2003 - 2004

Vragen voor de Eerste Minister Guy Verhofstadt

11 March 2004

Mondelinge vraag over de beschuldigingen ten aanzien van de huidige President van Rwanda

Vraag

De voorzitter. – De heer Louis Michel, vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken, antwoordt namens de heer Guy Verhofstadt, eerste minister.

De heer Ludwig Caluwé: De voorbije jaren werd in allerlei krantenberichten regelmatig de thesis naar voren gebracht dat de huidige president van Rwanda, die vandaag op bezoek is in ons land, de hand zou hebben gehad in de moord op zijn voorganger President Habyarimana en onder meer ook op de president van Burundi op 6 april 1994. Steeds konden deze berichten echter worden afgedaan als geruchten en gissingen zonder voldoende bewijskracht.

Het onderzoek dat de Franse justitie op 30 januari heeft afgerond en dat Le Monde heeft kunnen inkijken, lijkt echter veel substantiëlere bewijzen te bevatten dan alle voorgaande onderzoeken. Het parcours van de moordwapens kon nu blijkbaar exact in kaart worden gebracht. De namen van de uitvoerders worden vermeld en er is zelfs sprake van een getuige met naam en toenaam die verklaart dat de heer Kagame persoonlijk telefonisch het bevel tot de aanslag zou hebben gegeven. De VRT-televisie heeft die getuigenis gisteravond overigens uitgezonden.

Het lijkt erop dat nu eindelijk werk is gemaakt van een ernstig onderzoek – het heeft dan ook 6 jaar geduurd – naar de verantwoordelijken voor die aanslag, zoals gevraagd werd in het verslag van de onderzoekscommissie naar de gebeurtenissen in Rwanda. Ik had deze vraag dan ook graag aan premier Verhofstadt zelf gesteld. Hij was destijds immers rapporteur van de Rwanda-commissie.

De commissie heeft er in haar aanbeveling 52 op aangedrongen dat de Verenigde Naties een dergelijk onderzoek zouden voeren. Ik citeer uit het verslag: "De commissie wijst op de wenselijkheid dat werk zou worden gemaakt van zo’n onderzoek omdat het de enige mogelijkheid is om één of meerdere van de gangbare hypotheses te bevestigen of te ontkrachten. Wanneer we immers kennis zouden hebben over de gegevens omtrent de moord op de president, zou er ook een duidelijker beeld en een duidelijker interpretatie kunnen worden gegeven van de gebeurtenissen die erna hebben plaatsgevonden, zowel m.b.t. de moord op de blauwhelmen als op de genocide. De aanslag op het presidentiële vliegtuig is immers een aanzet geweest, tot die latere gebeurtenissen." Tot dus ver het verslag van de onderzoekscommissie.

Na tien jaar heeft de VN nog steeds geen onderzoek gedaan. De Franse justitie vult nu deze leemte. Een internationaal VN-onderzoek blijft echt verkieslijk.

Uiteraard blijft het hier slechts gaan om een krantenbericht en is iedereen onschuldig tot het tegendeel bewezen is, maar toch werpt dit onderzoek natuurlijk een bijzonder licht op het bezoek van de heer Kagame vandaag aan ons land. Ik neem aan dat u het met mij eens bent dat het niet past dat België de eer van een officieel bezoek verleent aan een staatshoofd dat verantwoordelijk is voor de moord op zijn voorganger. Men kan dit toch minstens een daad van terrorisme noemen.

Het uitgebreide bericht over dit onderzoek werd pas in Le Monde van 9 maart gepubliceerd, maar in andere kranten waren de voorbije weken al berichten verschenen dat een dergelijk rapport met deze conclusies in de maak was.

Gelet op die berichten had de regering toch enige behoedzaamheid aan de dag moeten leggen met dit staatsbezoek.

Heeft de minister bij zijn Franse collega geïnformeerd naar dit rapport? Zo niet, zal hij dit alsnog doen vóór 6 april 2004, datum waarop een Belgische delegatie naar Rwanda zal afreizen? Zal het bezoek van de Belgische delegatie zich beperken tot een eerbetoon aan onze tien gesneuvelde para’s en aan de slachtoffers van de genocide, of zullen er ook contacten met het regime op de agenda staan ?

De heer Louis Michel: Er is tijdens de ontmoeting met de eerste minister vanmorgen natuurlijk over deze kwestie gesproken. Zowel de eerste minister als president Kagame hebben er tijdens de persconferentie naar verwezen.

Het bezoek van president Kagame volgt op de bezoeken van de Burundese president Ndayizeye in januari 2004 en van de Kongolese president Kabila in februari 2004 en kadert volledig in de vaste wil van België om de vredesdynamiek die vandaag in Centraal-Afrika heerst aan te grijpen om de DRC Rwanda en Burundi te begeleiden en aan te sporen in hun streven naar verzoening, stabiliteit en heropbouw. Die aanpak is gericht op de toekomst en beoogt de toenadering tussen de actoren voor het welzijn van hun respectieve landen en de regio in zijn geheel. We zijn ons wel bewust van de talrijke problemen die ons streven naar vrede en duurzame ontwikkeling in Centraal-Afrika nog altijd in de weg staan, maar het zou onaanvaardbaar zijn deze gelegenheid in het zog van de huidige vredesakkoorden en overgangsprocessen te laten voorbijgaan. In dat perspectief dient België alle actoren uit de regio, en dus zeker ook president Kagame, te ontvangen om tot een open dialoog te komen over zowel bilaterale als regionale problemen.

Het is niet verstandig een uitspraak te doen over het verslag van de Franse onderzoeksrechter, de heer Bruguière, en waarover in de pers wordt bericht, zonder kennis te hebben van de inhoud van het dossier. We kunnen ons dus onmogelijk uitspreken over de inhoud en de eventuele conclusies.

De gebeurtenissen van 6 april 1994 werden in het Belgische parlement geëvalueerd door de Rwanda-commissie. Er konden geen conclusies getrokken worden over de verantwoordelijkheid van de aanslag op de toenmalige president. De veronderstelling volgens dewelke de verantwoordelijkheid voor de aanslag bij de FPR zou berusten, is trouwens absoluut niets nieuw. Ze werd tot op heden echter nooit gestaafd.

De heer Ludwig Caluwé: Ik constateer al één verschil. Gisteren verklaarde de minister aan de pers dat het rapport geen nieuwe elementen zou bevatten, maar vandaag verklaart hij dat hij geen kennis heeft van de inhoud. Hij kan bijgevolg ook niet weten of het al dan niet nieuwe elementen bevat.

Gelet op al die berichten en op de grotere bewijskracht van het rapport dan die van de theorieën die totnogtoe circuleerden, betreur ik dat de Belgische regering niet meer behoedzaamheid aan de dag legt in zijn contacten met het regime van Rwanda. Ik betreur eveneens dat België niet aandringt op een onafhankelijk internationaal onderzoek naar de verantwoordelijkheid voor de aanslag van 6 april 1994, met al zijn noodlottige gevolgen.

De heer Louis Michel: Ik heb nog geen kennis kunnen nemen van dat rapport. De elementen die tot nu toe werden gepubliceerd door verschillende dagbladen brengen niets nieuws: het gaat om geruchten die al een tijdje de ronde doen. Wat er ook van zij, de Verenigde Naties hebben de informatie over de zwarte doos ontkend. Ik verneem nu dat er een intern onderzoek is gestart. Ik ben daar blij om.

Het bezoek van een Belgische delegatie aan Kigali heeft als doel eer te betuigen aan de Belgische en Rwandese slachtoffers.

Er is een reële kans om vrede te brengen in de regio. Daarom wil ik geen polemiek aanwakkeren die in Rwanda en in de buurlanden opnieuw instabiliteit teweeg zou brengen.

Ik geloof niet dat ik op dit ogenblik, op basis van een rapport waarvan ik enkel op de hoogte ben via de pers, mag beweren dat deze stelling de juiste is: het gaat slechts om één van de vele hypotheses. Bepaalde andere hypotheses lijken me bovendien veel geloofwaardiger, hoewel ik me daarover nog lang geen definitief oordeel kan vormen.

Het bezoek van president Kagame aan ons land is zeer belangrijk. Kunnen we op basis van dit rapport eenvoudigweg weigeren hem te ontvangen? Ik zie niet in op basis waarvan we dat zouden doen. Tien jaar na de verschrikkingen komt er geleidelijk aan opnieuw een zekere stabiliteit in Rwanda. We hebben er belang bij om positieve relaties met de Rwandese autoriteiten in stand te houden. Dat komt zowel ten goede aan de Rwandese bevolking als aan de pacificatie van de hele regio. De heer Caluwé heeft uiteraard het recht op zijn mening over deze kwestie. Ik weet al lang dat hij een andere mening heeft over deze pijnlijke zaak. Ik respecteer dat. Ik wil niettemin benadrukken dat mijn pogingen om, als minister van Buitenlandse Zaken, het vredesproces te bevorderen even respectabel zijn.