1999 - 2003

Vragen voor minister van Begroting, Maatschappelijke Integratie en Sociale Economie, Johan Vande Lanotte

20 January 2000

Mondelinge Vraag over de inplanting van nieuwe open asielcentra in Ekeren en Wommelgem

Vraag

De heer Ludwig Caluwé (CVP). - De voorbije dagen verklaarde de vice-eerste minister dat de beslissing omtrent de vestiging van nieuwe asielcentra in Ekeren en Wommelgem door de Ministerraad genomen werd. Volgens zijn kabinet werden de voorstellen drie keer aan de Ministerraad voorgelegd, zonder dat daar enige opmerking over werd gemaakt. Ook gisteravond bevestigde de vice-eerste minister nogmaals dat de Ministerraad de vestiging van nieuwe centra wel degelijk goedkeurde. "Dit is geen standpunt. Dit is een pure feitelijkheid.", zegde hij
De eerste minister, blijkbaar gevolg gevend aan de oproep van de partijvoorzitter van de vice-eerste minister om orde op zaken te stellen in de regering, verklaarde gisteravond nochtans dat nog geen beslissing genomen werd en dat de vice-eerste minister de beslissing enkel voorbereidde.
Mag ik vragen wie gelijk heeft? Bereidt de vice-eerste minister de beslissing enkel voor of is ze reeds genomen en heeft de eerste minister in dat geval ongelijk?
Meer ten gronde zou ik graag weten of de vice-eerste minister de lokale verantwoordelijken vooraf op de hoogte heeft gebracht? Dat dit bij vorige vestigingen niet gebeurde, was toen immers de belangrijkste kritiek.
Tevens wil ik vragen welke inspanningen de vice-eerste minister heeft gedaan om alternatieven te vinden voor Ekeren en Wommelgem? Indien deze beslissing wordt aangehouden, zou de helft van de plaatsen in open asielcentra in Vlaanderen zich in de brede Antwerpse agglomeratie bevinden. Daarbij komt nog dat een groot aantal asielzoekers die aan landelijke OCMW's worden toegewezen, zich in het Antwerpse vestigen.
De lokale verantwoordelijken zijn er, zeker in Kapellen en in Lint, met grote inspanningen in geslaagd om de onrust die hieromtrent bij de bevolking was ontstaan op het ogenblik van de beslissing, op te vangen en om te zetten tot aanvaarding en zelfs ondersteuning. Toch lijkt een betere spreiding over het Vlaamse land wenselijk te zijn. Welke inspanningen heeft de vice-eerste minister tot op heden in dit verband gedaan?

Antwoord

De heer Johan Vande Lanotte, vice-eerste minister en minister van Begroting, Maatschappelijke Integratie en Sociale Economie. - Allicht zal ik het antwoord dat in de Kamer werd gegeven, enigszins herhalen.
Tussen de eerste minister en mijzelf bestaat geen enkele onduidelijkheid. Na een lang interview over een andere materie werd de eerste minister nogmaals een vraag gesteld over deze aangelegenheid. Hij heeft zich misschien onduidelijk uitgedrukt, wat hij evenwel onmiddellijk heeft rechtgezet in de pers.
Er werd een beslissing genomen door de regering. Gelet op de gevoeligheid van het thema wordt de beslissing tot vestiging van een asielcentrum reeds jaar en dag niet genomen door één minister, maar door de Ministerraad. De eerste minister heeft er terecht op gewezen dat nog verder moet worden onderzocht hoe de beslissing kan worden uitgevoerd. Dit is vooral het geval voor Wommelgem. Voor Ekeren is het relatief eenvoudig, gelet op de instapklare gebouwen.
Er is echter geen sprake van een concentratie, wat vroeger wel zo was. In 1994 betaalde het OCMW van Antwerpen meer dan 2 300 kandidaat-vluchtelingen, wat evenwel door de overheid werd terugbetaald. Begin 1999 ging het nog om 470 dossiers, of een vijfde. Dat aantal is intussen nog gedaald, maar de cijfers die ik vermeld, zijn de meest recente en betrouwbare.
Het aantal asielzoekers dat van het OCMW van Antwerpen afhankelijk is, is dus met 80% verminderd ingevolge het spreidingsbeleid van de regering. In de discussie wordt dit evenwel nooit vermeld. Antwerpen, Kapellen en Wommelgem meegerekend, vangt met 4,8% van de bevolking 5,2% van de asielzoekers op. Dit percentage is nagenoeg evenredig met dat van de andere provincies. West-Vlaanderen bijvoorbeeld vangt met 11% van de bevolking 10% van de asielzoekers op. Ik herhaal dat die nagenoeg gelijke verdeling niet onlogisch is, gelet op het spreidingsplan.
In dit dossier bestaan geen tal van alternatieven. We kunnen gebruik maken van legerinstallaties, waarover we gemakkelijk kunnen beschikken, bijvoorbeeld Wommelgem, en van een aantal aangepaste instellingen. De lokalen in Ekeren werden ons aangeboden. Bovendien zijn we op zoek naar instellingen waar gezinnen met kinderen en ook gehandicapten kunnen verblijven, want die zijn er ook. Het gebouw in Ekeren is hiervoor het meest geschikt.
Er wordt veel gesproken over overlast. In totaal zullen er maar ongeveer honderd personen naar Ekeren komen, bijna allemaal families, maar ook zieken en gehandicapten. Op een bepaald ogenblik werd gezegd dat er in Ekeren een bom was ingeslagen. Als de vestiging van ongeveer honderd mensen, families, zieken en gehandicapten, in een stad als Antwerpen als een bom inslaat, moeten we daar toch eens ernstig over nadenken.
Het was niet mijn initiatief om dit bericht vroegtijdig te verspreiden. De definitieve beslissing is op vrijdag genomen en het bericht is zaterdag al de wereld in gestuurd. Iemand heeft het blijkbaar nodig gevonden het in een zondagskrant te publiceren. Dat was op zijn zachtst uitgedrukt een foutieve en stomme beslissing. Het gevolg daarvan is dat er geen ernstige communicatie meer mogelijk is.
Wie denkt dat ernstig communiceren synoniem is met "vooraf meedelen" heeft het bij het verkeerde eind. Wanneer er wordt bekendgemaakt dat er over twee weken waarschijnlijk maatregelen worden genomen, gebeurt er niets. Dat weet iedereen. De heisa die nu van in het begin gemaakt is, heeft een goede communicatie onmogelijk gemaakt. We zullen proberen de bevolking in de komende weken eerlijke en correcte informatie te geven. We hopen zo de vele vooroordelen uit de weg te kunnen ruimen. In andere gemeenten is ons dat gelukt, dus dat moet hier ook mogelijk zijn.
Ik vertel even een anekdote. In Menen, toch geen grote stad, verblijven momenteel 70 asielzoekers in een open centrum. Toen dat onlangs in de krant verscheen, zei iemand mij dat hij dat eigenlijk al helemaal vergeten was. Niemand blijft daar blijkbaar nog bij stilstaan. Het kan dus ook anders, maar dan moet een en ander vanop een afstand worden bekeken en gerelativeerd.
De politieke partijen - maar niet iedere partij is daartoe bereid - moeten proberen deze zaak zo goed mogelijk op te vangen. De Antwerpse bevolking moet in ieder geval duidelijk worden gemaakt dat ze inzake het aantal kandidaat-vluchtelingen in verhouding tot het bevolkingsaantal gewoon haar deel doet en niets meer en dat de situatie er sedert 1994 aanzienlijk op verbeterd is. Hoewel het aantal asielzoekers de voorbije jaren is gestegen, is hun aantal in Antwerpen de jongste vijf jaar immers meer dan gehalveerd. Ik zou het ten zeerste op prijs stellen dat ook die boodschap wordt verspreid.

Repliek

De heer Ludwig Caluwé (CVP). - Ik stel vast dat de vice-eerste minister gisteren gelijk had en niet de eerste minister. Dat versterkt mijn indruk dat de heer Vande Lanotte de eigenlijke eerste minister langs Nederlandstalige zijde is en dat die door de eerste minister niet zo vlug zal worden teruggefloten.
Het steeds moeten zoeken naar nieuwe opvangcentra is ten dele toch het gevolg van het aanzuigeffect van het huidige asielbeleid. Ik kan ook niet naast de vaststelling dat Antwerpen goed is voor de helft van de open centra in Vlaanderen. Dat is toch overdreven.
De vice-eerste minister heeft ook niet gezegd dat er naar een alternatief gezocht is, maar dat dit mislukt is. Ik heb de indruk dat er niet gezocht is. De centra in Ekeren en Wommelgem zijn beschikbaar en dus werd er beslist zonder met de totaliteit rekening te houden. Ik had verwacht dat er ook in andere provincies zou worden gezocht. In de provincie Oost-Vlaanderen worden er maar 55 asielzoekers opgenomen, namelijk in Deinze. Er is geen enkel centrum in Gent of in Oostende.
Wanneer de lokale overheden met dit fenomeen geconfronteerd worden, zullen ze hun verantwoordelijkheid zeker niet ontvluchten en de mensen naar best vermogen proberen op te vangen. Ik verwijs naar Kapellen en Lint.
De beslissing is genomen, maar niets belet de regering deze beslissing ongedaan te maken. Ik vraag de vice-eerste minister hier nog eens grondig over na te denken en alsnog andere locaties te zoeken.

De heer Johan Vande Lanotte, vice-eerste minister en minister van Begroting, Maatschappelijke Integratie en Sociale Economie.- Ik wil de heer Caluwé niets wijsmaken. We zoeken niet naar alternatieven, maar naar bijkomende plaatsen, want we zijn nog lang niet aan het einde van onze zoektocht. Eventuele andere locaties zullen altijd bijkomend zijn en geen alternatieven. De realiteit is dat de bestaande capaciteit nog altijd ontoereikend is, alhoewel ik er moet aan toevoegen dat we deze week iedereen die binnengekomen is in een federaal centrum hebben kunnen plaatsen.