1995 - 1999

12 December 1995

Wetsvoorstel tot wijziging van artikel 4 van de wet van 29 juli 1991 betreffende de uitdrukkelijke motivering van de bestuurshandelingen

TOELICHTING

Vanuit een standpunt van versterkte democratie werd beslist dat de overheid haar beslissingen moet motiveren. Hierdoor werd de burger waarborgen verleend waar hij voorheen in vele gevallen machteloos stond. Er zijn echter omstandigheden die motivering onmogelijk maken. Eén ervan is de bij geheime stemming totstandgekomen beslissingen.

De motivering als expressie van een handeling, die moet toegelicht worden, is in tegenspraak met het geheim van de stemming. De minister van Binnenlandse Zaken bevestigde tijdens de bespreking in de Senaat van het wetsvoorstel betreffende de uitdrukkelijke motivering van de bestuurshandelingen, dat het resultaat van de geheime stemming een voldoende motivering is. De geheime stemming is volgens de minister van Binnenlandse Zaken voor de burger een sluitender garantie dan de motivering van een bestuurshandeling (Parl. Hand. , Senaat, 1990-1991, 24 april 1991, blz. 2012).

Hoe kan men een gezamenlijk standpunt, optelsom van individuele standpunten, én motiveren én het geheim van de stemming respecteren ?

Dat bestaat niet en als men dit toch wil volhouden, komt men tot groteske scenario's. Als voorbeeld leze men er de omzendbrief op na van 18 november 1992 van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap (Belgisch Staatsblad , van 5 februari 1993, blz. 2400) betreffende de toepassing van de « Uitdrukkelijke Motiveringswet » op besluiten van provinciale en gemeentelijke overheden.

De beslissingen inzake benoemingen en bevorderingen zijn onderworpen aan een aantal verplichtingen opdat die beslissingen, bij geheime stemming genomen, zouden voldoen aan de motiveringsplicht. Welnu, de opgelegde verplichtingen in de omzendbrief beantwoorden geenszins aan de notie « motivering ».

Het opnemen van een uitdrukkelijke en afdoende motivering in het voorstel van beslissing tot benoeming van een kandidaat is in de praktijk meestal niet doenbaar. De meerderheid (bijvoorbeeld van de benoemende overheid) is vaak samengesteld uit personen die voor een voorstel van beslissing tot benoeming van een kandidaat stemmen, maar dit op grond van zeer uiteenlopende redenen. Wanneer men nu bijvoorbeeld van de leden van een gemeenteraad gaat eisen dat zij zich scharen achter één kandidaat en allemaal omwille van dezelfde redenen, dan wordt het geheim van de stemming niet gerespecteerd.

Tal van tussenkomsten in Kamer en Senaat tijdens de bespreking van de « Uitdrukkelijke Motiveringswet » van 29 juli 1991, bewijzen dat het probleem werd onderkend. Tegenstrijdige verklaringen en een onduidelijke tekst hebben tot gevolg dat de geheime stemming volgens de meeste voogdijbesturen onder de toepassing van de wet van 29 juli 1991 valt.

Dit wetsvoorstel heeft tot doel de zaken duidelijk te stellen.

Het herneemt de tekst van een wetsvoorstel dat tijdens de vorige zittingsperiode werd ingediend door de heer Herman Suykerbuyk [Gedr. St. Senaat nr. 965-1 (1993-1994)].
Ludwig CALUWÉ.

WETSVOORSTEL

Artikel 1

Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.

Art. 2

Artikel 4 van de wet van 29 juli 1991 betreffende de uitdrukkelijke motivering van de bestuurshandelingen wordt aangevuld met een tweede lid, luidende :

« De motiveringsplicht is niet van toepassing voor handelingen of beslissingen die het gevolg zijn van een geheime stemming. »

Ludwig CALUWÉ.
Sabine de BETHUNE.
Jacques D'HOOGHE.