1995 - 1999

Vragen voor de Staatssecretaris voor veiligheid , maatschappelijke integratie en leefmilieu, Peeters

22 March 1999

Schriftelijke Vraag over de tegemoetkoming voor gehandicapten

Vraag

Met ingang van juli 1993 werden kinderbijslagen in aanmerking genomen voor het bepalen van de grootte van de inkomensvervangende tegemoetkoming. Voor vele gehandicapten heeft deze nieuwe regeling tot een daling van hun tegemoetkoming geleid. Sinds een aantal maanden kon nogal wat rumoer worden waargenomen in de sector rond dit gegeven.

In een arrest van het arbeidshof van Antwerpen, d.d. 8 januari 1998 (arrest nr. 792), werd een hoger beroep van de Belgische Staat tegen een vonnis van de arbeidsrechtbank van Antwerpen beslist. Het ging om een meerderjarig persoon, vertegenwoordigd door de moeder, die de verhoogde kinderbijslag behoudt, maar die wordt door het ministerie in aanmerking genomen voor de berekening van de inkomensvervangende tegemoetkoming, waardoor deze laatste vermindert. De betrokkene en zijn vertegenwoordiger betwistten deze beslissing.

De Belgische Staat werd én door de arbeidsrechtbank én door het arbeidshof in het ongelijk gesteld. Het is de moeder die in dit geval aanzien wordt als de bijslagtrekkende, niet de persoon met een handicap waarrond het tegemoetkomingsdossier werd opgesteld.

Zal de geachte staatssecretaris de uitkeringen van de personen die zich in dit geval bevinden overeenkomstig deze uitspraak verhogen ? Wat gebeurt er met die gehandicapten die sinds 1993 hun tegemoetkoming zagen verminderen door de kinderbijslag die er afgetrokken wordt ?

Antwoord

Ik heb de eer het geachte lid mede te delen dat er nog geen uitsluitsel is aangaande de betwisting betreffende de aanrekening van de kinderbijslag voor de vaststelling van het recht op een inkomensvervangende tegemoetkoming, dit indien deze kinderbijslag niet uitgekeerd wordt aan de gehandicapte maar aan een ander persoon.

Als gevolg op arresten van ondermeer het arbeidshof van Antwerpen werd door de dienst Tegemoetkomingen aan gehandicapten een voorziening in cassatie ingesteld tegen deze arresten.

Deze dienst verwerpt het standpunt van de arbeidsgerechten waarbij gesteld wordt dat de kinderbijslag die uitgekeerd wordt ten behoeve van de gehandicapte, maar uitbetaald wordt aan een ander persoon, niet zou vallen onder toepassing van artikel 13, § 1, 1º, van de wet van 27 februari 1987 betreffende de tegemoetkomingen aan gehandicapten.

In afwachting van een uitspraak door het Hof van Cassatie worden een aantal lopende procedures voor de arbeidsgerechten momenteel niet beëindigd; in dezelfde optiek werd er tot nog toe niet overgegaan tot verhoging van de tegemoetkomingen in de door het lid bedoelde gevallen.