2004 - 2009

Vragen voor Vice-minister-president van de Vlaamse regering, Vlaams minister van Werk, Onderwijs en Vorming, Frank Vandenbroucke

2 June 2005

Vraag om uitleg over opleiding- en tewerkstellingsproblemen in de Antwerpse haven

Vraag

De voorzitter: Aan de orde is de vraag om uitleg van de heer Caluwé tot de heer Vandenbroucke, vice-minister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Werk, Onderwijs en Vorming, over opleidings- en tewerkstellingsproblemen in de Antwerpse haven.

De heer Ludwig Caluwé: Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, geachte collega's, deze vraag is ingegeven door een seminarie dat op 28 februari door Alfaport is georganiseerd en een vervolg kreeg op een persconferentie die op 21 april doorging. De Antwerpse havenwerkgevers maken zich zorgen. Mede dankzij de investeringen voor de verdieping van de Schelde, het Masterplan en de Ijzeren Rijn die door de Vlaamse overheid worden gefinancierd, blijft de goederenstroom die via onze havens Europa in- en uitgaan alsmaar toenemen. Dit succesverhaal heeft veel positieve gevolgen voor de tewerkstelling. Toch gaat dit gepaard met een aantal paradoxen. Er bestaan daarover misvattingen met kwalijke gevolgen. De berichten in de pers dat de havenwerkgevers mensen zoeken maar soms niet vinden, leidden ertoe dat veel kandidaat-dokwerkers opdaagden. De wachtlijsten van kandidaat-dokwerkers worden langer en langer.

Het gaat echter niet over hen, maar over technisch goed geschoolde mensen met een A2-diploma.

Het gaat niet over de chauffeurs van straddle carriers, maar wel over personeel dat de straddle carrier kan repareren en onderhouden. De havenwerkgevers vrezen dat zich op dat punt nu en in de nabije toekomst grote problemen gaan voordoen. Ze stellen vier paradoxen vast. Ze zeggen er onmiddellijk bij dat de oplossing niet alleen bij de overheid ligt, maar die zou toch een tandje moeten bijsteken.

Eén, ondanks de hoge werkloosheidsgraad in Antwerpen, 17 percent in de stad, raken heel wat vacatures niet ingevuld. Ik heb net een voorbeeld gegeven. Tweede paradox: de logistiek, gelet op de investeringen, is een groeisector met veel vacatures. Toch voelen de werkzoekenden dat zo niet aan. Weinig mensen kiezen ervoor. Enkel wie er in opgroeit, kiest voor de opleiding expeditie. De sector straalt geen aantrekkingskracht uit. Daar moeten de werkgevers zelf iets aan doen. Drie, de scholen zien onvoldoende in welke richtingen ze moeten aanbieden. Soms wordt ervoor gepleit om het zevende jaar haventechnieken weer in te voeren. Vier, er worden wel inspanningen geleverd, maar ze zijn onvoldoende gecoördineerd en op elkaar afgestemd.

Mijnheer de minister, erkent u de bovenvermelde problemen? Zo ja, welke acties hebt u al ondernomen die kunnen bijdragen aan oplossingen? Zijn in de bestaande onderwijsvernieuwingen sporen te vinden van samenwerking tussen scholen en de logistieke sector? Zo ja, welke? Hoe ziet u de taakverdeling inzake opleiding tussen onderwijs en bedrijfswereld? Welke maatregelen hebt u al genomen of bent u van plan te nemen voor de tewerkstelling in de haven en de logistieke sector?

Minister Frank Vandenbroucke: Mijnheer Caluwé, dat het minder gunstige imago van bepaalde beroepen een weerslag heeft op de aantrekkingskracht van het TSO en BSO, is onmiskenbaar. Dit geldt niet alleen voor havengebonden activiteiten, maar is ook schrijnend in tal van andere sectoren zoals de verpleging, de textielindustrie, enzovoort, sectoren waarin vacatures voor knelpuntberoepen niet ingevuld raken, ook als de economische context minder positief is.

In de beleidsnota Onderwijs die voor de lopende legislatuur werd opgesteld, is de aansluiting tussen onderwijs- en arbeidswereld één van de vier fundamentele speerpunten. Diverse initiatieven zijn in voorbereiding, andere worden geïntensifieerd. Zonder exhaustief te zijn verwijs ik naar de optimalisering van leerlingenstages, de bedrijfsbezoeken voor leraars, de klemtoon op werkervaring in het deeltijds onderwijs, het koppelen van onderwijsconvenants aan sectorconvenants en het op kruissnelheid komen van de Regionale Technologische Centra. Ook de geplande globale kwalificatiestructuur, als basis voor de opleidingenstructuur, zal tot meer transparantie en rationalisatie leiden. Dit is natuurlijk niet in een handomdraai geconcipieerd, op papier gezet en uitgewerkt. Het is een belangrijke doelstelling in ons beleid.

Er zijn momenteel geen samenwerkingsexperimenten tussen scholen en de logistieke sector. Het Gemeentelijk Technisch Instituut van Beveren plant vanaf september 2007 wel van start te gaan met een TSO-specialisatiejaar Havenonderhoudstechnieken voor voornamelijk leerlingen die de studierichting Elektromechanica of Elektrische Installatietechnieken volgden. Onder andere ter ondersteuning daarvan wordt ook een platform tussen de school en een aantal logistieke ondernemingen opgericht.

De rol die de overheid terzake vervult, is weliswaar sturend en faciliterend, maar kan niet raken aan het principe van de vrijheid van onderwijs. Vrijheid van onderwijs betekent langs de aanbodzijde dat de overheid de studierichtingen en de overeenkomstige eindtermen, als minimumdoelstellingen, vastlegt, maar de invulling via lessentabellen en leerplannen aan de inrichtende machten en hun koepels overlaat.

Zowel in het voltijds als in het deeltijds secundair onderwijs zijn er diverse opleidingen die gerelateerd zijn aan tewerkstelling in havens, zonder echter het aspect van algemene vorming en ruimere inzetbaarheid te verwaarlozen. Zo kunnen door middel van een recente wijziging van de regelgeving op 1 september 2005 het zevende specialisatiejaar Logistiek in het BSO en de deeltijdse opleiding Onderhoudsmonteur, onder meer van straddle carriers, van start gaan. In hoeverre vakken zoals talen en bepaalde attitudes in het leerprogramma worden ingeschreven, is een zaak die tot de pedagogische autonomie van de schoolbesturen behoort. Vrijheid van onderwijs langs de vraagzijde betekent dat leerlingen en ouders niet tot een school, net of opleiding kunnen worden gedwongen. CLB's, klassenraden, steunpunten, en dergelijke kunnen hier slechts vrijblijvend informatie en adviezen geven.

Indien vanuit de sector promotie- of andere campagnes worden opgezet, dan wil de onderwijsoverheid hier in de mate van het mogelijke medewerking aan verlenen. Aan de andere kant is een forum waarop sociale partners en overheden elkaar rechtstreeks vinden het overwegen waard. De Conferentie Maritieme Opleidingen, die reeds tot concrete samenwerking tussen de maritieme sector en de maritieme opleidingsinstellingen heeft geleid, en trouwens op 20 mei aanstaande voor de derde keer plaatsvindt, is daarvan een sprekend voorbeeld.

In de voorbije periode is via de pers vanuit diverse kanalen heel wat communicatie gevoerd over de aanwervingsbehoeften. De betrouwbaarheid van de gebruikte cijfergegevens is daarbij niet altijd even hoog. Soms worden ruwe schattingen gegeven waarin meerdere jaren begrepen zijn, af en toe gaat het over specifieke reële vacatures. Belangrijk is het onderscheid te maken tussen de vacatures die vallen onder het statuut havenarbeider en de vacatures van het normaal economisch circuit.

Wat de havenarbeiders betreft, heeft VDAB Antwerpen regelmatig overleg met CEPA, de Centrale der Werkgevers aan de Haven van Antwerpen. De VDAB voorziet jaarlijks in een gedeeltelijke financiering van het opleidingscentrum. Dit centrum draait momenteel op volle toeren.

Voor de technische beroepen, bijvoorbeeld voor het onderhoud van kranen, niveau derde graad secundair technisch onderwijs of het hoger onderwijs korte type, voorziet de sector in een gespecialiseerde opleiding in samenwerking met de VDAB. Voor de opleidingen op het vlak van de maritieme beroepen bestaat er een jarenlange samenwerking. We kunnen aan de noden tegemoetkomen via financiering van lokale projectprogrammatie en door werkzoekenden op te leiden tot bijvoorbeeld douanedeclarant, expediteur of waterklerk.

Daarnaast hebben VDAB Antwerpen en VDAB Sint-Niklaas een samenwerkingsverband opgericht waarbij momenteel intensief werk wordt gemaakt van een inventarisatie van de vacatures bij alle ondernemingen, ook de toeleveringsbedrijven betrokken bij de werken aan het Deurganckdok. In mei zullen in overleg met de sector concrete afspraken worden gemaakt.

Er zijn ook regelmatig besprekingen met Hesse-Noord Natie en P&O Ports. Tevens participeert VDAB Antwerpen in het RTC, waarbij de problematiek betreffende de aansluiting onderwijs-arbeidsmarkt wordt bekeken.

De heer Ludwig Caluwé: Ik dank u voor uw antwoord, mijnheer de minister. Het houdt een aantal perspectieven in. Ik zal dit nauwgezet opvolgen.