1999 - 2004

Vragen voor minister van Mobiliteit, Openbare werken en Energie, Gilbert Bossuyt

21 October 2003

Vraag om uitleg over de toestand van het Albertkanaal

Vraag

De heer Ludwig Caluwé : Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, collega's, vijf jaar geleden werden de inwoners van Grobbendonk, Pulle en Viersel geconfronteerd met een onverklaarbare wateroverlast. Weiden die altijd vruchtbaar waren geweest, werden plots nat. Woningen die nog nooit problemen hadden met water, werden plots vochtig. Kelders liepen onder in een periode van droogte. Het probleem is sindsdien in intensiteit en omvang toegenomen. Mensen moeten nu om gezondheidsredenen hun woning verlaten.

Aanvankelijk werd gedacht dat dit een lokale aangelegenheid was en dat dit het gevolg was van de waterinjecties van de drinkwatermaatschappij Pidpa op het grondgebied van Grobbendonk. Volgens onderzoekers van de Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek kon de waterschade onmogelijk hierdoor zijn veroorzaakt, aangezien het over grote hoeveelheden water ging en er slechts kleine hoeveelheden water worden geïnjecteerd.

Ter plaatse kan men zien hoe het water van het Albertkanaal opwelt uit de grond vlak naast het kanaal. Men ging ervan uit dat het Albertkanaal plaatselijk lekte, dat een lekkage was ontstaan door het schoonspuiten van de damplanken. Daarop werden kleimatten aangebracht in het kanaal. Doch die kleimatten zijn een maat voor niets geweest. De afgelopen maanden is gebleken dat het kanaal blijft lekken. Wellicht lekt het Albertkanaal niet enkel via de wanden, zoals eerst werd gedacht, maar ook langs de bodem.

Volgens de heer Bronders van de VITO is het Albertkanaal versleten, doordat 70 jaar rotatie van scheepsschroeven en verbredingswerkzaamheden hun sporen hebben nagelaten en putten in de bodem hebben veroorzaakt. De VITO denkt dat het Albertkanaal over de hele lengte lekt. Dat enkel Grobbendonk, Pulle en Viersel worden geconfronteerd met problemen, komt doordat het kanaal daar aanzienlijk hoger ligt dan de grond errond. De bodem ligt slechts 3 meter onder de oppervlakte, zodat het grondwater gemakkelijk opwelt.

Nochtans worden soortgelijke problemen vastgesteld in de buurt van de sluis van Wijnegem, waar ook onverklaarbare wateroverlast is. Volgens de VITO kan het probleem enkel worden opgelost met een grondige structurele onderhoudsbeurt van het Albertkanaal. Het kanaal droogzetten is niet noodzakelijk, maar een betonlaag of een kleilaag op de bodem aanbrengen is een heel dure en moeilijke aangelegenheid. Volgens de VITO moet de Vlaamse overheid rekening houden met zware restauratiekosten.

Mijnheer de minister, werd de toestand van het Albertkanaal reeds ten gronde onderzocht ? Klopt het dat het Albertkanaal versleten is ? Bestaat er voor de waterwegen in Vlaanderen een soort van monitoringsysteem om de toestand van de kanalen in het oog te houden en de nodige onderhoudswerken te programmeren ? Wordt een structurele onderhoudsbeurt van het Albertkanaal in het vooruitzicht gesteld om de lekken te dichten ? Zal hiervoor een beton- of kleilaag op de bodem worden aangebracht ? De VITO spreekt over zware restauratiekosten. Over welke bedragen gaat het dan ? Wordt hiervoor in middelen voorzien in de begroting 2004 ? Hoe worden de getroffen omwonenden vergoed voor de wateroverlast in hun woningen ? Moeten ze hiervoor een schadedossier indienen ?

Minister Gilbert Bossuyt : Mijnheer Caluwé, u spreekt over de VITO. Ik zou willen dat de VITO een verslag maakt van wat die mensen daar allemaal zeggen. Dan kunnen we er misschien ook iets mee doen.

De heer Ludwig Caluwé : Ik ben niet verantwoordelijk voor de VITO. Ik lees alleen wat de mensen daar aan de pers verklaren.

Minister Gilbert Bossuyt : Mijnheer Caluwé, we hebben een onderzoek lopen bij de VITO. Die instelling strooit overal verklaringen rond, behalve bij degene die betaalt voor het onderzoek. Dat is een eigenaardige manier van doen. We staan klaar om hun oplossingen aan te horen en uit te werken.

Mijnheer Caluwé, ik veronderstel dat u ook oplossingen hebt, aangezien u al vaststellingen hebt gedaan en conclusies hebt getrokken. Misschien kan uw technische kennis ons dienstig zijn.

De heer Ludwig Caluwé : We kunnen samen eens gaan kijken, mijnheer de minister.

Minister Gilbert Bossuyt : Mijnheer Caluwé, ik ben er al geweest. Het is erg voor de mensen die daar wonen. Als ambtenaar die mee belast is met het onderzoek en oplossingen moet zoeken, zou ik me onthouden van commentaar.

Al in 2002 is er een onderzoek gestart naar aanleiding van de blijvende overlast. Een reeks van mogelijke factoren werd vooropgesteld. Een eerste mogelijkheid is de doorsijpeling van kanaalwater uit het Albertkanaal dat ter plaatse 2,5 tot 4 meter in ophoging ligt ten opzichte van het langsgelegen maaiveld. De oeververdediging op die plaats bestaat uit betonnen damplanken die in de periode 1999-2000 in opdracht van de Dienst voor de Scheepvaart nog werden geïnspecteerd, en waar nodig werden hersteld, teneinde de gronddichtheid van de damplanken te verzekeren. Daarvoor werd de kanaalbodem plaatselijk uitgegraven tot een beperkte diepte.

Een tweede mogelijke factor is wateroverlast ten gevolge van de waterinfiltratie die door Pidpa gebeurt om de onttrekking van water uit de ondergrond te compenseren met het invoeren van kanaalwater. De derde mogelijkheid is de van nature slechte afwatering van die laaggelegen gebieden. De benaming van de gebieden Nierijk, Nederviersel en Goor geeft aan dat het hier om van nature natte en laaggelegen gebieden gaat. De vierde mogelijkheid ten slotte is een combinatie van voormelde factoren.

In november 2002 legde de VITO een eindrapport neer met als conclusie dat de wateroverlast in Goor, Nederviersel en Nierijk hoogstwaarschijnlijk wordt veroorzaakt doordat de hydraulische isolatie van het Albertkanaal lokaal of over grotere zones is verstoord of verbroken. In het eindrapport van de VITO werd gesuggereerd om de verstoorde gedeelten van de onderwaterbodem, die voor het herstellen van de damplanken over een beperkte diepte werd uitgegraven, te beschermen met kleimatten, waardoor de toestand van voor de uitvoering van de werken zou worden hersteld.

Hoewel het onderzoek geen volledig uitsluitsel gaf over de precieze oorzaak, besliste de Dienst voor de Scheepvaart na kennisname van het rapport om, zoals in het VITO-rapport wordt gesuggereerd, maatregelen te nemen om de waterdoorlatendheid van de mogelijk verstoorde kanaalbodem te verminderen door het aanbrengen van een kleilaag op de onderwaterbodem. Om het effect van het aanbrengen van de kleilaag te kunnen volgen en evalueren werd eveneens beslist om een aantal peilputten in de betrokken zones te plaatsen om de evolutie van de grondwaterstand te kunnen volgen vóór en na het aanbrengen van de kleilaag.

De peilputten werden in maart 2003 in opdracht van de Dienst voor de Scheepvaart geplaatst. De Dienst gaf aan de VITO de aanvullende opdracht om de peilputten te monitoren en een rapport van de verdere bevindingen op te stellen.

Sinds april 2003 worden met de medewerking van de afdeling Geotechniek van de administratie Ondersteunende Studies en Opdrachten door de VITO continu metingen uitgevoerd van de evolutie van de waterstanden in de geplaatste peilputten. Het aanbrengen van een kleilaag op de onderwaterbodem in de betrokken zones werd uitgevoerd in de periode juni 2003 – augustus 2003. Tijdens en na het uitvoeren van die werken werden de peilputten verder door de VITO gemonitord.

Tijdens een bespreking van de tussenresultaten eind september 2003 gaf de VITO aan dat het ernaar uitzag dat het aanbrengen van de kleilaag weinig of geen invloed heeft gehad op de wateroverlast. Na grondige bespreking werden een aantal afspraken gemaakt. De eerste afspraak is dat de VITO de monitoringsopdracht voortzet. De tweede afspraak is dat het onderzoeksspectrum dat tot heden beperkt was tot de onderwaterbodem tegen de oever, wordt uitgebreid naar de volledige dwarsdoorsnede van het Albertkanaal. Meer bepaald moet worden uitgezocht of er sprake is van een verminderde bodemweerstand van het kanaal in zijn geheel. Dit zou veroorzaakt kunnen zijn door toenemende erosie als gevolg van de alsmaar toenemende scheepvaarttrafiek, zowel in aantal als in omvang van de schepen.

De derde afspraak is dat om dit te onderzoeken aanvullende onderzoeken worden geïntensifieerd, zodat op korte termijn uitsluitsel kan worden gegeven over de oorzaak van de wateroverlast. Er zullen bijkomende onderzoeken gebeuren. Er wordt een analyse van de bestaande dwarsprofielen in het Albertkanaal gemaakt. Er gebeurt een technisch onderzoek naar de aanwezigheid van een sliblaag op de kanaalbodem, die als mogelijke afdichtingslaag kan fungeren. Er gebeurt een onderzoek van de lagenopbouw van de dijken door middel van sonderingen die zullen worden uitgevoerd door afdeling Geotechniek.

De aanvullende onderzoeken zullen worden uitgevoerd in de tweede helft van oktober en de eerste helft van november 2003, waarna een verdere analyse van de resultaten door de VITO zal gebeuren en verdere besluitvorming omtrent de oorzaken en de te nemen maatregelen kan gebeuren. Een precieze datum vooropstellen waarop definitieve conclusies beschikbaar zijn, is moeilijk aangezien dit samenhangt met de bekomen resultaten van de bijkomende onderzoeken.

Gelet op de stand van het onderzoek en de nog uit te voeren aanvullende onderzoeken is het zeker voorbarig, zoals in de pers wordt gesuggereerd, te zeggen dat het Albertkanaal versleten is, en dit te veralgemenen op basis van een mogelijk fenomeen van waterdoorsijpeling.

Het Albertkanaal is een van de modernste en drukst bevaren waterwegen van Europa. De infrastructuur is in goede staat en wordt systematisch door de Dienst voor de Scheepvaart onderhouden. De VITO, die het onderzoek uitvoert, gaf trouwens toe dat het inderdaad voorbarige conclusies betreft. Het Albertkanaal werd gegraven in de periode van 1930 tot 1939. Het vak waarover het nu gaat, werd omstreeks 1970 nog verbreed en gemoderniseerd. In vergelijking met bijvoorbeeld het kanaal Brussel-Schelde, dat reeds 450 jaar oud is, is het Albertkanaal nog een zeer jong kanaal.

Het behoort tot de uitdrukkelijke opdracht van alle beheerders van de bevaarbare waterwegen in Vlaanderen – AWZ, Dienst voor de Scheepvaart en NV Zeekanaal en Watergebonden Grondbeheer Vlaanderen – om te waken over de algemene toestand van de kanalen en hun aanhorigheden, en in functie hiervan de nodige onderhoudswerken te programmeren en te budgetteren. Daarvoor bestaan die diensten. Jaarlijks worden op de begroting aanzienlijke bedragen uitgetrokken voor het uitvoeren van onderhoudswerken aan waterwegen.

De resultaten van de verdere onderzoeken naar de oorzaken van de optredende wateroverlast moeten worden afgewacht vooraleer kan worden uitgemaakt welke ingrepen aangewezen of noodzakelijk zijn om iets aan de situatie te verhelpen. Het is momenteel in ieder geval voorbarig om uit te gaan van de noodzaak het Albertkanaal structureel te herstellen door het aanbrengen van een betonlaag of kleilaag over de volledige bodem.

Indien evenwel uit het gevoerde onderzoek blijkt dat op korte termijn ingrepen noodzakelijk zijn, zullen de nodige budgettaire middelen moeten worden vrijgemaakt binnen de begroting. Het gebeurlijk uitwerken van een technisch afdoende oplossing om het probleem te verhelpen, zal gebeuren op advies van specialisten terzake. Overigens is het lang niet zeker dat het aanbrengen van een betonlaag op de kanaalbodem een afdoende oplossing zou zijn. De minste scheurvorming zal de waterdichtheid opnieuw hypothekeren, om nog niet te spreken over de waterdichtheid van de voegconstructies in de plaat.

Zolang het onderzoek niet heeft aangetoond wat de precieze oorzaak van de wateroverlast is, is het onmogelijk aan te geven of er sprake zal zijn van een aansprakelijkheid van de waterwegbeheerder en van een schadevergoeding voor de omwonenden. Het werd de omwonenden die schade lijden van de wateroverlast wel aangeraden de nodige bewijsstukken te verzamelen met het oog op het eventueel later indienen van een schadedossier. Dat is voorlopig alles wat ik hierover op een technisch verantwoorde manier kan zeggen.

Ik betreur wat er allemaal wordt verteld. De organisatie die werd belast met het onderzoek naar de oorzaken, is tot op heden niet in staat gebleken om die oorzaken onomstotelijk in een conclusie neer te leggen. Als men zich in staat voelt om dat onderzoek verder te doen, hoop ik dat we binnenkort uitsluitsel zullen krijgen. Mocht men zich er niet toe in staat voelen, hoop ik dat men het ons zal melden. Dan moeten we andere maatregelen nemen om na te gaan wat de precieze oorzaak is, zodat we aan alle aangelanden een oplossing kunnen bieden en hun de mogelijkheid kunnen geven de geleden schade te verhalen op grond van de resultaten van het onderzoek. Ik doe daarom nogmaals een oproep aan de omwonenden om alle stukken bij te houden zodat ze een dossier hebben op het ogenblik dat zulks nodig zou zijn.

De heer Ludwig Caluwé : Mijnheer de minister, ik dank u voor uw uitgebreid antwoord. Ik heb nog enkele opmerkingen. U hebt het vaak over een te groot negativisme ten opzichte van ambtenaren door vraagstellers. Ik hoorde van u dan wel een negatieve commentaar ten aanzien van de VITO en van mensen die namens de VITO hebben gesproken.

Minister Gilbert Bossuyt : Ik had commentaar ten aanzien van iemand die een onderzoeksopdracht heeft en voorbarig, zonder de opdrachtgever in te lichten, erover naar buiten uit commentaar geeft. Dat is geen manier van doen.

De heer Ludwig Caluwé : De onderzoeksresultaten die de VITO naar voren heeft gebracht op de vergadering met uw diensten in de loop van de maand september, zijn net dezelfde als wat er naar buiten is gebracht in de media. Ik neem bovendien aan dat het woord 'versleten' afkomstig is van de journalist. Met wat men heeft gezegd over vermoedelijke doorsijpeling door de bodem en niet zozeer uit de wanden, kan men die conclusie wel trekken.

Ik zou graag hebben dat men snel grotere duidelijkheid geeft. Hoelang moeten de betrokkenen nog wachten ? Het is goed dat u hun aanraadt om voldoende bewijsmateriaal te verzamelen over de schade die ze lijden en hebben geleden. Anderzijds begint het nu wel heel lang te duren. Uit vorige onderzoeken van de VITO zegt men dat de oorzaak hoogstwaarschijnlijk bij het Albertkanaal ligt. Een wetenschapper zegt nooit dat iets zeker is ; die houdt altijd een slag om de arm, maar men kan het licht van de zon toch niet loochenen : hier is er hoogstwaarschijnlijk zekerheid. Zolang men niet zegt dat het volledig is uitgemaakt dat het 100 percent zeker is dat het Albertkanaal de oorzaak is van de schade, zolang zal er geen aansprakelijkheid worden vastgesteld en zal de overheid niet overgaan tot vergoeden. Hoeveel onderzoeken moeten er nog gebeuren ? Er zijn mensen die vandaag moeten verhuizen omdat hun woning niet meer in een bewoonbare staat is. Ik betreur dat.

Minister Gilbert Bossuyt : Mijnheer Caluwé, u bent jurist en parlementslid. Hoe tragisch het ook is, wat wilt u eigenlijk ?

De heer Ludwig Caluwé : U kunt een beleidsbeslissing nemen, de aansprakelijkheid van de overheid erkennen en overgaan tot vergoeding. Moet men daar absoluut een juridische procedure voor voeren ? Vraagt u aan de mensen dat ze naar de rechtbank stappen, die dan – na ettelijke onderzoeken van deskundigen – na nog eens vijf jaar procedures uiteindelijk de Dienst voor Scheepvaart aansprakelijk stelt ? De mensen zijn belangrijk. Volgens mij moet de overheid in dezen zelf haar aansprakelijkheid erkennen, ook al staat die op grond van allerlei onderzoeken nog niet voor 100 percent vast, maar slechts hoogstwaarschijnlijk, en moet ze overgaan tot vergoeding. Ze moet bovendien zo snel mogelijk nagaan dat het probleem zich niet uitbreidt en zich ook niet op andere plaatsen voordoet, en ze moet zo snel mogelijk maatregelen nemen om het probleem niet verder te doen toenemen.