1999 - 2003

10 November 1999

Wetsvoorstel tot wijziging van de artikelen 279 en 280 van de nieuwe gemeentewet

TOELICHTING

In 1989 werd voor het eerst een aantal bepalingen ingevoerd om in het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest ook op gemeentelijk vlak het bestaan van de twee taalgemeenschappen te erkennen. Het ging om bescheiden eerste stappen. Zo mag men sindsdien op grond van artikel 279 van de gemeentewet in gemeenten waar zowel Franstaligen als Nederlandstaligen deel uitmaken van het schepencollege, een extra schepen aanwijzen. Overeenkomstig artikel 6, § 4, van de OCMW-wet moet in elke OCMW-raad van het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest minstens 1 Nederlandstalige worden opgenomen. Op grond van artikel 280 van de gemeentewet heeft dit OCMW-raadslid inzagerecht in de stukken van de gemeenteraad zoals een gemeenteraadslid, indien de gemeenteraad geen Nederlandstalige leden telt.

Het ogenblik lijkt gekomen om bijkomende stappen te zetten.

Dit is niet enkel in het belang van de Nederlandstalige inwoners van Brussel. Vandaag pendelen dagelijks meer dan 200 000 Vlamingen naar Brussel voor hun broodwinning. Indien slechts een klein gedeelte van deze omvangrijke groep zich in Brussel zou vestigen, zouden de inkomsten van het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest in belangrijke mate toenemen en zou er ook een substantiële bijdrage geleverd worden tot de oplossing van het mobiliteitsprobleem in en om Brussel. Opdat meer Vlamingen deze stap zouden zetten, zouden zij zich meer thuis moeten kunnen voelen in de Brusselse gemeenten, onder meer door de waarborg dat zij zich overal in het Nederlands kunnen uitdrukken en binnen het lokale bestuur over vertrouwenspersonen beschikken.

Daarbij liggen twee opties voor. Ofwel fuseren de 19 gemeenten van het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest en nemen de instellingen van het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest de gemeentelijke bevoegdheden over, ofwel zorgt men ervoor dat de twee taalgemeenschappen op voldoende wijze aan bod komen in elke gemeente. In dit wetsvoorstel wordt de tweede weg gekozen.

Concreet houdt het voorstel in dat er in elke gemeente minstens 5 Nederlandstalige gemeenteraadsleden en 2 Nederlandstalige schepenen zijn.

Indien dit aantal niet via verkiezingen wordt bereikt, worden de eerste niet verkozen Nederlandstaligen mee opgenomen in de gemeenteraad. Om te bepalen wie de eerste niet gekozen kandidaten zijn, wordt de zetelverdeling overeenkomstig artikel 56 en 57 van de gemeentekieswet verdergezet totdat men voldoende Nederlandstaligen heeft.

Indien er slechts 5 Nederlandstaligen deel uitmaken van de raad, kan een Nederlandstalig raadslid dat om een of andere reden uit de raad wegvalt, enkel opgevolgd worden door een Nederlandstalige.

Tevens houdt dit voorstel in dat er minstens 2 Nederlandstalige schepenen aangewezen worden.

Uiteraard gelden deze bepalingen wetstechnisch zowel voor Franstaligen, als voor Nederlandstaligen, ook al zullen ze in de praktijk binnen een voorzienbare toekomst enkel Nederlandstaligen ten goede komen.

De taalaanhorigheid wordt, zoals voor de bestaande beschermingsregels op gemeentelijk vlak, bepaald door artikel 23bis van de gemeentekieswet. Dit wil zeggen dat de taalaanhorigheid van Nederlandstaligen of Franstaligen kan worden bevestigd door ofwel de handtekening van 100 gemeenteraadskiezers met een Nederlandstalige respectievelijk Franstalige identiteitskaart, ofwel de handtekening van ten minste twee leden van de Brusselse Hoofdstedelijke Raad of twee aftredende gemeenteraadsleden die behoren tot dezelfde taalgroep.
Ludwig CALUWÉ.
Luc VAN DEN BRANDE.

WETSVOORSTEL

Artikel 1

Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.
Art. 2

Artikel 279 van de nieuwe gemeentewet, ingevoegd bij de wet van 16 juni 1989 en gewijzigd bij de wet van 21 maart 1991, wordt vervangen als volgt :

« Art. 279. ­ § 1. In de gemeenten van het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest telt de gemeenteraad ten minste vijf leden van de Nederlandse en ten minste vijf leden van de Franse taalaanhorigheid.

§ 2. Indien er niet ten minste vijf leden van de Nederlandse en ten minste vijf leden van de Franse taalaanhorigheid rechtstreeks verkozen werden in de gemeenteraad, worden de eerste niet verkozenen van de onvoldoende vertegenwoordigde taalgroep opgenomen in de gemeenteraad totdat het aantal van vijf bereikt is. Deze toegevoegde raadsleden hebben dezelfde bevoegdheden als de verkozen raadsleden.

Om te bepalen wie de eerste niet verkozen kandidaten van de onvoldoende vertegenwoordigde taalgroep zijn wordt de bepaling van quotiënten overeenkomstig artikel 56 van de gemeentekieswet en de verdeling van de zetels binnen een kandidatenlijst overeenkomstig artikel 57 van dezelfde wet verdergezet, totdat er voldoende kandidaten van deze taalgroep zijn aangewezen.

§ 3. Indien in de gemeenten van het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest de gemeenteraad slechts vijf leden ofwel van de Nederlandse, ofwel van de Franse taalaanhorigheid telt, wordt een lid van deze taalaanhorigheid dat ophoudt deel uit te maken van de gemeenteraad, opgevolgd door de eerste opvolger van zijn lijst met dezelfde taalaanhorigheid. Indien op de lijst waarop het raadslid verkozen werd geen kandidaten meer voorkomen van dezelfde taalaanhorigheid, wordt het raadslid opgevolgd door de eerste kandidaat die in aanmerking zou komen overeenkomstig de bepalingen van § 2, tweede lid.

§ 4. De taalaanhorigheid van de kandidaten wordt bepaald overeenkomstig artikel 23bis van de gemeentekieswet. »
Art. 3

Artikel 280 van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 16 juni 1989, wordt vervangen als volgt :

« Art. 280. ­ § 1. In de gemeenten van het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest wordt het aantal schepenen, zoals vastgesteld bij artikel 16, vermeerderd met 1 eenheid.

§ 2. In de gemeenten van het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest worden ten minste twee schepenen van de Nederlandse en twee schepenen van de Franse taalaanhorigheid verkozen.

Indien op het ogenblik van de verkiezingen van de voorlaatste schepen, zoals geregeld in artikel 15, nog geen enkel raadslid ofwel van de Nederlandse, ofwel van de Franse taalaanhorigheid tot schepen werd verkozen, kunnen enkel de raadsleden van wie de taalaanhorigheid in het eerste geval Nederlands is of Frans in het tweede geval, zich kandidaat stellen voor dit mandaat. Indien op het ogenblik van de verkiezing van de laatste schepen, zoals geregeld in artikel 15, nog maar één raadslid ofwel van de Nederlandse, ofwel van de Franse taalaanhorigheid tot schepen werd verkozen, kunnen enkel de raadsleden van wie de taalaanhorigheid in het eerste geval Nederlands is of Frans in het tweede geval, zich kandidaat stellen voor dit laatste mandaat.

§ 3. Indien het mandaat van een schepen van een taalgroep die slechts twee eenheden telt in het schepencollege, voortijdig een einde neemt, kunnen enkel de raadsleden van dezelfde taalaanhorigheid zich kandidaat stellen voor dit mandaat. »
Ludwig CALUWÉ.
Luc VAN DEN BRANDE.