2004 - 2009

9 April 2008

Tussenkomst in het actualiteitsdebat over jongerengeweld, naar aanleiding van de recente incidenten op het openbaar vervoer

Na het trieste overlijden van Guido Demoor hebben we hier amper twee jaar geleden gedebatteerd over de problematiek van jongerenagressie op het openbaar vervoer. <?xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
Met de MIVB als voorbeeld hebben we toen gepleit voor veiligheidsmaatregelen, specifiek voor het openbaar vervoer. Dat heeft geleid tot een aantal ingrepen. Over de wijze en de mate van uitvoering ervan, zal collega <?xml:namespace prefix = st1 ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:smarttags" />Johan Sauwens dadelijk het woord nemen. Hij diende over deze problematiek vorige week al een interpellatie in.
Dat een specifiek veiligheidsbeleid voor De Lijn hard nodig was en is, bewijzen de vele berichten van de voorbije maanden over agressie en overlast op De Lijn. En niet alleen in Antwerpen. Uiteraard gaat het over een ruimere problematiek.
Niemand betwist dat het openbaar vervoer moeilijk verantwoordelijk kan worden gesteld voor alles wat misloopt in de samenleving, anderzijds kan niet worden ontkend dat agressie op De Lijn, en in het openbaar vervoer, een veiligheidsfenomeen is waarvan de bestrijding ook mee de verantwoordelijkheid is van de inrichters van het openbaar vervoer. Minstens moeten zij de stimulator zijn van een beleid om het tij te keren. Want dat kan.
Kijk naar andere fenomenen. Jarenlang waren onze voetbalstadions belegerde burchten. Vandaag is voetbal meestal opnieuw een feest. De hekken zijn weg en je kunt opnieuw zonder vrees met kleine kinderen naar een wedstrijd. Wat heeft daar gewerkt? De stewards? De boetes? De vrees voor een stadionverbod? Wie zal het zeggen.
Dat is studiewerk voor veiligheidsdeskundigen. Het illustreert wel dat men niet moedeloos hoeft te worden, dat men de strijd kan winnen, dat men het publieke domein kan heroveren.
En ik zie nog andere positieve dingen. In de eerste plaats dat mensen burgerzin vertonen. Mijnheer Van Tichelen is een voorbeeld voor heel velen. Er zal maar een samenleving zijn, als ieder daar zijn deeltje toe bijdraagt.
Begrijp me niet verkeerd, uiteraard is de overheid verantwoordelijk om de veiligheid van zijn burgers te waarborgen. Het is een van haar voornaamste kerntaken. Het kan niet de bedoeling zijn dat iedereen zijn eigen politieman wordt, maar al te vaak zijn we in een situatie terechtgekomen dat we van de overheid alles eisen.
Ik zie ook dat het reactief systeem heeft gewerkt. De daders waren snel opgepakt en geplaatst.
Dat is nodig. Het moet voor iedereen duidelijk zijn dat we geen geweld in de samenleving tolereren en dat men daar niet zomaar mee weg kan. Alle begrip voor alle mogelijke situaties waarin jongeren opgroeien, opgegroeid zijn, enz. Ik kom er op terug, maar er zijn hoe dan ook grenzen. Geweld is er ver over.
Daarbij mag niet gewacht worden tot er zware feiten gebeuren. Elk incident moet aangepakt worden. Liever meteen een snelle en correcte reactie bij een eerste vergrijp, dan een mokerslag na een uit de hand lopende opeenvolging van misdrijven en overlast. Zonder misplaatste stoerheid, zonder naming and shaming. Schitterend daarom dat De Lijn wil meewerken aan taakstraffen. Ideaal zou zijn dat wie zaterdag de bus afbreekt, ze woensdagmiddag herstelt.
Ook de federale overheid draagt mee verantwoordelijkheid. Het nieuwe nationale Veiligheidsplan noemt jeugddelinquentie een prioriteit. De nieuwe minister van Justitie was al gestart met overleg over aanpassingen aan de wet op het Jeugdsanctierecht. Hij zei gisteren in de Kamer te willen komen tot een coherent systeem dat toelaat om adequaat te reageren op alle situaties.
Zoals de minister stelde, vereist de aanpak van geweld in het openbaar vervoer en van jongerengeweld in het algemeen, een globale en geïntegreerde, op preventie, begeleiding, bestraffing en resocialisatie gestoelde aanpak.
Mogelijk is er nood aan een benadering op maat van jongeren die uit oorlogsgebied komen. Maar laten we oppassen voor te snelle veralgemeningen. Kindsoldaten? Ja, wie als kind dergelijke traumatische ervaring meedraagt, verdient zonder twijfel een specifieke begeleiding, maar laat ons toch niet iedereen die uit een oorlogsgebied komt, als loslopende tijdbommen benaderen.
Jongeren zijn vaak de spiegel van hun ouders. Ik zie in mijn eigen omgeving kinderen en jongeren die uit oorlogsgebied komen, uit families met zeer trieste, onmenselijke ervaringen, maar die vandaag in onze samenleving een schitterend parcours afleggen. Wat niet wil zeggen dat er zich geen problemen kunnen stellen, die aandacht verdienen. Men zegt mij dat er bij problemen met jongeren van Oost-Europese afkomst, het vaak veel moeilijker is om de ouders erbij te betrekken, dan bij jongeren van andere allochtone of autochtone origine. Dat geldt, zeker voor gezinnen die niet het geluk gehad hebben, zoals de voorbeelden die ik in mijn hoofd heb, om hier terecht te komen in een dorps milieu waar ze opgevangen worden door een hecht netwerk van families en verenigingen. “It takes a village to raise a child”, parafraseerde Hillary Clinton ooit een Afrikaans spreekwoord. Bob Dole antwoordde: “It takes a family.”

Beiden hadden gelijk. Kinderen opvoeden is de verantwoordelijkheid van ouders, maar het is makkelijker in een ondersteunende gemeenschap. Daarom ook hebben wij hier, op initiatief van onze collega’s Tom Dehaene en Vera Jans het decreet op de Opvoedingsondersteuning goedgekeurd.

Uiteraard kan een gemeenschap maar verantwoordelijkheid mee opnemen, als er een gemeenschap is. Het meest verontrustende uit de berichten van de incidenten was voor mij, dat mensen op het openbaar vervoer uit begrijpelijke angst elkaar niet meer durven aan te kijken, elkaars blik mijden. Zo wordt de plek waar we het makkelijkst een tijd samenzijn met mensen waarvoor we zelf niet gekozen hebben, het openbaar vervoer, de plek waar het minst wordt samengeleefd. Dit illustreert voor ons des te meer dat we er alles aan moeten doen om het agressiefenomeen in het openbaar vervoer te keren.