1999 - 2004

6 December 2001

Tussenkomst tijdens een vraag om uitleg over de oprichting van een noodfonds voor handelaars bij grootschalige wegwerkzaamheden

De heer Jan Loones : Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, we hebben het vroeger al gehad over de noodzaak om de hinder bij openbare werken zoveel mogelijk te beperken. Als middel daartoe werden verhuursystemen gesuggereerd.

Niettemin stijgt de onvrede bij handelaars over de schade die zij lijden door werken. In Emblem, een deelgemeente van Ranst, stelde de heer Janssens, schepen van Openbare Werken, voor om een noodfonds op te richten om het inkomstenverlies te vergoeden van handelaars die door werken moeilijk bereikbaar zijn, en Unizo roept in haar blad Z.O.-magazine de zelfstandigen in dit geval op om een schaderegeling te bekomen bij de rechter. De kritische burger van vandaag accepteert dergelijke hinder niet langer, zelfs niet als die het gevolg is van noodzakelijke en tijdig aangekondigde werken.

We moeten rekening houden met die evolutie en nu initiatieven nemen om te voorkomen dat er over enkele jaren een massa rechtszaken lopen om een schadevergoeding te verkrijgen. De klagers hebben ook wel een beetje gelijk : werken zijn af en toe onvermijdelijk, maar de uitvoering ervan kan soms beter. Er wordt in sommige gevallen niet genoeg aandacht besteed aan de toegankelijkheid van de plaatselijke handelszaken. Maatregelen om die te waarborgen worden te gemakkelijk overgelaten aan de lokale overheid. Onvermijdelijk zal er op termijn een systeem moeten komen om de handeldrijvende aangelanden te vergoeden. De aannemer zal de kosten daarvoor moeten opnemen in het lastenboek.

Mijnheer de minister, zult u hier werk van maken ?

De heer Ludwig Caluwé : Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, ik ben het eens met de heer Loones. Er moet worden nagedacht over dit probleem.

Ik heb hierover een wetsvoorstel voorbereid. Het gaat uit van het principe dat een handelszaak die langdurig niet of moeilijk bereikbaar is, bijvoorbeeld meer dan een maand, schade lijdt. Dat is een objectieve vaststelling. Het wetsvoorstel bepaalt dat de opdrachtgever van de werken in dat geval moet voorzien in een schadevergoeding. Over de precieze omvang daarvan moeten de opdrachtgever en de handelaar in kwestie onderhandelen. Als ze geen akkoord bereiken, zal de rechtbank optreden.

De kostprijs van wegwerkzaamheden zal hierdoor stijgen, maar de toename zal relatief gering zijn. De bijkomende kosten zullen nauwelijks merkbaar zijn in verhouding tot de totale prijs van de werken. In het lastenboek moet worden vermeld dat het de verantwoordelijkheid van de aannemer is de hinder tot een minimum te beperken. Zodoende kan ook hij worden aangesproken als de hinder onverwacht groot is.

Minister Steve Stevaert : Mevrouw de voorzitter, geachte collega’s, dit is een belangrijk probleem. We moeten er echter heel goed over nadenken hoe we het aanpakken in dit federale land.

Vlaanderen heeft verschillende wegbeheerders : de gemeenten, de provincies en het Vlaams Gewest. Op federaal niveau heeft de heer Steverlynck, een senator die banden heeft met Unizo, een initiatief genomen inzake deze aangelegenheid.

We mogen niet vergeten dat aanpassingen aan de openbare infrastructuur worden uitgevoerd in het algemeen belang, en dat het Burgerlijk Wetboek al toelaat om in sommige gevallen een schadevergoeding te eisen.

Naar mijn mening moet er in de eerste plaats naar worden gestreefd om de duur van dit soort activiteiten in de mate van het mogelijke te beperken. In dit verband kunnen rentalsystemen wellicht nuttig zijn. Verder herinner ik eraan dat wegwerkzaamheden weliswaar een tijdelijke inkomstenvermindering met zich meebrengen, maar leiden tot een blijvende meerwaarde. Het is dus niet zo eenvoudig om de financiële gevolgen van dergelijke ingrepen in één maatregel te verwerken.

Een middenstander die schade lijdt door werken, bekijkt zijn situatie op individuele schaal. Dat is heel begrijpelijk. Tegelijkertijd ligt de omzet van andere handelaars echter tijdelijk hoger.

De heer Ludwig Caluwé : Mijnheer de minister, het lijkt wel alsof u ervoor pleit om handelaars die niet lijden onder wegwerkzaamheden extra te belasten.

Minister Steve Stevaert : Neen, helemaal niet. Om de totale prijs van compensaties voor handelaars die verlies lijden door openbare werken betaalbaar te houden, stelde Unizo voor om hen een gewaarborgd maandelijks inkomen te verschaffen tijdens de duur van de werken. Dat is ongetwijfeld een goede zaak voor kleine middenstanders. Voor grote handelszaken met bijvoorbeeld een omzet van 100 miljoen frank per jaar, is een gewaarborgd inkomen van 30.000 frank of 50.000 frank per maand echter zinloos.

Nogmaals : we moeten er in de eerste plaats voor zorgen dat de duur van werken zo kort mogelijk wordt gehouden. Daarnaast kan er een voorstel van de volksvertegenwoordiging komen, maar mijns inziens gebeurt dat het best op federaal niveau. Als de Vlaamse overheid daarbij wordt betrokken, zullen we natuurlijk graag meewerken.

Eventueel kunnen de bestaande bepalingen in het Burgerlijk Wetboek over deze zaak worden uitgebreid. Wat een hypothetisch Vlaams noodfonds betreft, vraag ik me af met welk geld dat zal worden gespijsd, en welke verdeelsleutel daarvoor zal worden gebruikt.

Sommige gemeenten rekenen een verhaalbelasting aan na omvangrijke werken, omdat die doorgaans een meerwaarde tot gevolg hebben voor de aangelanden. Het Vlaams Gewest doet dat niet. Dat moet ook in aanmerking worden genomen. In sommige gevallen is het inkomstenverlies voor een handelaar zo groot, dat hij het faillissement aanvraagt. In dat geval realiseert de eigenaar van het pand waarin de handelszaak zich bevindt een meerwaarde. Het gaat dus om een heel complex probleem, waarvoor geen pasklare oplossing bestaat.

De heer Steverlynck schijnt zeer goed op de hoogte te zijn van deze zaak. Ik heb er het volste vertrouwen in dat hij een degelijk wetsvoorstel zal indienen.

De heer Jan Loones : Mijnheer de minister, het is waar dat er geen pasklaar antwoord bestaat. Het voorstel om elke handelaar die meer dan een maand af te rekenen heeft met werken, te aanzien als een schadegeval, is echter al te eenvoudig. Naar mijn mening moet een gedetailleerde begroting van de schade worden opgesteld en moet worden onderzocht wie ervoor verantwoordelijk is.

Er zal moeten worden uitgemaakt of bij de schaderaming de verwachte toekomstige winst mee in aanmerking wordt genomen en/of in rekening wordt gebracht dat de handelaar in kwestie in het verleden waarschijnlijk al eens extra winsten heeft geboekt door werken in aanpalende straten. Die overwegingen leiden mij tot de conclusie dat het hoger genoemd federaal wetsvoorstel alleen niet volstaat.

Zoals gezegd moet in de eerste plaats de duur van openbare werken worden bekort, en zal eender welke regeling het resultaat zijn van een afweging van individuele belangen tegen het algemeen nut. Naar mijn mening is het de plicht van het Vlaams Gewest om zijn verantwoordelijkheid op te nemen, en mag het deze zaak niet doorschuiven naar Unizo of de federale overheid. Tenslotte is het Vlaams Gewest de toezichthouder op de gemeenten en een belangrijk wegbeheerder.

Minister Steve Stevaert : Als Vlaanderen zijn patrimonium vernieuwt, dan brengt dat opbrengsten met zich mee voor de federale overheid. Het zou merkwaardig zijn als boetes voor overmatige hinder bij werken ook weer werden betaald met Vlaams belastingsgeld. Ik zeg niet dat de federale overheid deze zaak maar moet oplossen, maar we moeten heel goed nadenken voor we maatregelen nemen.

De heer Marc Cordeel : Het zou al een grote vooruitgang zijn als de lastenboeken een betere omschrijving van de werken omvatten.

De heer Ludwig Caluwé : Het wetsvoorstel dat ik samen met de heer Steverlynck heb ingediend, komt neer op het volgende. Als werken langer dan een maand duren, is het vermoeden gerechtvaardigd dat dit een probleem kan vormen voor de plaatselijke handelszaken. De opdrachtgever, wie dat ook is, moet in dat geval contact opnemen met de betrokken middenstanders en onderhandelen over een schadevergoeding die op zijn minst moet overeenkomen met het bestaansminimum voor de handelaar in kwestie. Eventueel kunnen toekomstige meeropbrengsten worden verrekend in die schadevergoeding. Op deze manier kunnen we vermijden dat eenmanszaken failliet gaan door infrastructuurwerken. Als de opdrachtgever en de handelaar niet tot overeenstemming komen, moet de rechtbank optreden.

Minister Steve Stevaert : Deze regeling biedt een oplossing voor de meest schrijnende gevallen, voornamelijk kleine handelaars. Grote zaken zullen er echter minder mee gebaat zijn. Het is niet altijd de exploitant die zijn betrekking bedreigd ziet, soms is zijn personeel de sigaar.

De ene aannemer is de andere niet. Sommige aannemers zijn een bron van problemen, andere proberen de overlast tot het minimum te beperken. Deze sector zou eens goed moeten nadenken en zelf ideeën aanbrengen om bijvoorbeeld de samenstelling van de lastenboeken te verbeteren. In andere landen gebeurt dat al. In Vlaanderen droomt elke burgemeester van meer coördinatie van werken voor nutsvoorzieningen. In de praktijk komt daar weinig van terecht. Misschien hebben we een goede PPS nodig om alle kabels en leidingen in één koker te leggen. De kosten daarvan zouden niet opwegen tegen de toekomstige besparingen.

De voorzitter : Mijnheer de minister, we vragen al jaren om een goed PPS-orgaan.

De heer Jul Van Aperen : Het initiatief van de heren Caluwé en Steverlynck is lovenswaardig. Er wordt aan een oplossing gewerkt, zowel voor werkgevers als werknemers. Die laatsten worden overigens beschermd door de sociale zekerheid.

Een zaak verdient meer aandacht : zelfstandigen doen vaak grote investeringen in hun onderneming. De huurwaarde van hun zaak zou dan ook mee moeten worden verrekend in de schadevergoeding, want doorgaans is de huur een van de zwaarste lasten. Enkel een bestaansminimum is daarom onvoldoende. Verder moeten we ons geen illusies maken : uiteindelijk zal het hoe dan ook de belastingbetaler zijn die opdraait voor de meerkost.

Minister Steve Stevaert : Als ook nog de huurwaarde in het spel komt, wordt de zaak heel ingewikkeld. De feitelijke huurwaarde van een handelszaak ligt tijdens de werken immers veel lager dan anders. Dat wil zeggen dat de eigenaar van het pand in die periode eigenlijk teveel huur krijgt. In feite zou hij de huurder daarvoor moeten compenseren.

De heer Ludwig Caluwé : Wellicht zou een Vlaams initiatief om renteloze leningen ter beschikking te stellen, een oplossing bieden voor dit probleem. Met zo’n lening kan een handelaar een moeilijke periode overbruggen.