1999 - 2003

Vragen voor Minister van Telecommunicatie en Overheidsbedrijven en Participaties, Rik Daems

25 May 2000

Schriftelijke Vraag over de nummeroverdraagbaarheid

Vraag

.
De Europese richtlijn 98/61/EG van 24 september 1998 legt de verplichting op om de nummeroverdraagbaarheid in te voeren vanaf 1 januari 2000 aan alle operatoren die beschikken over geografische en niet-geografische nummers, met uitsluiting van de nummers die worden gebruikt voor mobiele diensten.
In België werd deze richtlijn via het koninklijk besluit van 16 maart 2000 betreffende de overdraagbaarheid van de nummers van de abonnees van de telecommunicatiediensten omgezet en geldt deze verplichting sinds 1 mei 2000.
In dit verband, volgende vragen aan de geachte minister :
Welke problemen werden sinds de invoering van deze verplichting door het BIPT geregistreerd ?
Zijn de operatoren er in geslaagd de uitwisseling van informatie volledig te automatiseren ? Hebben de consumenten hiervan hinder ondervonden ?
In welke mate kan u aantonen dat deze beslissing een impact heeft op de migratiecijfers van de voorbije weken ? Beschikt u reeds over cijfermateriaal ? Welke administratie is verantwoordelijk voor de monitoring (opvolging) van deze gegevens ?
Overweegt u eenzelfde verplichting op te leggen aan de mobiele operatoren ?

Antwoord

Het geachte lid gelieve hieronder het antwoord op de gestelde vraag te willen vinden.
Teneinde de nummeroverdraagbaarheid conform het vigerend wettelijk kader in te voeren heeft het Belgisch Instituut voor postdiensten de Number Portability Task Force (NPTF) opgericht. De eerste vergadering hiervan is reeds doorgegaan op 26 februari 1998. Tot dit platform worden alle operatoren toegelaten die over een reservatie en of toewijzing van geografische of niet-geografische nummers beschikken.
De NPTF heeft onder andere alle specificaties opgesteld teneinde de uitwisseling van vereiste informatie tussen operatoren om een nummer te porteren zoveel mogelijk te automatiseren.
Het resultaat van deze werkzaamheden is dat momenteel in 95 % van de installaties de ondersteunende operationele processen volledig automatisch verlopen. De resterende gevallen zijn meestal dermate complex dat menselijke interventie in de processen nodig zal blijven.
Gezien de lange en uitgebreide voorbereidingsfase zijn er weinig of geen problemen geweest met concrete porteringen van nummers. Het koninklijk besluit betreffende de overdraagbaarheid van de nummers van de abonnees van de telecommunicatiediensten van 16 maart 2000 voorziet dat de operatoren aan een aantal strikte kwaliteitsvereisten moeten voldoen. Zo bedraagt de tijdsspanne waarbij de abonnee na de aanvang van de nummeroverdracht geen oproepen kan ontvangen voor PSTN en ISDN (eenvoudige installaties) maximum 10 minuten in 95 % van de gevallen. De eerste ervaringen wijzen uit dat in de praktijk een nog veel beter resultaat wordt behaald. Bovendien zal aan de eindgebruikers ook de mogelijkheid worden geboden om nummers te porteren buiten de normale diensturen.
Het is op dit ogenblik zeer moeilijk om de concrete impact op de telecommarkt van de invoering van de nummeroverdraagbaarheid te evalueren. Maar er kan niet worden getwijfeld dat deze faciliteit in belangrijke mate bijdraagt in de verdere ontplooiing van de concurrentie in de telecommunicatiesector.
Het bovenstaand koninklijk besluit voorziet dat het Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie op regelmatige tijdstippen statistieken kan opvragen over het aantal geporteerde nummers. Gezien de nummeroverdraagbaarheid pas volledig beschikbaar is sinds 1 mei zijn er nog geen relevante gegevens beschikbaar.
De nummeroverdraagbaarheid voor GSM wordt bestudeerd in het kader van de « 99 Review » van de Europese Commissie. Hierin wordt voorgesteld om eenzelfde verplichting aan mobiele operatoren op te leggen binnen 2 tot 3 jaar.