2003 - 2004

Vragen voor de vice-eerste minister en minister van Begroting en Overheidsbedrijven, Johan Vande Lanotte

6 May 2004

Mondelinge vraag over het onderhoud met Mevrouw Peijs

Vraag

De heer Ludwig Caluwé (CD&V). – Vorige vrijdag, op Koninginnedag, verscheen in het Brabants Nieuwsblad, een veel gelezen krant in de grensstreek, een artikel met de titel "België heeft geen tijd voor overleg over HSL." Verder viel er te lezen: "De Belgische minister van Verkeer, Johan Vande Lanotte, heeft voorlopig geen tijd om met zijn Nederlandse collega, mevrouw Karla Peijs, over de HSL te praten. Vande Lanotte start maandag met de verkiezingscampagne voor het Europarlement en voor regionale verkiezingen in België op 13 juni. Dat liet zijn woordvoerder gisteren weten."

Klopt die berichtgeving met de werkelijkheid?

Zo ja, vindt de minister dat hij een verzoek om een onderhoud van een Nederlandse collega kan afwijzen wegens de verkiezingscampagne?

Vreest hij niet dat die afwijzing een negatieve weerslag kan hebben op de Belgisch-Nederlandse betrekkingen, vooral nu onze regering in het najaar een grondig gesprek moet voeren met de Nederlandse regering over de verdieping van de Westerschelde en over de heringebruikname van de IJzeren Rijn?

Inmiddels is dit persbericht ook in de Belgische pers verschenen en ik vermoed dus dat de minister hiervoor inmiddels wel een verklaring zal hebben.

Ik hoop dat het om een misverstand gaat en dat het gevraagde onderhoud onverwijld kan plaatsvinden.

De heer Johan Vande Lanotte: Ik zou graag antwoorden dat de Belgische bevolking voorgaat op een buitenlandse collega, maar helaas is dat niet zo. Mijn ambtelijke plichtsgevoel is dermate groot dat ik twee weken geleden al persoonlijk een afspraak heb vastgelegd. Op 19 mei zal ik mijn Nederlandse collega, Karla Peijs, ontmoeten te Brussel op mijn kabinet. Mevrouw Peijs had die ontmoeting veel vroeger gewild, maar ik ben daarop niet ingegaan. Ik zal u immers niet verhelen dat wij in dezen geen vragende partij zijn. Wanneer wij dat in het verleden wel waren, is ons dat vaak zuur opgebroken.

Om een of andere reden is bij de Nederlandse Spoorwegen de idee ontstaan dat de verbinding Brussel-Amsterdam veel sneller kan dan ze in werkelijkheid is. Wij hebben dat misverstand niet in het leven geroepen, maar het zorgt nu wel voor enkele problemen. Wij zijn bereid om daarover te praten en zullen ons uiterste best doen om die verbinding nog wat te versnellen.

Het gaat om een hemelsbreed verschil van 8 minuten, die absoluut moeten worden weggewerkt, want anders zou die lijn niet langer voor exploitatie in aanmerking blijven komen. Ik wil dit echt niet weglachen, maar wij zullen dat verschil proberen weg te werken. Het vastgestelde tijdsverschil heeft te maken met de werkzaamheden in Antwerpen, die wegen op de capaciteit van die spoorverbinding.

Ik heb gevraagd aan de heer Damar, Voorzitter van de FOD Mobiliteit, om de geplande ontmoeting grondig en in alle openheid met de Nederlandse secretaris-generaal voor te bereiden. Voorlopig hebben de voorbereidende vergaderingen te weinig resultaten opgeleverd en daarom heb ik geen ontmoeting vóór 19 mei aanvaard. Ik wil immers niet in een situatie terechtkomen waarin het dossier onvoldoende is voorbereid en waarbij dan een oplossing uit de bus dreigt te komen die geen oplossing is.

Tijdens de ontmoeting met mijn Nederlandse collega wil ik wel de laatste knopen doorhakken, maar ik wil geen poging doen om op een drafje een schijnoplossing uit de brand te slepen.

Alleen als wij in staat zijn om de duur van het traject met enkele minuten in te korten, zullen wij ons daartoe verbinden. De werken aan het station Antwerpen-Centraal en de aanleg van de diabolo wegen op de capaciteit van de betrokken lijn. Het ambtelijk overleg moet eerst uitsluitsel brengen omtrent de haalbaarheid van het opzet.

In de Nederlandse media en in de Kamer wordt hierover heel wat heisa gemaakt. De Nederlanders zijn uitgegaan van een tijdswinst van 27 minuten en hebben op grond daarvan contracten gesloten met bepaalde ondernemingen. Nu dat niet haalbaar blijkt, wordt naar een schuldige gezocht. Noch de Belgische spoorwegen, noch de Nederlandse hebben zich ooit over de reistijd uitgesproken. Vandaar de opschudding.

Ik wil de Belgische regering niets laten aanwrijven, want ze heeft in dit dossier geen fouten gemaakt. Op 18 mei tracht ik mijn kiezers te overtuigen, maar op 19 mei ontvang ik mevrouw Peijs, mijn Nederlandse collega, met de egards die ik haar verschuldigd ben, en tracht ik haar te overtuigen van de goede bedoelingen van ons land.

De heer Ludwig Caluwé (CD&V). – Ik ben blij dat de minister, in tegenspraak met de berichten in de Nederlandse pers, ondertussen toch tijd gevonden heeft om mevrouw Peijs te ontmoeten. We zullen de Nederlandse pers daarvan op de hoogte brengen.

Ik neem aan dat de heer Paul Burm een ernstig journalist is die niet zomaar uit zijn nek kletst. Hij beweert nochtans dat de woordvoerder van de minister hem op 29 april heeft laten weten dat de minister geen tijd had.