1999 - 2004

Vragen voor Minister van Economie, Ruimtelijke Ordening en Media, Dirk Van Mechelen

4 October 2002

Schriftelijke Vraag over het afleveren van een vergunning voor het inplanten van een station voor autokeuring op het industrieterrein van Malle.

Vraag

Onlangs leverde U aan het Bureau voor Technische Controle (BTC) een vergunning af voor de bouw van een station voor autokeuring op het industrieterrein van de gemeente Malle, aan de Ambachtstraat.

BTC plant in de regio de bouw van een nieuw station vermits het station voor autokeuring in Brasschaat langs de E-19 te kampen heeft met te lange wachttijden. Bovendien zal een deel van de toegangsweg en de parking van het station plaats moeten maken voor de aanleg van de hogesnelheidslijn.

Reeds van in het begin van de aanvraagprocedure heeft het gemeentebestuur zich tegen de inplanting van dit station gekant, gelet op de ligging en de verwachte impact op de omgeving.

Het gemeentebestuur kreeg eerder ook geen gehoor bij het provinciebestuur en gaat nu, tegen de aflevering van de vergunning door de minister, in beroep bij de Raad van State.

1. Heeft de minister over deze kwestie ooit overleg gepleegd met een afvaardiging van het gemeentebestuur?

2. Binnen het gemeentebestuur bestaat de consensus dat op het industrieterrein geen distributie, recreatieve activiteiten of activiteiten gericht op een individuele behandeling worden toegelaten. Strookt deze visie, zoals die zal worden opgenomen in het goed te keuren gemeentelijk ruimtelijk structuurplan, met de inplanting van een station voor autokeuring?

3. Is de minister van oordeel dat een station voor autokeuring bij voorkeur op een industrieterrein moet voorzien worden?

4. Is er onderzoek verricht naar de impact inzake verkeersveiligheid en mobiliteit op het industrieterrein én in de gemeente na de te verwachten toestroom van honderden auto's met de bouw van het station?

5. Is de minister van oordeel dat de bereikbaarheid van de bedrijven op het industrieterrein én de dorpskernen van Oost- en Westmalle verenigbaar is met de overlast van bijkomend autoverkeer van en naar het autokeuringstation?

6. Zijn er door de aanvrager (BTC) alternatieve locaties in de regio onderzocht?

Antwoord

1. In het kader van de procedure van hoger bouwberoep werden alle partijen uitgenodigd en tezamen, inclusief de gemeente, op 25 juni 2002 gehoord door de behandelende administratie, in casu de afdeling Stedenbouwkundige Vergunningen van de administratie Ruimtelijke Ordening, Huisvesting en Monumenten en Landschappen.

2. Er zijn over Vlaanderen een twintigtal vergunde autokeuringsstations binnen de industriegebieden, waar dergelijke vestigingen door hun aard van activiteit een quasi industrieel karakter verkrijgen. De overheid beschouwde deze vestigingen dus als planologisch verenigbaar met het gewestplan. Het lijkt mij trouwens niet vanzelfsprekend om deze inrichtingen in een andere zone onder te brengen.

3 en 4. De gemachtigde ambtenaar heeft aangedrongen dat een mobiliteitseffecten-rapport (mober) zou worden voorgelegd. De aanvraagster heeft een uitgewerkt mober laten opmaken door het studiebureau Mens en Ruimte waarbij alle aspecten van veiligheid, mobiliteit en bereikbaarheid van de kernen Oost- en Westmalle werden geanalyseerd. Dit mober werd door de verkeersdeskundige van de afdeling Stedenbouwkundige Vergunningen positief beoordeeld. Ook de afdeling Ruimtelijke Planning van diezelfde administratie heeft de aanvraag wat de ruimtelijk verkeersdeskundige elementen betreft gunstig geadviseerd.

5.Bij de behandeling van de aanvraag is dit aspect van de zaak niet verder onderzocht. Mijn administratie heeft zich enkel geconcentreerd op de grondige evaluatie van de specifieke aanvraag voor die plaats daar dit het voorwerp was van de vergunningsvraag. Anderzijds heeft de aanvraagster sinds 1995 prospectie in de regio gedaan en betrokken grond verworven, dit na uitdrukkelijk gunstig advies van de gemeente op 5 december 1996, specifiek voor de opgegeven bestemming als autokeuringcentrum.