voor onze bedrijven. Kennis is de enige grondstof waarover Vlaanderen beschikt. Maar in een sterk veranderende kenniseconomie vraagt dit het voortdurend bijspijkeren van kennis en trainen van competenties. Daarin slagen we onvoldoende.
Er is een mentaliteitswijziging nodig bij elke Vlaming. Levenslang leren is een absolute noodzaak om onze toppositie te handhaven. Laat dat nu precies het enige zijn waar we op het vlak van onderwijs ondermaats blijven scoren. De loopbaanbegeleiding en de verdere ontwikkeling van het ontwikkelingsplan moeten op kruissnelheid komen. In partnerschap blijven we ook verder investeren in onze status als kennisregio met de ambitie om een topregio in Europa te zijn en te blijven.
De rol die daarin is weggelegd voor het onderwijs, is niet te onderschatten. We hebben de mensen nodig met de juiste competenties om onze economie te versterken. Vlaanderen scoort goed op allerhande internationale onderwijslijstjes, maar we moeten de toegankelijkheid en de kwaliteit van ons onderwijs kritisch blijven evalueren. Nog steeds kiezen onvoldoende jongeren voor technische richtingen. De hervorming van het secundair onderwijs moet dit punt wegwerken zonder de andere sterktes van ons onderwijs in het gedrang te brengen. Dat is de uitdaging waar we voor staan.
De heer Boudewijn Bouckaert: Mijnheer Caluwé, ik ben blij dat u dat zegt over het onderwijs. De regeringsverklaring is op dat vlak echter heel teleurstellend. Daarin wordt gewoon gezegd dat in het onderwijs het goede zal worden behouden. Wat niet goed werkt, zal worden veranderd. Dat is echter zo nietszeggend. Er wordt al jaren gesproken over een noodzakelijke hervorming van het secundair onderwijs.
In 2008 was er daarover het rapport-Monard. In oktober 2010 kregen we daarover ook een oriëntatienota. Maar tussen 2010 en 2012 was er een complete windstilte. We moeten ons onderwijs hervormen, maar die trein staat gewoon stil. We hebben daar in de commissie een discussie over gehad. De minister heeft toen een tijdschema gegeven dat nog naar interkabinettenwerkgroepen en naar de commissie moet gaan. Daarnaast moet ook het veld nog worden geraadpleegd. Die noodzakelijke hervorming zit in een complete impasse. Het zou gepast geweest zijn om daarvoor in de regeringsverklaring een expliciet schema voor te stellen zodat we weten hoe de regering dit zal aanpakken.
Minister Pascal Smet: Mijnheer Bouckaert, het klopt niet dat dit dossier twee jaar heeft stilgelegen. U weet beter dan dat. Er is achter de schermen veel overleg geweest. Het klopt dat dit niet altijd publiek is gebeurd. Op dat vlak spreekt u zichzelf tegen. Enerzijds zegt u dat het overleg niet publiek moet gebeuren en anderzijds zegt u dat er niets is gebeurd omdat u er niets over gehoord hebt.
Er is de afgelopen twee jaar enorm veel overleg geweest. We zijn er echter nog niet. We hebben wel een schema afgesproken. We zullen tijdens deze legislatuur doen wat er in het regeerakkoord staat, namelijk eensgezindheid bereiken over hoe het nieuw secundair onderwijs eruit moet zien. Het lijkt me dan ook evident dat we behouden wat goed is en vervangen wat niet goed is. We willen daarbij niet over één nacht ijs gaan en rekening houden met de argumenten voor en tegen. Het klopt dus niet wat u zegt.
De heer Boudewijn Bouckaert: U zegt dat u behoudt wat goed is. Ons aso is heel goed en boekt heel goede PISA-resultaten. Ik ga er dan ook van uit dat u het aso zoals dat vandaag bestaat, min of meer zult behouden. Dat lijkt me een logische conclusie uit wat hier is gezegd. U zegt dat er achter de schermen wordt overlegd, maar ik heb het hier wel over een periode van twee jaar, van oktober 2010 toen u goed op dreef kwam met uw oriëntatienota tot nu. Twee jaar is 40 procent van een regeringstermijn. Daarin faalt deze regering. De noodzakelijke hervorming van het onderwijs die moet worden doorgevoerd, komt op die manier maar niet op gang.
De heer Ludwig Caluwé: De kwaliteit van ons onderwijs op peil houden en verbeteren, vraagt om degelijke infrastructuur. In de steden, maar ook buiten de steden, is een inhaalbeweging nodig. De lange wachttijden voor de realisatie van infrastructuurprojecten blijven onaanvaardbaar. Daarom verdient het alle lof dat de Vlaamse Regering ook hier ruimte vrijmaakt. De constante druk vanuit onze fractie heeft mee bijgedragen tot de 30 miljoen euro aan extra middelen om de eerste en ergste nood te lenigen.
Dit parlement plaveide intussen de weg voor een sterke hervorming van het hoger onderwijs. Onze studenten kunnen daarvoor rekenen op internationaal gerenommeerde opleidingen die hun positie op de internationale arbeidsmarkt verstevigen. Vlaanderen kiest er verder voor te investeren in creativiteit. De minister-president verwees in zijn Septemberverklaring naar de belangrijke beslissing die de Vlaamse Regering eind juni nam om 3,5 miljoen euro extra te investeren in het bloeiende kunstenlandschap. Het is ontegensprekelijk de verdienste van de Vlaamse christendemocraten dat dit engagement behouden blijft. De belangrijkste uitdaging voor de kunstensector ligt in een grondige evaluatie van het Kunstendecreet uit 2003. Het subsidieproces in de kunstensector moet geoptimaliseerd worden. Het proces van decreetsevaluatie dat onlangs werd toegepast bij het Reisbureaudecreet, lijkt ons alvast een interessant model. CD&V wil graag het debat met de sector aangaan en met de collega’s in het parlement.
We willen onderzoek naar de mogelijkheid van verfondsing voor bepaalde kunstendisciplines, de verdere uitbouw van een complementair cultuurbeleid, gebaseerd op het kerntakendebat en het subsidiariteitsprincipe, het optimaliseren van subsidie-instrumentering zodat er meer op maat kan worden gewerkt, met daarbij een evenwicht tussen structurele en projectmatige ondersteuning. In de hardere sectoren zetten we als christendemocraten volop in op de vereenvoudiging van procedures. De permanente vergunning met milieueffectenrapportage is daarvan een schoolvoorbeeld.
De heer Filip Watteeuw: Mijnheer Caluwé, u bent nogal fier op de 30 miljoen euro die vrijgemaakt is voor scholenbouw. Ik veronderstel dat u ook weet hoeveel er eigenlijk nodig is. Ik veronderstel dat u weet hoeveel procent van de nood die 30 miljoen euro uitmaakt. U weet hoeveel dossiers er zijn?
De heer Ludwig Caluwé: Ik heb uitdrukkelijk gezegd dat dit een eerste stap is.
De heer Filip Watteeuw: Een eerste klein stapje. U weet hoeveel dossiers er zijn? Er staan 2500 dossiers open voor ongeveer 2 miljard euro. 30 miljoen euro is echt maar een eerste klein sprongetje omhoog, maar ver komt u daar niet mee.
De heer Jos De Meyer: Voorzitter, ik had graag aan de minister van Onderwijs gevraagd waarvoor hij die 30 miljoen euro zou gebruiken.
De voorzitter: De minister van Onderwijs is wegens ziekte vertrokken, maar de minister-president kan ook antwoorden.
Minister-president Kris Peeters: Mijn collega is naar huis omdat hij zich onwel voelt. Ik hoop dat iedereen hier begrip voor heeft. De 30 miljoen euro wordt natuurlijk ingezet voor de capaciteitsuitbreiding. De volgende dagen en weken zal de minister van Onderwijs dat heel concreet maken en zeggen over welke dossiers het gaat. Ik ga ervan uit dat hij dan meer tekst en uitleg aan het parlement zal geven. We geven dus een heel belangrijke, bijkomende impuls. Er zijn hier mensen van de oppositie die denken dat je in deze moeilijke omstandigheden provisies moet aanleggen voor de zesde staatshervorming en dat je nog meer inspanningen kunt doen. We hebben gedaan wat we konden, goed wetende dat er nood is aan bijkomende capaciteit in het onderwijs. Daarnet is al gezegd dat dit een eerste fase is. Bij de begrotingscontrole van februari of maart zullen we een aantal dingen opnieuw onderzoeken, maar er is zeker al 30 miljoen euro voor vrijgemaakt.
De heer Filip Watteeuw: Minister-president, u kunt doen alsof het een grootse prestatie is, maar het is gewoon een schande. U verbergt zich altijd achter het begrotingsevenwicht. U zegt altijd dat u voor de toekomst van deze regio gaat. U hebt een begrotingsevenwicht, maar u hebt een maatschappelijk onevenwicht. Dit is gewoon een pure schande voor het onderwijs. Er zijn kinderen die in onwaardige omstandigheden les moeten volgen. 30 miljoen euro is een peulschil voor de nood die er is. U zou beschaamd moeten zijn wanneer u zegt dat u een topregio bent. (Applaus bij Groen)
De heer Boudewijn Bouckaert: Ik zou de minister-president er willen op wijzen dat schepen Voorhamme van Antwerpen al gezegd heeft dat die 30 miljoen euro schromelijk te weinig is om de noden in Antwerpen alleen al te ledigen. Ik wou nog wijzen op iets dat breder gaat. De onderinvestering in schoolgebouwen is een echte schande van het Vlaams beleid en die is al veel langer bezig. Een collega, een straatgenoot van mij trouwens, Luc Van den Bossche, heeft destijds gezegd… (Rumoer) Ja, ik ben in dezelfde straat opgegroeid, daarom zeg ik ‘straatgenoot’, dat is een mooi woord. Hij heeft destijds gezegd: “Personeel betoogt en stenen niet”, waarmee hij cynisch wou aangeven dat de Vlaamse Regering systematisch te weinig geïnvesteerd heeft in schoolgebouwen. En, minister-president, dit is niet de eerste regering die u leidt. U hebt ook de vorige regering geleid en u bent dus eigenlijk een beetje medeschuldig aan die chronische onderinvestering.
De heer Bart Van Malderen: Ik denk dat niemand de behoefte ontkent die op het terrein bestaat. Ik denk dat ook niemand de ambitie ontkent om daar iets aan te doen. Ik denk dat ook niemand de huidige financiële en economische toestand kan ontkennen. Met de 30 miljoen euro doen we een eerste opstap. Ik heb ook oor naar de noden die op het terrein bestaan, maar ik wil toch ook wijzen op een innovatie die met deze maatregel werd ingevoerd. Dankzij de mogelijkheid om er creatief mee te kunnen omspringen, de mogelijkheid om er flexibel mee te kunnen omspringen, kunnen we ook bijkomende middelen genereren, bijvoorbeeld van stadsbesturen, om een hefboomeffect te krijgen met die 30 miljoen euro. Ik zou willen dat de heer Watteeuw ook daar niet blind voor is.
Minister-president Kris Peeters: Ik heb begrepen dat de heer Bouckaert toch één straatgenoot heeft. Ik zou zeggen: “koester die man”, maar dit doet niets ter zake. Mijnheer Bouckaert, u weet dat we ook in een vorige Vlaamse Regering met toenmalig minister Frank Vandenbroucke een inspanning hebben gedaan: een pps-constructie voor 1 miljard euro om effectief werk te maken van de achterstand.
We hebben ook met deze regering inspanningen gedaan en we zullen inspanningen blijven doen, want u hebt natuurlijk gelijk wat de realiteit betreft, er is een probleem inzake capaciteit. In de mate van het mogelijke – en ik kan u zeggen dat daar zwaar over werd gediscussieerd – zullen we een maximale inspanning doen.
Op dit moment, binnen dit kader, is die 30 miljoen euro de maximale inspanning die we kunnen doen. En we zullen dit opnieuw bekijken bij de begrotingscontrole. Er is dus geen discussie over de nood die niet alleen in Antwerpen, maar ook elders bestaat, maar over hoe we daar op een goede manier op kunnen antwoorden. En dit is het eerste antwoord dat we geven: 30 miljoen euro erbij.
De heer Jos De Meyer: Minister-president, ik denk dat niemand de enorme financiële problematiek waarmee Vlaanderen vandaag geconfronteerd wordt, ontkent, en iedereen in dit halfrond onderkent dat er een immens probleem is voor wat betreft de schoolgebouwen in Vlaanderen. Maar deze regering heeft van bij de aanvang reeds aangekondigd dat er een tweede operatie zou komen. Ik richt me nu in het bijzonder tot de minister van Financiën en eigenlijk ook tot de minister van Onderwijs. Mijn vraag is hoever u al staat met de tweede inhaaloperatie die zou worden voorbereid.
Minister Philippe Muyters: Mijnheer De Meyer, ik denk dat we het beste beginnen met het realiseren van de eerste inhaalbeweging en de eerste pps, om dan een tweede te doen. De tweede wordt al door minister Smet voorbereid, maar we zijn volop bezig om voor de eerste alle mogelijke hindernissen weg te werken zodat we ermee kunnen starten. Dat is de eerste beweging, maar minister Smet bereidt ook een tweede voor.
De heer Dirk Van Mechelen: Ik denk dat het belangrijk is om te weten of de eerste inhaaloperatie al dan niet ESR-neutraal is. Dat is een vraag die ik nu al drie jaar stel.
Minister Philippe Muyters: Ik denk dat de heer Van Mechelen heel goed weet dat het niet eenvoudig is, want dan had hij de operatie wellicht anders opgezet. Mijnheer Van Mechelen, u hebt ze nog mee opgezet, samen met uw voormalige collega Vandenbroucke. Als het eenvoudig was geweest, zou ze toen wel al gerealiseerd zijn.
Ondertussen hebben het Instituut voor de Nationale Rekeningen (INR) en ESR een aantal regels veranderd. Wij proberen ons daar nu aan aan te passen. Dat is wat we nu doen. We willen ervoor zorgen dat we de investering van 1 miljard euro aan nieuwe schoolgebouwen kunnen realiseren op een ESR-neutrale manier.
De heer Dirk Van Mechelen: Minister, past u af en toe toch eens op een objectieve manier de historische kritiek toe. U hebt het contract gewijzigd door de waarborgverlening substantieel te verhogen waardoor de ESR-neutraliteit in het gedrang is gekomen. En dat was natuurlijk het gevolg van de moeilijke positie op de financiële markten. Maar zegt u niet dat het oorspronkelijke dossier niet ESR-neutraal was.
De heer Ludwig Caluwé: Ik had het daarnet over de vereenvoudiging van de procedures. We zijn zeer tevreden met de permanente vergunning met milieueffectenrapportage. We rekenen erop dat de eengemaakte vergunning in de loop van het komende jaar helemaal zal worden afgewerkt. We zullen er nauwgezet op toezien dat de andere conclusies van de commissie- Sauwens en van de commissie-Berx zullen worden uitgevoerd.
Vlaanderen maakt ook werk van een Vlaams klimaatsbeleidsplan. CD&V wil een ambitieus plan dat over alle beleidsdomeinen heen reikt. Dit plan moet voldoende maatschappelijk draagvlak hebben en mag de Vlaamse economie niet schaden. Het is daarbij van enorm belang een antwoord op het uiterst complexe energievraagstuk te geven. Dit antwoord verlangt een verzoening tussen alle sociale, economische en ecologische facetten.
Ik stel vast dat de Vlaamse Regering keihard werkt om de vlak voor het zomerreces goedgekeurde hervorming van het steunmechanisme voor hernieuwbare energie nog voor het jaareinde af te krijgen. De investeerder, de consument en het klimaat zullen bij deze hervorming gebaat zijn. De oprichting van het Vlaams Energiebedrijf is volop aan de gang. We zullen dan ook de energieprestaties van de overheidsgebouwen kunnen aanpakken.
De heer Ivan Sabbe: Mijnheer Caluwé, wat die eengemaakte vergunning betreft, hebt u een geloofwaardigheidsprobleem. Die vergunning zou er tegen juni 2012 zijn. U herinnert zich misschien dat ik de minister-president ‘De Vier Jaargetijden’ heb aangeboden om hem aan al zijn seizoensgebonden beloftes te herinneren.
De eengemaakte vergunning zou voor juni 2012 volledig operationeel zijn. Ten gevolge van het nodige decretale werk zou het dan voor het najaar zijn. Nu wordt dit voor eind 2013 beloofd. Dit betekent dat de hele zaak anderhalf jaar opschuift. Eigenlijk stond dit punt al in het regeerakkoord van toenmalig minister-president Leterme in 2004.
Ik vraag me dan ook af wat de geloofwaardigheid van uw woorden is. U hebt hier net verklaard dat het in orde komt. U maakt in feite reclame voor uzelf. U bent er blijkbaar mee bezig. Het was echter al in 2004 beloofd. De eengemaakte vergunning zou er uiteindelijk in juni 2012 komen. We hebben echter nog altijd niets gezien.
De heer Ludwig Caluwé: Ik ga ervan uit dat dit vast engagement nu zal worden nagekomen. Wie de procedures wil versnellen, stuit vaak op een herwerking van die procedures. Dit maakt deel uit van de traagheid die we net willen aanpakken
De heer Hermes Sanctorum: Mijnheer Caluwé, er is over de Septemberverklaring gezegd dat ze weinig inspirerend is. U hebt hier een weinig inspirerende waslijst voorgelezen van punten waar CD&V voor staat. (Opmerkingen van de heer Ludwig Caluwé) Dat is uw goed recht, maar u moet dat ook kunnen hardmaken. U stelt dat er een stabiel investeringsklimaat voor hernieuwbare energie is ontstaan. Waarop baseert u zich?
De heer Ludwig Caluwé: Wat we hebben uitgewerkt, zorgt voor het nodige evenwicht. We zullen dit in de loop van de komende jaren kunnen vaststellen.
De heer Hermes Sanctorum: Mijnheer Caluwé, ik wil hier onmiddellijk op reageren. Dat is flauwekul. (Opmerkingen van de heer Ludwig Caluwé) U moet maar eens met de sector van de hernieuwbare energie praten. Die sector blijft aan de alarmbel trekken. De investeringen in hernieuwbare energie gaan erop achteruit. U moet ook maar eens met de financiële sector praten. Volgens die sector is het investeringsklimaat met betrekking tot hernieuwbare energie erop achteruitgegaan. De financiële sector is minder geneigd tot dergelijke investeringen over te gaan. U moet misschien eens met een aantal maatschappelijke actoren rond de tafel gaan zitten en uw waslijst op die gesprekken baseren.
Minister Freya Van den Bossche: Ik ben graag even in herinnering dat het stabiel investeringsklimaat dat we willen garanderen, inhoudt dat we investeringen in hernieuwbare energie maximaal en met de laagst mogelijke subsidiëring willen ondersteunen. We willen doen wat nodig is om de investeringen van de grond te krijgen zonder de kosten voor de consument de hoogte in te jagen. Er was op een aantal vlakken sprake van een oversubsidiëring. Dat heeft het maatschappelijk draagvlak voor hernieuwbare energie en de energiefactuur van de mensen geen deugd gedaan. We moeten steeds het midden zoeken tussen de investeringszekerheid en de factuur van de consument. Vlaanderen moet zijn deel doen voor de energiebevoorradingszekerheid, maar de impact op de factuur van de consument moet zo laag mogelijk blijven.
De heer Ludwig Caluwé: Wat de kwetsbare groepen betreft, wordt het energiearmoedebeleid continu gescreend. De mazen van het sociale vangnet worden steeds kleiner. De Vlaamse Regering timmert verder aan de vrijmaking van de markt. Dit begint stilaan vruchten af te werpen. Het aantal leverancierswissels stijgt aanzienlijk en de concentratiegraad van de markt blijft dalen.
Naast de energiefactuur is ook het verwerven van een eigen woonst bijzonder duur. Verdere inspanningen om mensen betaalbaar en kwaliteitsvol te laten wonen, zijn absoluut nodig. Kwaliteitsvol wonen is immers onontbeerlijk voor de totale menselijke ontplooiing. De inhaalbeweging die bij het begin van deze legislatuur werd ingezet ten aanzien van sociaal wonen, wordt onverminderd voortgezet. Kwaliteitsvol wonen is ook energiezuinig en duurzaam wonen. CD&V is van mening dat die duurzaamheid ook slaat op de aanpasbaarheid van woningen, om ouder wordende mensen zo lang mogelijk te kans te bieden in hun vertrouwde omgeving te blijven.
Mobiliteit is op haar beurt bepalend voor de rol die Vlaanderen opeist als logistieke draaischijf van Europa. De realisatie van de missing links blijft absolute prioriteit. Maar ook de multimodaliteit van het vervoersnet blijft de nodige aandacht opeisen. Fietspaden, tramlijnen, haveninfrastructuur, Vlaanderen zal hoe dan ook niet aan mobiliteit inboeten.
Inzake ruimtelijke ordening geeft deze regering opvallend meer verantwoordelijkheid aan lokale besturen. De Vlaamse overheid vermindert effectief haar bemoeizucht op het terrein. Procedures worden daardoor korter en doorzichtiger. Als anticrisismaatregel kan dit tellen. Het illustreert mee dat deze Vlaamse Regering duidelijk het partnerschap met de gemeenten wenst te behouden. Het illustreert ook het engagement om het Gemeente- en Stedenfonds op peil te houden en te verhogen met het vastgestelde ritme, ondanks de moeilijke economische en budgettaire situatie.
Intussen leveren de discussies over de interne staatshervorming resultaat op. De uitvoering van de maatregelen in het witboek zitten op schema. De werking van de verschillende overheden in Vlaanderen wordt beter op elkaar afgestemd om de slagkracht te verhogen. Intussen bereidt Vlaanderen zijn toekomst voor. De Vlaamse Regering bereidt een groenboek voor voor de concrete implementatie van de zesde staatshervorming. Dit biedt ook het parlement de kans de uitvoering van de staatshervorming op een gestructureerde manier op te volgen. Vlaanderen zal zijn nieuwe bevoegdheden met beide handen aangrijpen om een nog doelgerichter beleid te voeren op het gebied van ouderenzorg, ondernemerschap, arbeidsmarktbeleid, wonen, verkeersveiligheid, enzovoort.
Op al deze bevoegdheidsdomeinen worden de deelstaten de draaischijf. Vlaanderen wordt dus steeds sterker als zelfstandige politieke gemeenschap. Het proces is niet af, maar stap voor stap neemt onze zelfstandigheid toe. Daarbij laten we uiteraard Brussel niet los. Ook in Europa wordt het belang van de regio’s steeds nadrukkelijker erkend, in het kader van de Europa 2020-strategie. We steunen de minister-president in zijn inspanningen om Vlaanderen nog meer aanwezig te maken in de Europese besluitvormingsfora.
In dat verband is het ook van belang dat we de komende maanden als Vlaams Parlement in een handvest de Europese grondrechten onderschrijven. Negen maanden geleden bij de viering van 40 jaar Vlaams Parlement had ik opgeroepen om dit rond te krijgen voor morgen, 27 september, de herdenking van 700 jaar charter van Kortenberg, de eerste vorm van grondwet op het Europese vasteland waarin ook de eerste vorm van parlement werd opgericht. De voorzitter heeft er eergisteren ook aan gerefereerd. We hebben die datum niet gehaald, maar goed, er ligt nu toch al een tekst, zij het van de meerderheid. Laat ons daar de komende weken verder aan werken, zodat we dat in de komende periode kunnen afwerken.
Collega’s, ik besluit. Als de oogst wegens het slechte weer tegenvalt, moet je maatregelen nemen. Deze regering neemt die en op de juiste manier, namelijk: niet ten koste van de volgende generaties. Ze neemt geen voorschot op de opbrengst van de volgende jaren. Ze leent niet. Niet ten koste van de zwaksten: de investeringen in Welzijn gaan door. Niet ten koste van het zaaigoed voor de volgende jaren: de investeringen in onderwijs, innovatie en arbeidsmarkt gaan door. Niet ten koste van de partners: het groeipad lokale besturen blijft. Niet ten koste van de werkers die de oogst moeten leveren: burgers en bedrijven worden niet zwaarder belast.
Deze keuzes tonen afdoende dat deze beleidsverklaring blijk geeft van inzicht, kracht en doorzettingsvermogen, die nodig zijn om de immense uitdagingen niet alleen aan te gaan, maar ook in de kop van het deelnemersveld te eindigen.
Terwijl Spaanse regio’s moeten aankloppen bij de centrale staat en onze onmiddellijke buur met een gelijkaardige economische structuur, Nordrhein-Westfalen, een tekort heeft van 4 miljard op jaarbasis, legt deze regering opnieuw een begroting in evenwicht voor. Ze creëert daarmee de voorwaarden die Vlaanderen op schema houden. Ze bespaart op het eigen apparaat, om haar engagementen ten aanzien van haar vele partners ten volle na te kunnen komen.
Een betere uitgangspositie kan Vlaanderen zich onmogelijk wensen. (Applaus bij de meerderheid)