1999 - 2004

Vragen voor Minister van Leefmilieu en Landbouw, Vera Dua

20 September 2001

Vraag om uitleg over de onduidelijkheden in het Vlaams landbouwbeleid.

Vraag

De heer Ludwig Caluwé : Mevrouw de minister, de voorbije maanden heb ik u een paar keer ondervraagd over de beperkte regionalisering van de bevoegdheden inzake landbouw. Ik heb mijn bezorgdheid geuit over het feit dat die beperktheid een versnippering van de landbouwbevoegdheden tot gevolg zou hebben, waardoor het moeilijk zou worden om nog voldoende inzicht te hebben in de bevoegdheden op de diverse niveaus.

Tijdens het voorbije zomerreces heb ik in dit verband een aantal merkwaardige verklaringen horen afleggen. In een verklaring op 26 juli heeft de Vlaamse administratie voor Land en Tuinbouw haar bezorgdheid geuit over de regionalisering. De administratie vreest dat er onvoldoende personeel en onvoldoende financiële middelen worden overgeheveld in vergelijking met de bevoegdheden die worden overgeheveld. De administratie vreest ook dat de landbouwbevoegdheden op Vlaams niveau over te veel ministers verspreid zijn.

Vervolgens hebben we een merkwaardige historie meegemaakt in Alden Biesen, waar een conferentie plaatsvond over genetisch gewijzigde organismen. We hadden toen de indruk dat gewezen fede raal minister van Landbouw en huidig Vlaams minister van Economie Jaak Gabriels echt wel een aantal merkwaardige verklaringen aflegde. Hij probeerde immers de facto om nog op te treden als minister van Landbouw. Zo stelde hij onder meer uitdrukkelijk dat hij er nog nauwelijks in slaagde om zijn vroegere Europese collega's uit te leggen wie in België inzake landbouw precies voor wat bevoegd is.

Als hij dat op een dergelijke persconferentie zegt, onderschrijft hij eigenlijk de stelling die ik zelf al naar voren heb gebracht. Daarnaast is het uiteraard ook niet echt loyaal om dat op die manier naar voren te brengen. Hoe dan ook werd de stelling van minister Gabriels toch wel geïllustreerd door het feit dat België - in tegenstelling tot de andere landen - er op die conferentie nog niet in was geslaagd om inzake genetisch gewijzigde organismen een eensgezind standpunt - voor zowel Vlaanderen als Wallonië - in te nemen.

Mevrouw de minister, ik heb voor u de volgende vragen. Ten eerste, ik neem aan dat u - in elk geval toch binnenskamers - minister Gabriels op het matje hebt geroepen. U zult hem toch wel gevraagd hebben of het echt noodzakelijk was om dergelijke verklaringen af te leggen ? Ten tweede, welke maatregelen neemt u om enerzijds de overheveling van de landbouwbevoegdheid degelijk te begeleiden op administratief vlak en om anderzijds de bevoegdheden die Vlaanderen heeft op het gebied van landbouw ook daadwerkelijk in te vullen, inzonderheid in relatie tot de Europese standpuntbepaling ?

Mevrouw Isabel Vertriest: Ik wil duidelijk zeggen dat ook ik de manier betreur waarop minister Gabriels zich vooral heeft beziggehouden met datgene waarvoor hij niet meer bevoegd is.

Minister Vera Dua : Mijnheer de voorzitter, collega's, het is inderdaad zo dat minister Gabriels bepaalde uitspraken heeft gedaan, die uiteraard volledig voor zijn rekening zijn. Hij heeft misschien wel het recht om die uitspraken te doen, maar men kan zich in elk geval de vraag stellen of het wel verstandig is om dergelijke zaken publiek te stellen op een informele landbouwraad. Alles welbeschouwd is dit alles natuurlijk niet meer dan een fait divers.

De organisatie van die informele landbouwraad was natuurlijk geen eenvoudige zaak. Zolang minister Gabriels federaal minister was, lag alles in zijn handen. Daarna was de situatie volledig anders. Hoe dan ook, ik was zelf aanwezig op die landbouwraad. Ik kan u verzekeren dat minister Gabriels zich voor het overige als een bijzonder voorbeeldig gastheer heeft gedragen. Die rol wenste hij zelf te spelen, en hij heeft dat dan ook met verve gedaan. Er zijn dus zeker geen verdere incidenten geweest.

Dan zal ik nu antwoorden op de grond van uw vraag : uw bezorgdheid over de overheveling van de federale landbouwbevoegdheden naar Vlaanderen. Ik kan u zeggen dat vanaf het begin die bezorgdheid ook bij mij aanwezig was. Ik heb dat trouwens ook geformuleerd in de commissie. Ik heb duidelijk gezegd dat er mijns inziens geen absolute duidelijkheid is over welke bevoegdheden worden overgeheveld en over wat de implicaties daarvan zijn op het vlak van personeel en financiële middelen.

Dit hoeft overigens niet echt verwondering te wekken. Ik meen me te herinneren dat men bij vroegere regionaliseringsoperaties voor dezelfde problemen stond. Het is immers geen gemakkelijke oefening. Men moet proberen om dit zo goed mogelijk aan te pakken. De Vlaamse regering heeft dan ook vanaf het begin beslist om dit op een zeer grondige en goed begeleide manier te doen. Ik verwijs naar het aanvullende regeerakkoord, dat een bepaling bevat omtrent het aanstellen van een gespecialiseerd opdrachthouder Regionalisering. Die opdrachthouder moet de hele regionalisering van de landbouw zeer grondig begeleiden. Sinds het begin van september van dit jaar is de heer Piet Vanthemsche aangetrokken voor deze opdracht. Dit is de meest geschikte persoon om deze opdracht tot een goed einde te brengen. Het gaat hier dus om een externe expert, die het proces begeleidt.

Daarnaast heeft de directeurgeneraal van de Vlaamse administratie Land en Tuinbouw ook begin september het initiatief genomen om in overleg met het federale departement Landbouw gesprekken op te starten om alles in goede banen te leiden. De directeurgeneraal werd daarbij geflankeerd door de gespecialiseerd opdrachthouder. Dit duo werkt zeer goed samen. De gesprekken resulteerden in een initiatief van de huidige secretarisgeneraal van het federale ministerie van Landbouw om een overlegcomité tot stand te brengen, met daaraan gekoppeld diverse werkgroepen. Het is de bedoeling om op die manier alles per onderwerp goed te regelen.

Terzelfder tijd is er een initiatief van de federale ministers bevoegd voor institutionele hervormingen. Binnen hun werkzaamheden hebben die uiteraard ook aandacht voor het aspect landbouw. Dit vindt echter wel plaats in een algemener kader. De overheveling van de bevoegdheden vanuit het federale niveau wordt immers terecht gepatroneerd door de ministers die bevoegd zijn voor institutionele hervormingen.

Op Vlaams niveau heeft de Vlaamse secretarisgeneraal bevoegd voor algemene zaken, financiën en personeel, een taskforce opgericht om de regionalisering van de Lambermontbevoegdheden in goede banen te leiden. Dat heeft dan weer te maken te maken met het feit dat alles wat overkomt naar het Vlaamse niveau, ook op het vlak van personeel ergens in de administratie moet worden geschoven.

Er zijn dus twee algemene initiatieven - één vanuit federaal en één vanuit Vlaams niveau - die de globale operatie begeleiden. Daarnaast is er voor het aspect landbouw het zeer intensieve overleg tussen de regio's en het federale niveau, waarbij in diverse werkgroepen alle aparte aspecten zeer gedetailleerd worden bekeken. Zo is er bijvoorbeeld een werkgroep voor alles wat te maken heeft met zaadveredeling. Er is ook een werkgroep voor alles wat te maken heeft met de quotaregeling. Dat wordt dus allemaal grondig voorbereid.

Al die initiatieven hebben als doel te inventariseren waar alles in orde is. Daarnaast hebben ze ook als doel te inventariseren welke problemen er nog zijn. Die problemen zullen op een bepaald moment politiek getrancheerd moeten worden. Daarmee is men nu volop bezig.

Mijnheer Caluwé, u hebt ook gevraagd hoe dit alles nu zit in relatie tot het Europese niveau. Dit is uiteraard een zeer belangrijk aspect. Ik heb dit trouwens ook altijd beklemtoond. Het mag niet zo zijn dat de regionalisering van de landbouw tot gevolg heeft dat de positie van België en dus ook van Vlaanderen verzwakt op Europees niveau. Mijns inziens bestaat daarover de grootste duidelijkheid. Federaal minister Neyts is nu uiteraard nog voorzitster, maar op het moment dat ons voorzitterschap afloopt, zal zij voor België als woordvoerster optreden. Zij zal specifiek voor het landbouwaspect over een beperkte cel van ambtenaren beschikken. Het standpunt zal echter worden voorbereid op regionaal niveau. We zullen dus een gezamenlijk standpunt moeten voorbereiden.

In de landbouw bestaat die traditie overigens al. Telkens als er een Europese landbouwraad is, komen we vooraf samen met de ministers bevoegd voor landbouw om een gemeenschappelijk standpunt in te nemen. In 99 percent van de gevallen geeft dit geen problemen. In 1 percent van de gevallen zal er wel grondig gediscussieerd moeten worden om tot een gemeenschappelijk standpunt te komen.

De essentie van uw vraag komt eigenlijk nog iets te vroeg. Men is gestart op 1 september. We hopen dat we zo snel mogelijk duidelijkheid krijgen, en dat dan de politieke knopen zo snel mogelijk doorgehakt zullen worden. Ik vermoed dat het Overlegcomité daar uiteindelijk ook een rol in zal spelen. Daar zal er getrancheerd moeten worden over welke middelen, welke personeelsleden en welke bevoegdheden er precies zullen worden overgeheveld.

De heer Ludwig Caluwé : Mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik wil gerust erkennen dat de regionaliseringsoperaties ook in het verleden op het gebied van administratie en personeel niet zo eenvoudig waren. Ik heb me daar zelfs nog een tijd professioneel mee mogen bezighouden.

Ik heb wel de indruk dat men weinig lessen heeft getrokken uit de dingen die in het verleden zo moeizaam verliepen. De wijze waarop men de overheveling van de landbouwbevoegdheden nu in teksten heeft gegoten, vraagt gewoon om moeilijkheden op het vlak van administratie, financiën en interpretatie van bevoegdheden. Men had zonder twijfel betere formuleringen kunnen vinden. We zullen zien hoe het afloopt. Ik hoop dat het goed gaat, maar ik hou voor een aantal zaken toch mijn hart vast. Wat betreft de vertegenwoordiging naar Europa, wil ik u toch vragen dit misschien toch wat nader te illustreren, meer bepaald inzake de genetisch gemodificeerde organismen.

Minister Vera Dua : Ik zal daarover inderdaad iets meer uitleg verstrekken. Zoals u weet, ging het om een informele raad. Het is altijd zo dat op dergelijke informele raden geen standpunten van landen worden vastgelegd. Op de voorbije informele raad hebben een aantal experts een uiteenzetting gegeven. Daarna is er een rondvraag geweest bij de verschillende landen voor eventuele technische vragen, toelichtingen, enzovoort. Een aantal landen hebben dan toch al min of meer hun positie bepaald in het dossier, ook al stond er dus niet echt op de agenda dat er al een positiebepaling aan gekoppeld zou zijn.

Daarnaast is het ook de gewoonte dat het land dat het voorzitterschap waarneemt, altijd een zeer terughoudende rol speelt, zeker op dergelijke informele raden. In dit dossier hebben we het ons dus misschien wel een beetje gemakkelijk gemaakt. We wisten dat er geen formele standpuntbepaling moest zijn. Ik geef eerlijk toe dat we geen ICL hebben gehouden om ons standpunt te bepalen. Minister Neyts had dat immers expliciet zo aan ons gezegd. Minister Gabriels heeft de beslissing genomen rond het thema, maar minister Neyts heeft expliciet gezegd dat het niet de bedoeling was dat België echt een standpunt innam. We hebben in die zin dan ook geen inspanningen geleverd.

Op het moment dat we echter een standpunt moeten innemen, zullen we dat zeker doen. Dan zullen we ofwel tot een eenduidig standpunt ofwel tot een compromis moeten komen. Mijn mening is dat we zeker niet mogen komen tot een situatie waarin België zich moet onthouden omdat we niet op dezelfde golflengte zitten. Dat is het slechtste wat er kan gebeuren. We moeten dus proberen om in elk dossier zo snel mogelijk tot een gemeenschappelijk standpunt te komen.

De heer Ludwig Caluwé : De media brachten het nietinnemen van een standpunt niet terug tot het voorzitterschap, maar duidden dit als een grotendeels communautair meningsverschil.

Minister Vera Dua : Ik ontken niet dat mijn standpunt in dit dossier enigszins afwijkt van het standpunt van de heer Happart. Als het moment daar is, zullen we echter wel verplicht zijn om tot een eenduidig standpunt te komen. Binnenkort komen er trouwens de richtlijnen inzake de labeling en de traceerbaarheid. België zal dus sowieso een eens Dua luidende stem moeten laten horen. Daarvoor zullen we de nodige inspanningen leveren.

De heer André Moreau : Mevrouw de minister, ik wil me toch nog even aansluiten bij deze vraag om uitleg. U hebt net gezegd dat Vlaanderen en Wallonië een verschillend standpunt innemen ten opzichte van de genetisch gemodificeerde organismen. Mijns inziens gaat het hier eigenlijk niet enkel om Vlaanderen en Wallonië. In deze aangelegenheid gaat het ook om de concurrentie tussen Europa en de Verenigde Staten van Amerika. Mijn vraag is wat u van plan bent te doen om toch zeker al in ons land tot een eensluidend standpunt te komen.

De voorzitter : Deze vraag overstijgt eigenlijk de vraag om uitleg van de heer Caluwé.

Minister Vera Dua : Mijnheer Moreau, ik voel me niet geroepen om nu al op die vraag te antwoorden. Ik wil eerst het debat op regeringsniveau voeren. Overigens, in het parlement is dit debat opgeschort. Ik doe dan ook een oproep aan het parlement om dit debat opnieuw op te nemen. Het is immers een zeer belangrijke materie.

De heer André Moreau : Mevrouw de minister, dat is een duidelijk antwoord.