1995 - 1999

Vragen voor de Minister van Binnenlandse Zaken, Johan Vande Lanotte

9 December 1997

Schriftelijke Vraag over de gevolgen van het taalhoffelijkheidsakkoord

Vraag

1. Wijzigt een zogenaamd Brussels taalhoffelijkheidsakkoord op enigerlei wijze de bevoegdheden en de opdrachten van de vice-gouverneur van het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad ?

2. Dient hij, met name, de correcte en onverkorte toepassing van de taalwet (zie uw antwoord op vraag nr. 133 van de heer Olivier van 30 april 1996) al dan niet verder te controleren en desgevallend te sanctioneren ?

Antwoord

Antwoord : 1 en 2. Het Brussels taalhoffelijkheidsakkoord wijzigt uiteraard niets aan de bevoegdheid van de vice-gouverneur van het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad, zoals deze is vastgelegd in artikel 65 van de gecoördineerde wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken. Ook mijn antwoord op de parlementaire vraag nr. 133 d.d. 30 april 1996 van de heer Olivier blijft onverminderd van kracht.

Ik wil er echter de aandacht van het geachte lid op vestigen dat het niet enkel de taak is van de vice-gouverneur te controleren en te sanctioneren, maar er op alle wijzen toe bij te dragen dat de taalwetten nageleefd worden te Brussel. In deze optiek heeft de vice-gouverneur er mede toe bijgedragen dat het taalhoffelijkheidsakkoord tot stand kwam.

Dit taalhoffelijkheidsakkoord bepaalt onder meer :

dat bij de aanwerving van personeelsleden in de Brusselse besturen de voorrang zal gegeven worden aan kandidaten die geslaagd zijn voor het taalexamen, georganiseerd door het Vast Wervingssecretariaat;dat de personeelsleden die nog niet geslaagd zijn voor het taalexamen de kans zullen krijgen taallessen te volgen als passende voorbereiding op het taalexamen van het VWS.
In die zin vormt het taalhoffelijkheidsakkoord een instrument om meer respect voor de taalwetgeving af te dwingen in de Brusselse besturen.